
Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit
Terug naar navigatie - - Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteitDefinitie weerstandsvermogen
Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit - Definitie weerstandsvermogenHet weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen of waar na het treffen van maatregelen nog restrisico’s overblijven, met de kans dat deze risico’s zich voordoen. De verhouding wordt uitgedrukt in een ratio.
Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing
Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit - Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersingHet beleid ten aanzien van risico’s en weerstandsvermogen hebben wij vastgelegd in de Nota Reserves, Voorzieningen, Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2017. Wij streven na om geen onnodige risico’s te lopen, en zoveel mogelijk risico’s af te dekken, mits financieel verantwoord. Risico’s die niet worden afgedekt door bijvoorbeeld een verzekering of een voorziening, moeten kunnen worden opgevangen door de beschikbare weerstandscapaciteit.
De definitie van een risico luidt als volgt: De kans op het optreden van een gebeurtenis, die zowel positieve als negatieve gevolgen voor de gemeente kan hebben, waarvan de omvang nog onbekend is, maar van materiële betekenis kan zijn (groter dan N 250). Eenvoudiger gezegd bestaat een risico dus uit kans * impact. In lijn met de genoemde beleidsnota hanteren we voor wat betreft de kans van voordoen in de basis drie varianten: lage kans (25%), gemiddelde kans (50%) en hoge kans (75%). Waar deze varianten niet volstaan, hebben we dit aangepast in 1%, 5% en 100%. Voor wat betreft de impact, zijn er drie varianten mogelijk:
- Als de impact redelijk goed in te schatten is: als vaste waarde;
- Als de impact moeilijker in te schatten is: met een bandbreedte, waarin we een onder- en bovengrens geven en we rekenen met het gemiddelde;
- Als de impact (nog) niet in te schatten is: als pm.
Bij risico’s met een incidenteel karakter hanteren we een factor van 1, omdat het risico zich in één keer voor zal kunnen doen. Voor risico’s met een structureel karakter hanteren we een factor van 5, gebaseerd op het lopende begrotingsjaar en de vier begrotingsjaren erna. Dat betekent dat de weerstandscapaciteit vijf maal zo groot moet zijn dan het totaalbedrag van het structurele risico.
De kwaliteit van het weerstandsvermogen wordt bij de begroting en jaarstukken gemeten. Dat wil zeggen dat we het weerstandsvermogen actualiseren en ook de risico’s opnieuw beoordelen. Zo kan het zijn dat er telkens nieuwe risico’s worden geïdentificeerd en dat eerder geconstateerde risico’s verdwijnen.
Overzicht risico's
Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit - Overzicht risico'sHieronder een overzicht van de risico’s die op dit moment nog bestaan of nieuw zijn.
Totaal lijst risico's |
Nieuw / bestaand |
Hoger / gelijk / lager risico t.o.v. JS24 |
||
---|---|---|---|---|
Algemene risico's |
||||
1 |
Algemene uitkering Gemeentefonds |
Bestaand |
Hoger |
|
2 |
Fiscaliteiten |
Bestaand |
P.M. |
|
3 |
Dividenden |
Bestaand |
Gelijk |
|
4 |
Verleende borgstellingen voor instellingen |
Bestaand |
Gelijk |
|
5 |
Oplopende rentelasten |
Bestaand |
P.M. |
|
6 |
Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) |
Bestaand |
Gelijk |
|
Risico's sociaal domein |
||||
7 |
Jeugdzorg |
Bestaand |
Lager |
|
8 |
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) |
Bestaand |
P.M. |
|
9 |
Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen |
Bestaand |
P.M. |
|
Overige risico's |
||||
10 |
Onderwijshuisvesting - beleidsrisico's |
Bestaand |
P.M. |
|
11 |
Onderwijshuisvesting - projectrisico's |
Bestaand |
P.M. |
|
12 |
Onderwijshuisvesting - meerjarige opgave (SHO) |
Bestaand |
P.M. |
|
13 |
Grondexploitaties |
Bestaand |
Gelijk |
|
14 |
Impact nieuwe omgevingswet en Wkb op leges omgevingsvergunningen |
Bestaand |
P.M. |
|
15 |
Risico's Rivium District |
Bestaand |
Lager |
|
16 |
Leerlingenvervoer |
Nieuw |
P.M. |
|
Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)
Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit - Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)De risico's die gekwantificeerd zijn en daarbij de basis voor de 'benodigde weerstandscapaciteit' vormen, staan in onderstaande tabel weergegeven.
Berekening benodigde weerstandscapaciteit / risico's (x € 1.000) |
I/S* |
Kans |
Impact |
Riscobedrag |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
|||||
Nr. |
Risico = kans * impact |
|||||||
1 |
Algemene uitkering - herverdeling gemeentefonds (vanaf 2027) |
S |
50% |
-3.200 |
0 |
-1.600 |
-1.600 |
-1.600 |
3 |
Dividenden |
S |
50% |
-110 |
0 |
0 |
-55 |
0 |
4 |
Verleende borgstellingen voor instellingen |
I |
5% |
-6.462 |
-323 |
-323 |
-323 |
-323 |
6 |
Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) |
I |
0,1% |
-454.381 |
-454 |
-454 |
-454 |
-454 |
7 |
Jeugdzorg |
S |
50% |
-2.082 |
-777 |
-974 |
-1.099 |
-1.313 |
13 |
Grondexploitaties |
I |
100% |
1.138 |
1.138 |
1.138 |
1.138 |
1.138 |
13 |
Grondexploitaties |
I |
100% |
-2.929 |
-2.929 |
-2.929 |
-2.929 |
-2.929 |
Subtotaal structureel |
-777 |
-2.574 |
-2.754 |
-2.913 |
||||
Totaal, structurele risico's vermenigvuldigt met 5 jaar |
-6.453 |
-15.438 |
-16.338 |
-17.133 |
||||
* I = Incidenteel (1 jaar) S = Structureel (5 jaar) |
Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio
Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit - Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratioHieronder staat de beschikbare weerstandscapaciteit en de berekening van de weerstandsratio. In 2026 is, conform de vastgestelde Kadernota 2026, € 50 miljoen onttrokken aan de algemene reserve om twee kapitaallasten reserves in te stellen. Hierdoor is het saldo van de algemene reserve in 2027 lager.
Beschikbare weerstandscapaciteit (x € 1.000) |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
---|---|---|---|---|
Post onvoorzien |
34 |
34 |
34 |
34 |
Algemene Reserve minimumniveau* |
10.000 |
10.000 |
10.000 |
10.000 |
Algemene reserve* |
143.599 |
97.513 |
101.531 |
97.194 |
Totaal beschikbare weerstandscapaciteit |
153.633 |
107.547 |
111.565 |
107.228 |
*) Reserves: stand per 1-1 |
||||
Berekening weerstandsratio (x € 1.000) |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
Benodigde weerstandscapaciteit |
-6.453 |
-15.438 |
-16.338 |
-17.133 |
Beschikbare weerstandscapaciteit |
153.633 |
107.547 |
111.565 |
107.228 |
Weerstandsratio |
23,8 |
7,0 |
6,8 |
6,3 |
Financiële kengetallen
Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit - Financiële kengetallenHet Besluit Begroting en Verantwoording provincie en gemeenten schrijft voor dat we door middel van kengetallen inzicht geven in onze financiële positie. Gemeenten zijn vrij om hier zelf duiding aan te geven. Niettemin heeft de provincie Zuid-Holland in een themacirculaire een aantal signaleringswaarden aangegeven. De signaleringswaarden staan in onderstaande tabel.
Signaleringswaarden provincie Zuid Holland voor ratio's |
Categorie A minst risicovol |
Categorie B neutraal |
Categorie C meest risicovol |
|
---|---|---|---|---|
1a |
netto schuldquote |
<90% |
90-130% |
>130% |
1b |
netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen |
<90% |
90-130% |
>130% |
2 |
solvabiliteit |
>50% |
20-50% |
<20% |
3 |
grondexploitatie |
<20% |
20-35% |
>35% |
4 |
structurele exploitatieruimte |
>0% |
0% |
<0% |
5 |
belastingcapaciteit |
<95% |
95-105% |
>105% |
In de onderstaande tabel is een totaaloverzicht verstrekt van de verschillende ratio's. In de tabellen die volgen is inzichtelijk gemaakt hoe enkele ratio's zich ontwikkelen ten opzichte van de Najaarsnota 2024 en de Begroting 2025. In deze begroting zien we over het algemeen een achteruitgang van diverse indicatoren. Vanwege investeringen moeten meer leningen worden aangetrokken, wat ongunstig is voor de netto schuldquote . De solvabiliteit verslechtert omdat de begrotingsresultaten afnemen.
Financiële ratio's |
Rekening 2024 |
Begroting 2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
2031 |
2032 |
2033 |
|
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1a |
netto schuldquote |
30,6% |
46,3% |
59,8% |
72,8% |
90,8% |
101,5% |
116,1% |
130,0% |
142,6% |
153,2% |
1b |
netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen |
29,3% |
45,2% |
58,6% |
71,7% |
89,7% |
100,4% |
115,0% |
128,8% |
141,4% |
152,1% |
2 |
solvabiliteit |
55,6% |
47,2% |
43,7% |
40,2% |
35,0% |
31,6% |
27,9% |
24,7% |
20,9% |
17,2% |
3 |
grondexploitatie |
0,3% |
0,8% |
1,2% |
1,6% |
2,1% |
1,8% |
1,9% |
0,0% |
0,0% |
0,0% |
4 |
structurele exploitatieruimte |
2,2% |
1,5% |
1,5% |
1,0% |
-1,8% |
-2,3% |
-3,9% |
-4,8% |
-6,0% |
-6,4% |
5 |
belastingcapaciteit |
73,4% |
76,7% |
81,4% |
N.v.t. |
N.v.t. |
N.v.t. |
N.v.t. |
N.v.t. |
N.v.t. |
N.v.t. |
6 |
debt service coverage ratio |
1,3 |
0,0 |
1,5 |
1,4 |
0,8 |
0,8 |
0,6 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
7 |
afschrijvingsratio |
3,4% |
3,5% |
4,2% |
4,9% |
5,1% |
5,5% |
6,2% |
6,6% |
6,9% |
7,1% |
Netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen (1a en 1b)
Dit cijfer geeft inzicht in het niveau van de gemeentelijke schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft dus een indicatie van de mate waarin de rentelasten op de eigen middelen drukken. De schuldquote is verslechtert ten opzichte van de Najaarsnota 2024 en de Begroting 2025 omdat de begrotingsresultaten afnemen en de investeringen toenemen. Daarvoor zijn extra leningen nodig.
De netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen geeft dezelfde ratio weer, maar dan zonder verstrekte leningen aan andere organisaties. De omvang van deze verstrekte leningen is dermate laag dat deze ratio dezelfde uitkomst heeft als de netto schuldquote.
Netto schuldquote (gecorr.) |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
2031 |
2032 |
2033 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
NJN 2024 + Begroting 2025 |
45,4% |
67,4% |
82,2% |
95,5% |
106,3% |
121,2% |
133,1% |
148,1% |
|
Begroting 2026 |
58,6% |
71,7% |
89,7% |
100,4% |
115,0% |
128,8% |
141,4% |
152,1% |
|
Solvabiliteitsratio (2)
Dit cijfer geeft het percentage eigen vermogen ten opzichte van het totaal vermogen weer. De solvabiliteit verbetert ten opzichte van de Najaarsnota 2024 + Begroting 2025 vanwege de ombuigingen die bij de Kadernota zijn vastgesteld, waardoor de begrotingsresultaten verbeteren (toename eigen vermogen).
Solvabiliteit |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
2031 |
2032 |
2033 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
NJN 2024 + Begroting 2025 |
47,9% |
40,9% |
34,3% |
28,9% |
24,3% |
18,7% |
13,3% |
7,3% |
|
Begroting 2026 |
43,7% |
40,2% |
35,0% |
31,6% |
27,9% |
24,7% |
20,9% |
17,2% |
|
Grondexploitatie (3)
Dit cijfer geeft aan hoe groot de grondpositie (waarde van grond) is ten opzichte van de totale baten. Met 1.3% in 2026 zit deze ratio ruimschoots in de categorie minst risicovol. Wanneer deze ratio zou stijgen, zou er meer risico ontstaan: een positief risico bij goede marktomstandigheden en een negatief risico bij minder goede marktomstandigheden.
Structurele exploitatieruimte (4)
Dit cijfer helpt mee om te beoordelen welke structurele ruimte een gemeente heeft om de eigen lasten te dragen. Het kengetal wordt berekend door de incidentele baten en lasten en de structurele toevoegingen en onttrekkingen aan reserves te corrigeren op het jaarrekeningresultaat. Deze ratio wordt in meerjarenperspectief negatief door het negatieve begrotingsresultaat.
Gemeentelijke belastingcapaciteit (5)
Dit cijfer geeft inzicht in hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Als dit percentage laag ligt, betekent dit dat de gemeente meer inkomsten uit belastingen zou kunnen verwerven. Onze lokale belastingen (OZB, afval- en rioolheffing) zijn laag. Om in aanmerking te komen voor financiële steun vanuit het Rijk (art. 12-status), moeten de lokale belastingen ten minste 120% van het landelijk gemiddelde zijn.
Debt Service Coverage Ratio (6)
Deze ratio geeft een goed beeld van de ruimte die rente en aflossingen innemen in de exploitatie en geeft aan welk deel van de vrij beschikbare geldstroom opgaat aan rente en aflossingen. In de ideale situatie is deze ratio minstens 1. Hier voldoen we vanaf 2028 niet aan vanwege de oplopende tekorten en de toename van rentelasten.
Debt Service Coverage Ratio |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
2031 |
2032 |
2033 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Resultaat voor bestemming |
2.556 |
2.810 |
-6.046 |
-7.634 |
-12.873 |
-15.230 |
-18.755 |
-19.954 |
Afschrijving |
12.438 |
14.315 |
15.504 |
17.176 |
19.226 |
20.069 |
21.157 |
21.927 |
Rente |
3.020 |
4.480 |
6.152 |
7.700 |
8.961 |
10.123 |
11.165 |
12.127 |
EBITDA (A) |
18.014 |
21.605 |
15.610 |
17.242 |
15.314 |
14.962 |
13.567 |
14.100 |
Rentelasten |
3.020 |
4.480 |
6.152 |
7.700 |
8.961 |
10.123 |
11.165 |
12.127 |
Aflossingen bestaande leningen |
4.892 |
4.392 |
4.392 |
4.392 |
4.392 |
4.392 |
1.559 |
1.559 |
Aflossingen nieuwe leningen |
4.384 |
6.449 |
8.914 |
10.650 |
12.350 |
13.821 |
15.189 |
16.460 |
Rente + Aflossing (B) |
12.296 |
15.321 |
19.458 |
22.742 |
25.703 |
28.336 |
27.913 |
30.146 |
DSCR (A/B) |
1,5 |
1,4 |
0,8 |
0,8 |
0,6 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
Debt Service Coverage Ratio |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
2031 |
2032 |
2033 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
NJN 2024 + Begroting 2025 |
0,7 |
0,4 |
0,3 |
0,2 |
0,3 |
0,2 |
0,2 |
0,1 |
|
Begroting 2026 |
1,5 |
1,4 |
0,8 |
0,8 |
0,6 |
0,5 |
0,5 |
0,5 |
|
Afschrijvingsnorm (7)
De afschrijvingsnorm is strikt genomen geen financieel kengetal, zoals dat in het bedrijfsleven ook gebruik wordt. Het geeft niettemin een indruk van de ruimte die afschrijvingslasten in de totale begroting opnemen. Uit onderstaande tabel blijkt dat het percentage de komende jaren toeneemt omdat de verwachte investeringen hoger zijn dan de afschrijvingen.
Afschrijvingsratio |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
2031 |
2032 |
2033 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal afschrijvingslasten (A) |
10.822 |
12.438 |
14.315 |
15.504 |
17.176 |
19.226 |
20.069 |
21.157 |
21.927 |
Totaal exploitatielasten (B) |
312.066 |
294.061 |
292.933 |
303.184 |
310.263 |
310.297 |
305.833 |
306.556 |
307.472 |
Afschrijvingsratio (A/B*100) |
3,5% |
4,2% |
4,9% |
5,1% |
5,5% |
6,2% |
6,6% |
6,9% |
7,1% |
Vergelijk afschijvingen/investeringen |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
2031 |
2032 |
2033 |
Totaal afschrijvingslasten |
10.822 |
12.438 |
14.315 |
15.504 |
17.176 |
19.226 |
20.069 |
21.157 |
21.927 |
Totaal netto investeringen |
46.023 |
47.027 |
55.425 |
63.640 |
47.272 |
42.862 |
36.092 |
32.384 |
32.163 |
Saldo afschrijvingen -/- investeringen |
-35.201 |
-34.589 |
-41.110 |
-48.136 |
-30.096 |
-23.636 |
-16.023 |
-11.227 |
-10.236 |
Algemene risico's
Terug naar navigatie - - Algemene risico's1. Algemene uitkering Gemeentefonds
Terug naar navigatie - Algemene risico's - 1. Algemene uitkering GemeentefondsNummer / Naam |
1. Algemene uitkering Gemeentefonds |
---|---|
Omschrijving risico |
Het gemeentefonds is de grootste inkomstenbron van de gemeenten. De jaarlijkse toe- en afname van het gemeentefonds wordt het acres genoemd. Binnen het gemeentefonds is de algemene uitkering de grootste component. Het bedrag van de algemene uitkering wordt verdeeld over de gemeenten via maatstaven, zoals het inwonertal en de oppervlakte van een gemeente, een aan de maatstaven gekoppeld gewicht (bedrag per eenheid) en de uitkeringsfactor (voor alle gemeente gelijke vermenigvuldigingsfactor). Die drie componenten zijn aan wijzigingen onderhevig en daardoor kunnen inkomsten uit het gemeentefonds lager zijn dan waar we in de begroting rekening mee hebben gehouden. |
Specifieke risico's |
Er zijn verschillende onzekerheden met betrekking tot de hoogte van de algemene uitkering:
Financieringssystematiek:
Bij de Miljoenennota 2025 zijn voor het eerst de acressen van het gemeente- en provinciefonds geactualiseerd op basis van de nieuwe bbp-systemathiek. Deze nieuwe systematiek houdt in dat de volumeontwikkeling van het gemeentefonds vanaf 2024 wordt gebaseerd op het historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) in plaats van de ontwikkeling van de rijksuitgaven. De cijfers worden elk jaar drie keer geraamd en de effecten hiervan worden verwerkt in de mei- , september- en decembercirculaire. In het voorjaar van het lopende jaar wordt het accres definitief. De definitieve vaststelling kan lager uitvallen dan eerdere ramingen. Daarnaast bestaat het risico dat de nieuwe financieringssystematiek tekortschiet om de groei van de uitgaven te kunnen opvangen. Met name de vergoeding voor loon- en prijsontwikkelingen is in de nieuwe systematiek lager. Hierdoor kunnen in de begroting 2026 de budgetten te laag zijn opgenomen om prijsontwikkelingen op te vangen.
BTW-compensatiefonds
Het BTW-compensatiefonds (BCF) wordt verrekend met het gemeentefonds. De afgelopen jaren is er ruimte onder het BCF-plafond geweest, maar deze ruimte wordt wel beperkter. Dit komt omdat gemeenten meer gaan investeren en daarmee meer gaan declareren in het BCF. Als een overschrijding van het BCF plafond ontstaat zouden gemeenten gekort kunnen worden op de algemene uitkering.
Herziening gemeentefonds
In de Meicirculaire 2025 zijn de resultaten van de ‘herziening gemeentefonds’ verwerkt. Capelle aan den IJssel komt hier negatief uit.
Op basis van het ingroeipad is het maximale nadeel voor een gemeente € 37,50 per inwoner. Het feitelijke nadeel is € 84,75 per inwoner. In de Meicirculaire 2022 is Capelle aan den IJssel een suppletie-uitkering van 3,2 miljoen in 2025 en volgende jaren toegezegd. De suppletie-uitkering is structureel in de meerjarenraming opgenomen. In 2025 vindt een evaluatie van het nieuwe verdeelmodel 2023 plaats. Hierin zal ook de suppletie-uitkering betrokken worden. Om in de toekomst stabiliteit en rust te creëren is het voornemen aanpassingen in het verdeelmodel te beperken tot in principe eens in de vier jaar (Brief 7-2-2025-BZK aan Tweede Kamer,2025-0000035255). De eerstvolgende aanpassing wordt voorjaar 2026 verwacht. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft compensatie jeugdzorg over de periode 2023/2024 gevraagd, uiterlijk augustus 2025 worden conclusies verwacht.
We lopen het risico dat het vervallen van de suppletie-uitkering van 3,2 miljoen niet wordt gedekt door de mogelijke positieve effecten van de evaluatie.
In de septembercirculaire 2025 zien we voor de jaren vanaf 2026 een nadelig effect op de algemene uitkering. Voor 2025 is éénmalig een bedrag van € 2,7 miljoen opgenomen als compensatie voor de tekorten op de jeugdzorg in 2023 en 2024. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Het gemeentefonds is onvoorspelbaar en het is niet mogelijk om de mogelijke effecten goed te kwantificeren. De ervaring van de afgelopen jaren is dat er zowel grote voor- als nadelen kunnen ontstaan. Daarom staat dit bedrag op P.M.
Uitzondering hierop is de suppletie-uitkering inzake de herijking van het gemeentefonds. Hierbij houden we rekening met een bedrag van 3,2 miljoen en een kans van 50% vanaf 2027. In de Jaarstukken 2024 is dit risico dus niet opgenomen in de gekwantificeerde risico’s en daarmee ook niet in de ratio. |
Beheersingsmaatregelen |
De beheersingsmaatregelen zijn beperkt. We hebben geen invloed op de uitkomsten. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2012. Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen van het Gemeentefonds. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
Niet van toepassing |
Ondernomen en mogelijke acties |
De laatst gepubliceerde circulaire is de Meicirculaire 2025. Deze is verwerkt in de Kadernota 2026. |
2. Fiscaliteiten
Terug naar navigatie - Algemene risico's - 2. FiscaliteitenNummer / Naam |
2. Fiscaliteiten |
---|---|
Omschrijving risico |
Rijksbelastingen worden geheven aan de hand van fiscale wet- en regelgeving die voortdurend in beweging zijn. De voornaamste afdrachten vinden plaats voor de belastingmiddelen loonheffingen, btw en vennootschapsbelasting. Risico’s in aard en omvang zijn met name 1) proces-gerelateerd, 2) fiscaal administratief van aard en 3) inhoudelijk gedreven. De fiscaliteit wordt proactief en op een natuurlijke wijze bij de start van processen betrokken en taken en rollen zijn gedefinieerd. Dit voorkomt onjuiste boekingen, vermindert faalkosten en zorgt dat gericht een gewogen oordeel kan worden gegeven over de fiscale aanpak en de hieraan verbonden risico’s in het kader van besluitvorming en verantwoording. De Gemeente is zich bewust van de verschillende risico’s en neemt op een gesystematiseerde wijze maatregelen om deze risico’s verder te beheersen. In het onderdeel bewaking en te ondernemen acties wordt dit verder toegelicht. |
Specifieke risico's |
Niet van toepassing |
Bandbreedte financiële gevolgen |
P.M. |
Beheersingsmaatregelen |
We monitoren op gezette momenten de (landelijke) fiscale ontwikkelingen en beoordelen de fiscale transacties van onze gemeente. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Begroting 2014. Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.
Relevante fiscale processen worden getoetst in opzet en werking en doorontwikkeld en afgestemd op organisatieontwikkelingen en fiscale wet- en regelgeving. Ten aanzien van de fiscale advisering is de kwaliteit mede geborgd door de inzet van een fiscalist. De Gemeente werkt op concernniveau aan de verdere uitrol van een Tax Control Framework (TCF) om meer fiscaal in control te komen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
We rapporteren over ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten of, als dat nodig is, afzonderlijk. |
Ondernomen en mogelijke acties |
In 2026 wordt verder ingezet op de doorontwikkeling van de fiscale functie op het gebied van coördinatie, kennisdeling en uitvoering. Medewerkers binnen de financiële functie krijgen daarbij maatwerk-cursussen aangeboden waarin relevante casuïstiek wordt besproken die de kennis in de breedte vergroot en het fiscaal bewustzijn verder versterkt. Daarnaast zal in overleg met de vak teams gericht de fiscaliteit worden verankerd in het primaire proces ter beheersing van fiscale risico’s. |
3. Dividenden
Terug naar navigatie - Algemene risico's - 3. DividendenNummer / Naam |
3. Dividenden |
---|---|
Omschrijving risico |
We zijn aandeelhouder van onder andere Stedin N.V., N.V. Irado en B.V. Gemeenschappelijk Bezit Evides (Evides) en ontvangen hier jaarlijks dividend van. Het risico is dat het dividend lager of hoger is dan waar we in de begroting rekening mee houden. |
Specifieke risico's |
Stedin
Voor Stedin is het risico dat we minder aan dividend ontvangen dan begroot. Stedin verwacht – mede ten gevolge van de CBb-uitspraak in de zomer van 2023 - hogere tarieven door te rekenen. Kosten stijgen per saldo ook, vooral als gevolg van een hogere kostendoorbelasting door TenneT, hogere afschrijvingen omdat de investeringen jaar op jaar toenemen, en de groei van de eigen organisatie. We ramen het dividend op basis van de laatst beschikbare (openbare) informatie. In de begroting 2026 is het begrote dividend als volgt opgenomen: 2026 €1.279.000, 2027 € 1.256.000, 2028 € 1.411.000 en 2029 €1.510.000.
Evides
Voor Evides is het risico dat we minder aan dividend ontvangen dan begroot.
Voor 2026 is een verlaging van de drinkwatertarieven tussen de 3%-8% voorzien zodat er een optimale benutting is van het maximale toegestane bedrijfsresultaat. In de begroting 2026 is het begrote dividend voor 2026 en verder 235.000
Irado
Voor Irado is het risico dat we minder aan dividend ontvangen dan begroot.
We bezitten, net als de gemeenten Schiedam en Vlaardingen, 1/3 deel van de aandelen. Op basis van de historische resultaten staat een jaarlijks structureel dividend begroot van V330.
Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
We ontvangen ook jaarlijks dividend van de BNG. Jaarlijkse begroting vanaf 2025 is V19. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Op dit moment is vooral het dividend van Irado risicovol, gezien stijgende kosten van Irado. Het nu geraamde dividend voor Irado is op basis van de meest recente inzichten. Toch bestaat het risico dat het dividend niet of niet geheel gerealiseerd zal worden. Dit risico schatten we in op een kans van 50% oplopend tot 100% in 2026. Zie voor meer informatie daarover hetgeen onderstaand is opgenomen bij 'Ondernomen en mogelijkse acties'. |
Beheersingsmaatregelen |
We volgen de ontwikkelingen rondom de wetgeving en de bestuursbesluiten van Stedin, Irado en Evides nauwlettend. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Begroting 2016. Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Irado heeft in het Strategisch meerjarenplan 2025-2028 in de meerjarenbegroting het dividend naar beneden bijgesteld. De verwachting is dat over de jaren 2025, 2026 en 2028 geen dividend wordt uitbetaald. In de begroting is reeds verwerkt dat we in de jaren 2026, 2027 en 2029 geen dividend ontvangen. Daarom bedraagt het risico 0% in deze jaren. De verwachting over 2027 en 2029 is nog een dividend van respectievelijk € 110.000 en € 330.000. Deze hebben wij in onze begroting staan als ontvangst in 2028 en 2030. De kans dat dit dividend niet of niet geheel gerealiseerd wordt schatten wij in op 50%. |
4. Verleende borgstellingen voor instellingen
Terug naar navigatie - Algemene risico's - 4. Verleende borgstellingen voor instellingenNummer / Naam |
4. Verleende borgstellingen voor instellingen |
---|---|
Omschrijving risico |
Voor de Dorpstraat 164 B.V. en Stichting IJsselland staan we primair garant voor een aantal leningen die zij zijn aangegaan. Het risico is dat als deze organisaties niet meer aan hun verplichtingen tot terugbetaling kunnen voldoen, de lening verstrekker(s) op ons een beroep doen. |
Specifieke risico's |
Vanwege aanvullende voorschriften van de provincie in het kader van het financieel toezicht, is dit een verplicht onderdeel geworden bij de bepaling van het weerstandsvermogen. Het betreft garanties voor leningen waarvoor de gemeente 100% borg staat, zonder betrokkenheid van een andere waarborginstelling. Het gaat om leningen aan St. IJsselland ziekenhuis en het Rijksmonument Dorpsstraat 164, in totaliteit een bedrag van 6.462 (bedrag per 31-12-2024). |
Bandbreedte financiële gevolgen |
De ervaring leert dat geen enkele borgstelling wordt aangesproken. Vanuit het voorzichtigheidsbeginsel is het raadzaam een percentage te hanteren om de risico’s van deze borgstellingen te kwantificeren. We hebben dit percentage vastgesteld op 5%. Het risico komt dan uit op circa 323 (6.462 x 5%). |
Beheersingsmaatregelen |
De Verordening Borgstellingen Gemeente Capelle aan den IJssel 2020. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: begroting 2014. Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.
Bij de toetsing van de jaarstukken van de betrokken instellingen wordt gelet op het risico voor de gemeente. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Niet van toepassing. |
5. Oplopende rentelasten
Terug naar navigatie - Algemene risico's - 5. Oplopende rentelastenNummer / Naam |
5. Oplopende rentelasten |
---|---|
Omschrijving risico |
Het risico bestaat dat we op termijn onvoldoende rentelasten in onze begroting verwerkt hebben en dat de rentepercentages stijgen. |
Specifieke risico's |
De rente kan meer worden dan de 3% waarmee gerekend is. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Alle op dit moment geprognosticeerde rentelasten zijn verwerkt in de begroting. Het gehanteerde rentepercentage vanaf 2026 is 3% (2025 3,5%). |
Beheersingsmaatregelen |
De beste beheersingsmaatregel is een structureel en reëel evenwicht in de begroting. Hierbij dienen de inkomsten ten minste gelijk te zijn aan de uitgaven en de investeringen maximaal de afschrijvingslast te bedragen. Het resterend risico is dan een stijgend rentepercentage. Als het rentepercentage bij financieringsbehoefte hoger is dan het begrote rentepercentage (3%), kan als maatregel gekozen worden voor een kortere looptijd om de rentelast te drukken. Om hier een goede keuze in te maken, zal het effect hiervan op de renterisiconorm worden meegenomen in de afweging. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018.
We monitoren continu de ontwikkeling van de rente. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
In deze risicoparagraaf zullen we communiceren over de verwachte financiële ontwikkelingen. |
Ondernomen en mogelijke acties |
We verwerken de meerjarige ontwikkeling van de rente in de begroting, voorjaarsnota en najaarsnota en stellen de te hanteren rentepercentages vast bij de begroting. |
6. Positie waarborgfonds sociale woningbouw
Terug naar navigatie - Algemene risico's - 6. Positie waarborgfonds sociale woningbouwNummer / Naam |
6. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) |
---|---|
Omschrijving risico |
We zijn, na woningcorporaties en het Waarborgfonds Sociale Waarborgfonds (WSW), als tertiaire achtervang verantwoordelijk voor leningen van woningcorporaties. Woningcorporaties sluiten leningen af om het bouwen en onderhouden van sociale huurwoningen te financieren. Tot 2021 tekende de Gemeente per lening borgstelling mee (AO Bestaand). Dit is met ingang van 2021 veranderd. Vanaf 2021 kunnen corporaties leningen aantrekken tot het door het WSW en de Autoriteit woningcorporaties (Aw) ingestelde kredietplafond en staat het WSW staat hiervoor borg. WSW heeft met gemeenten achtervangovereenkomsten (AO 2021) gesloten. Met deze overeenkomst kent WSW de borgstelling van de afgesloten leningen door corporaties toe aan de deelnemende gemeenten. In het 1e kwartaal van het nieuwe jaar verstrekt WSW overzichten van het aantal leningen en de bijbehorende bedragen per ultimo van het voorgaande jaar aan de gemeenten. Per 1 mei 2024 is een nieuwe achtervangovereenkomst (AO nieuw) tussen WSW en gemeenten gesloten, waarmee alle vorige achtervangovereenkomsten (AO Bestaand en AO 2021) zijn vervallen. In de nieuwe overeenkomst is vastgelegd hoe en met welke verdeelsleutel we als gemeente kunnen worden aangesproken. Voor geborgde geldleningen aangegaan voor 1 augustus 2021 blijft de verdeelsleutel in de AO's Bestaand van toepassing, het Rijk voor 50% in de achtervang, 25% wordt verdeeld over alle gemeenten die borg staan en 25% wordt opgevraagd bij de gemeente die in de lening overeenkomst is genoemd. Voor geborgde geldleningen aangegaan vanaf 1 augustus 2021 geld de verdeelsleutel zoals opgenomen in AO 2021: het Rijk voor 50% en 50% verdeeld over alle gemeenten die borg staan.
Tot op heden is op deze tertiaire achtervang nooit een beroep gedaan. Door de beoordeling van de financiële positie van de woningcorporaties door de Autoriteit woningcorporaties(Aw) is het risico beperkt. |
Specifieke risico's |
Niet van toepassing. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
De woningcorporaties waarvoor de Gemeente borg staat zijn Stichting Havensteder, Stichting Woonzorg, Stichting Hef Wonen en Woonbron. Het totale openstaande bedrag van deze corporaties is per 31 december 2024 454.381. De kans van voordoen schatten we als zeer laag: 0,1%. Het totale risicobedrag komt daarmee op 454. |
Beheersingsmaatregelen |
We volgen de ontwikkelingen nauwlettend. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Begroting 2020.
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen door de berichtgeving van de VNG. Beoordeling van de jaarstukken van het WSW en de oordeelsbrieven van de Autoriteit woningcorporaties (Aw) vindt periodiek plaats. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Als Gemeente hebben we hier geen invloed op. |
Risico's sociaal domein
Terug naar navigatie - - Risico's sociaal domein7. Jeugdzorg
Terug naar navigatie - Risico's sociaal domein - 7. JeugdzorgNummer / Naam |
7. Jeugdzorg |
---|---|
Omschrijving risico |
Risico's met betrekking tot de Jeugdzorg. |
Specifieke risico's |
Het risico ontstaat door een aantal aspecten. Dit kan resulteren in zowel een positief als negatief risico voor onze gemeentelijke begroting. Deze aspecten zijn:
-Het gebruik van jeugdhulp is de afgelopen jaren ieder jaar toegenomen en lijkt vanaf 2024 af te vlakken. De financiële gevolgen van deze autonome groei zijn vanaf de Begroting 2024 structureel meegenomen als beheersmaatregel. De kans blijft bestaan dat de kosten harder of minder hard stijgen dan de opgenomen autonome groei. Op basis van de realisatie van 2024 hebben wij een analyse gemaakt worden en de uitkomsten van deze analyse hebben wij verwerkt in de kadernota 2026.
-In de voorjaarsnota 2025 stelt het rijk voor de extra kosten voor de jeugdhulp gedeeltelijke te compenseren. De voorjaarsnota is nog niet in de kamer vastgesteld en dus is nog niet bekend welke compensatie de Capelle gaat ontvangen. Nog niet bekend is op welke wijze het rijk de adviezen van de deskundigencommissie overneemt. Voor Capelle zou dit op basis van de nu bekende informatie een compensatie van 1.5 miljoen over 2025, 5 miljoen over 2026 en 4,9 miljoen over 2026 betekenen. In de meicirculaire 2025 hopen wij dat het rijk duidelijkheid geeft over de wijze waarop de adviezen over worden genomen.
-Op uitdrukkelijk verzoek van de provinciaal toezichthouder hebben wij de taakstelling en vordering op het rijk voor de jeugdhulpkosten uit de begroting voor 2025 en verder gehaald. De raad heeft hierover in december 2024 besloten. De compensatie die de commissie voorstelt is hoger dan de vordering was, dit betreft dus een positief risico.
-Veilig Thuis heeft aangegeven als gevolg van een toename in het aantal meldingen financiële problemen te hebben. De impact van hiervan schatten wij vanaf 2026 in op 200k structureel voor Capelle.
-Rechters, gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering kunnen autonoom bepalen dat jeugdhulp nodig is. Daar kunnen we niet rechtstreeks op sturen. Dit heeft betrekking op ongeveer 15% van de waarde van de toewijzingen. Via het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming en de Regionale bestuursopdracht kostenbeheersing proberen we hier grip op te krijgen. -De keuze om gesloten jeugdhulp af te bouwen leidt tot de inzet van duurdere alternatieve vormen van jeugdhulp. In de Regionale bestuursopdracht kostenbeheersing wordt gewerkt aan het versneld ontwikkelen van alternatieven, maar dit risico blijft actueel.
-Woonplaatsbeginsel. Landelijk is het mogelijk dat er nog kosten voor jeugdigen die in een andere gemeente jeugdhulp ontvangen, maar volgens het landelijk woonplaatsbeginsel onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Capelle vallen nakomen. In 2024 hebben wij nog voor N61 facturen ontvangen. De kans dat we nog meer facturen ontvangen wordt steeds kleiner naarmate de invoerdatum van deze regeling verder in het verleden ligt. Het risico komt daarmee op N300 (was 450)
-De maatregelen die lokaal, regionaal en landelijk worden uitgewerkt moeten zich nog bewijzen. De afgelopen jaren laten zien dat de resultaten vaak te positief worden ingeschat, zowel financieel als in de tijd en kosten die nodig zijn om ze te realiseren.
-De kosten voor de uitvoering van het toekomstscenario jeugd- en gezinsbescherming kunnen hoger uitvallen dan nu begroot. Het kan zijn dat het CJG, Veilig Thuis en de GI’s hierdoor hogere kosten dan begroot moeten maken. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
De begroting van de GRJR is hoger dan de begroting van Capelle aan den IJssel. Het verschil bedraagt: 1.554K in 2026, 1.949K in 2027, 2.198K in 2028 en 2.627K in 2029.
Het gemiddelde bedraagt € 1.041K met een kans van 50%, wat leidt tot een gezamenlijke impact van 777K in 2026, 974K in 2027, 1.099K in 2028 en 1.313K in 2029. |
Beheersingsmaatregelen |
Lokaal uitvoeren van het plan 'tegen de stroom in voor duurzame en betaalbare jeugdhulp'
Dit plan bestaat uit 3 actielijnen met daarin maatregelen die zich zowel op de vraagkant als de aanbodkant richten. De maatregelen zijn deels in uitvoering en worden deels voorbereid.
Regionale bestuursopdracht kostenbeheersing (RBOK)
Dit plan bestaat uit maatregelen die zich vooral op de aanbodzijde en de regionaal gecontracteerde jeugdhulpaanbieders richten. De maatregelen zijn deels in uitvoering en worden deels voorbereid. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Najaarsnota 2015. Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.
Kwartaalrapportages van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Faassen |
Communicatie |
P&C-documenten van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel. |
Ondernomen en mogelijke acties |
We hebben meerdere maatregelen in uitvoering en voorbereiding om de kosten te beheersen. |
8. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Terug naar navigatie - Risico's sociaal domein - 8. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)Nummer / Naam |
8. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) |
---|---|
Omschrijving risico |
Risico's met betrekking tot de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) |
Specifieke risico's |
De uitvoering van de Wmo 2015 is onderhevig aan wet- en regelgeving. De Wmo 2015 is een openeinderegeling. Mede door de demografische ontwikkelingen (vergrijzing in Capelle ) en invoering abonnementstarief is een toenemende vraag naar Wmo-voorzieningen ontstaan. Tevens richt het Rijksbeleid zich op langer thuis blijven wonen en extramuralisatie waardoor inzet van Wmo-maatwerkvoorzieningen langer nodig is. Mede hierdoor kunnen de gehanteerde uitgangspunten in werkelijkheid de komende jaren afwijken van de begrote uitgaven.
Daarnaast spelen binnen de Wmo de volgende ontwikkelingen/risico’s:
• De commissie 'Toekomst Beschermd Wonen' adviseert de functies beschermd wonen en maatschappelijke opvang verder te normaliseren. Concreet betekent dit minder opnames in een intramurale setting en meer opvang en begeleiding in de wijk. Deze extramuralisering is nu al merkbaar en zal de komende jaren verder toenemen. De doordecentralisatie zou ingaan in 2026, maar is (opnieuw) uitgesteld. De staatssecretaris heeft aangegeven dat de beoogde invoeringsdatum van 1 januari 2026 niet meer haalbaar is. Nog niet bekend is wat de nieuwe invoeringsdatum is. De verantwoordelijkheid verschuift van centrumgemeente Rotterdam naar alle zeven gemeenten in de Beschermd Wonen-regio, waaronder onze gemeente. Maatschappelijke opvang wordt op een later tijdstip doorgedecentraliseerd. Het Regionaal Beleidsplan Maatschappelijke Ontwikkeling en Beschermd Wonen 2022-2026 is op 7 februari 2022 door uw raad vastgesteld. Bij de overgang van taken hoort ook de overgang van middelen. Voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang komt er een nieuw objectief verdeelmodel, waarbij ook de huidige middelen voor begeleiding worden meegenomen. Vanwege de onzekerheid over de financiële consequenties, is landelijk gekozen voor een ingroeipad van meerdere jaren. We ontvangen waarschijnlijk middelen met ingang van 2027. Gedurende het ingroeipad gaan de middelen geleidelijk over van centrumgemeente Rotterdam naar de regiogemeenten, waaronder Capelle. Op grond van de meest recente meerjarenraming van centrumgemeente Rotterdam voor de regio, wordt de eerstkomende jaren vooralsnog geen tekort verwacht.
• In de Begroting 2024 hebben we een taakstelling op de Wmo gekregen. In de Kadernota 2026 is een deel van de opgelegde taakstelling vervallen. Resteert nog een taakstelling op de huishoudelijke ondersteuning en dagbesteding. In 2025 starten we met een inkooptraject Diensten 2026, waar huishoudelijke ondersteuning en dagbesteding een onderdeel van zijn. Dan wordt duidelijk of we (een deel van) deze taakstelling zullen realiseren. Op dit moment is er onvoldoende onderbouwing om de resterende taakstelling te wijzigen. U wordt geïnformeerd over de voortgang in dit proces in komende p&c-documenten.
• In 2025 starten we met een inkooptraject Sociaal Medische Advisering 2026. De afhandelingstermijn van de huidige aanbieder is te hoog. In praktijk maken we hierdoor minder gebruik van de inzet van sociaal medische adviezen dan we willen. Dit heeft namelijk een vertragend effect op de afhandeling van de aanvragen. Als de verwerkingstermijn verbetert, zullen we meer dossiers kunnen voorleggen. Dit leidt mogelijk tot hogere uitgaven voor Sociaal Medische Advisering.
Artikel 3.2 Awb bepaalt dat een gemeente een zorgvuldig onderzoek moet doen. Voor het bepalen of en in welke mate Wmo- hulp moet worden ingezet is advisering door een onafhankelijk arts in bepaalde situaties noodzakelijk. Denk hierbij aan situaties waarbij sprake is van moeilijk objectiveerbare aandoeningen of beperkingen. De Wmo moet immers in het kader van rechtmatigheid Wmo- hulp bieden voor de mensen die dit ook daadwerkelijk echt nodig hebben. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
P.M. |
Beheersingsmaatregelen |
Bewaken en monitoren van de meerjarige prognose, monitoren en volgen van landelijke ontwikkelingen, implementeren van de ombuigingsmaatregelen Wmo. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.
We rapporteren per P&C-document en blijven de ontwikkelingen volgen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Wilson |
Communicatie |
Communicatie via reguliere P&C- documenten. |
Ondernomen en mogelijke acties |
We hebben meerdere maatregelen in uitvoering en voorbereiding om de kosten te beheersen. |
9. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen
Terug naar navigatie - Risico's sociaal domein - 9. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingenNummer / Naam |
9. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen |
---|---|
Omschrijving risico |
Inkomensondersteunende regelingen zijn succesvol bij hoog bereik en gebruik, maar kunnen bij sterk toenemend gebruik zorgen voor oplopende kosten. |
Specifieke risico's |
Veel inkomensondersteunende maatregelen zoals de bijzondere bijstand en de individuele inkomenstoeslag zijn feitelijk succesvol wanneer het bereik en gebruik hoog is. Gezien de aard van de regelingen is uitsluiting van gebruik door Capellenaren niet mogelijk en niet gewenst.
Dit risico geldt elk jaar. De ontwikkeling voor 2026 is lastig in te schatten, omdat naar verwachting het aantal huishoudens met een laag inkomen afneemt, maar het aantal huishoudens met een bijstandsuitkering toeneemt. Hoe dit uitpakt is in hoge mate afhankelijk van de maatregelen van het Rijk (bijvoorbeeld de Wet Proactieve Dienstverlening) en de economische ontwikkeling. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
P.M. |
Beheersingsmaatregelen |
De te nemen maatregelen zijn afhankelijk van de ontwikkeling van de budgetten. Dit leidt tot eventueel bijstelling van beleid of aanpassing van het beschikbare budget. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Najaarsnota 2018. Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien.
Budgetten worden gemonitord, waarna bijstelling van beleid zou kunnen volgen of aanraming van het beschikbare budget. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Van Hemert |
Communicatie |
Communicatie via reguliere P&C-cyclus |
Ondernomen en mogelijke acties |
Met de door het Rijk beschikbaar gestelde middelen zijn inwoners van onze gemeente, die de steun nodig hebben, geholpen. |
Overige risico's
Terug naar navigatie - - Overige risico'sOnderwijshuisvesting Capelle aan den IJssel
Terug naar navigatie - Overige risico's - Onderwijshuisvesting Capelle aan den IJsselAfgelopen periode hebben we uw gemeenteraad een aantal keer meegenomen in de context van de grootschalige onderwijshuisvestingsopgave voor de komende jaren. In de onderdelen 11 tot en met 13 nemen we u mee in de risico’s die we de afgelopen tijd binnen onderwijshuisvesting hebben geconstateerd.
10. Onderwijshuisvesting - beleidsrisico's
Terug naar navigatie - Overige risico's - 10. Onderwijshuisvesting - beleidsrisico'sNummer / Naam |
10. Onderwijshuisvesting – beleidsrisico’s |
---|---|
Omschrijving risico |
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van beleid en andere ontwikkelingen in onderwijshuisvesting |
Specifieke risico's |
Onderwijshuisvesting gaat over het passend huisvesten van leerlingen in moderne en frisse schoolgebouwen. Meerdere ontwikkelingen, beleidsmatig of anders, kunnen van invloed zijn op onderwijshuisvesting. We hebben daarbij de volgende risico’s in beeld:
-Groei van scholen door concurrentie
-Kleine scholen, risico op opheffing/sluiting
-Onverwachtse groei van leerlingen door grote demografische ontwikkelingen (asielzoekers/Oekraïne)
-Huisvestingsconsequenties 'contouren werkagenda route naar inclusiever onderwijs'
-Eisen duurzaamheid
-Risico van een verouderde voorraad van gebouwen (zie ook risico’s langjarige opgave) |
Bandbreedte financiële gevolgen |
De financiële gevolgen kunnen zijn dat tijdelijke huisvesting nodig is voor (onverwachte) leerlingengroei. Voor de 'route naar inclusiever onderwijs' heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen benoemd dat ze dit risico ook zien en komen met een voorstel voor normering en bekostiging van de huisvestingsconsequenties van deze werkagenda. |
Beheersingsmaatregelen |
Onderwijshuisvesting is in belangrijke mate relatiemanagement. Tijdig ontwikkelingen met schoolbesturen bespreken, vinger aan de pols houden en relatie bestendigen.
Het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO) is daarbij een belangrijk instrument met als doelen vooruit kijken, ontwikkelingen benoemen en (proces)voorstellen voorleggen. Data als de capaciteit van schoolgebouwen, de ruimtebehoefte van scholen, leerlingenprognoses en beleidsstukken dragen bij aan beheersing.
Ook is er in sommige schoolgebouwen wat leegstand, leegstand die gebruikt kan worden voor het opvangen van de risico’s. |
Verloop en bewaking |
Het bewaken van deze ontwikkelingen is een continu proces, in de kern van het werk van de medewerkers onderwijshuisvesting en de rest van de organisatie.
Het geactualiseerde Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs 2025-2041 is op 10 juli 2025 door de gemeenteraad vastgesteld. Het SHO 2022 is daarmee niet vervallen: de beleidsmatige uitgangspunten die daarin zijn verwoord blijven van kracht.
Voor Bewaking: zie Beheersingsmaatregelen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: Samenleving (Stadsontwikkeling en Vastgoed)
Bestuurlijk: Wethouder Van Woudenberg |
Communicatie |
De communicatie over dit risico maakt onderdeel uit van de communicatie over onderwijshuisvesting en het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Zie Beheersingsmaatregelen |
11. Onderwijshuisvesting - projectrisico's
Terug naar navigatie - Overige risico's - 11. Onderwijshuisvesting - projectrisico'sNummer / Naam |
11. Onderwijshuisvesting – projectrisico’s |
---|---|
Omschrijving risico |
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van de lopende projecten onderwijshuisvesting. |
Specifieke risico's |
Onderwijshuisvesting gaat over het passend huisvesten van leerlingen in moderne en frisse schoolgebouwen. Hiervoor zijn er meerdere projecten in voorbereiding.
Voor alle projecten geldt een aantal landelijke risico’s:
-Tekort aan capaciteit en materieel om scholen te bouwen, te ontwerpen en het proces te managen;
-Prijsstijgingen;
-Netcongestie en daarmee mogelijk gepaarde uitstel, vertraging van projecten of meerkosten door mogelijke maatregelen.
Voor Capelle aan den IJssel geldt als risico dat Capelle niet of nauwelijks een grondpositie heeft.
Voor de lopende projecten zijn er daarnaast nog specifieke risico’s.
Comenius College
Onderwijshuisvesting gaat niet alleen over de wettelijke ondergrens. Een oplossing met draagvlak zorgt op de lange termijn voor een betere toekomstbestendigheid. Zoals in de collegebrief week 28 vermeld is voor om het wettelijk noodzakelijkst te bekostigen voor het Comenius College € 16.552.627,-- (prijspeil juni 2024) (5.369 x € 3.083,--) benodigd. We hebben € 16.500.000,- beschikbaar voor dit project. Met het voortgezet onderwijs in Capelle wordt gesproken over de onderwijs infrastructuur in Capelle. De afspraken kunnen van invloed zijn op de huisvesting.
Wat betreft tijdelijke huisvesting is het Comenius College zodanig gegroeid dat de huisvesting aan de Lijstersingel niet passend zal zijn. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Comenius College:
-Vertraging leidt tot latere oplevering, daarmee tot hogere kosten;
-Onvoldoende tijdelijke huisvesting voor het gegroeide aantal leerlingen leidt tot hogere kosten;
-Ontwikkelingen rondom behoefte en aanbod bij bewegingsonderwijs kunnen tot hogere kosten leiden;
-Herstelwerkzaamheden rondom terreinverzakking kunnen tot hogere kosten leiden.
-Sloop, bouwrijp maken inclusief eventuele asbestverwijdering kan leiden tot hogere kosten.
- Mogelijke maatregelen m.b.t. netcongestie kunnen tot hogere kosten leiden.
KC Florabuurt en KC Meeuwensingel:
-Vertraging leidt tot latere oplevering, daarmee tot hogere kosten;
-Locatiegebonden kosten liggen gemiddeld tussen 10% en 30% van de bouwkosten.
Specifiek voor de inpassing van de Meeuwensingel is het risico op locatiegebonden kosten groot.
Voor tijdelijke huisvesting wordt gekeken naar meerdere scenario’s, waaronder inwoning in bestaande gebouwen. De financiële gevolgen voor de tijdelijke huisvesting kunnen zich beperken van een eenmalige aanpassing aan een gebouw. |
Beheersingsmaatregelen |
Voor het KC Florabuurt wordt rekening gehouden met uitbreiding van twee lokalen. In KC Meeuwensingel is een aantal flexlokalen binnen het programma en norm opgenomen, die flexibel ingedeeld kunnen worden. |
Verloop en bewaking |
Comenius College: Opgenomen op onderwijshuisvestingsprogramma 2010. Financiële besluitvorming begroting 2017, daarna jaarlijks geactualiseerd.
KC Meeuwensingel en KC Florabuurt. Financiële besluitvorming voorjaarsnota 2018, daarna jaarlijks geactualiseerd.
Voor Bewaking: zie Beheersingsmaatregelen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: Samenleving (Stadsontwikkeling en Vastgoed)
Bestuurlijk: Wethouder Van Woudenberg |
Communicatie |
De gemeenteraad zal zowel bij de P&C producten als via collegebrieven en raadsvoorstellen op de hoogte worden gehouden |
Ondernomen en mogelijke acties |
Per projectfase zullen de projectbegrotingen worden geactualiseerd. |
12. Onderwijshuisvesting - Meerjarige opgave (Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs)
Terug naar navigatie - Overige risico's - 12. Onderwijshuisvesting - Meerjarige opgave (Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs)Nummer / Naam |
12. Onderwijshuisvesting - Meerjarige opgave (Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs) |
---|---|
Omschrijving risico |
De inbreng voor de risicoparagraaf voor onderwijshuisvesting is gesplitst in drie delen. Hier benoemen we de mogelijke risico’s van de langjarige opgaven onderwijshuisvesting. |
Specifieke risico's |
Veel schoolgebouwen in Capelle dateren uit de jaren ’70 en ’80, gebouwd tijdens de groei van Capelle aan den IJssel. Het geactualiseerde Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs 2025-2041 bestaat onder andere uit een perspectief voor deze oudere gebouwen.
In de voorjaarsnota 2024 is reeds opgenomen dat er een forse investering is gemoeid met het uitbreiden, vervangen en vernieuwen van de schoolgebouwen. In het geactualiseerde SHO is een gedetailleerde meerjarige investering van 79 miljoen gegeven gebaseerd op huidige inschattingen en kostenontwikkelingen en een doorlooptijd van 17 jaar. Hierin zijn de opgaven in Rivium en Fascinatio meegenomen. Daarnaast zijn ook kosten voor tijdelijke huisvesting (stelpost) en de organisatiekosten van 6% opgenomen.
Risico’s bij de geschatte investering zijn dat de raming is gebaseerd op kengetallen (o.a. kwaliteitskader update 2024) en huidige kostenontwikkelingen. De werkelijke situatie kan afwijken. Daarnaast zijn er meerdere scenario’s voor renovatie en nieuwbouw. Indien in de loop van de periode een ander scenario wordt geadviseerd, zal ook de prijs afwijken. Ook is nog geen rekening gehouden met eventuele ontwikkelingen binnen het aanbod voor bewegingsonderwijs. Daarnaast wordt de prioritering en fasering van de projecten bij elke actualisatie van het SHO in samenhang bezien met de periodieke herijking van de fasering en prioritering van de ruimtelijke ontwikkelingen in kader van de Omgevingsagenda.
Voor alle nieuwe projecten gelden overigens dezelfde risico’s als voor de huidige projecten. Waarbij we netcongestie hier nogmaals willen uitlichten. Op 5 november 2024 kondigde Stedin netcongestie af voor een groot deel van Capelle aan den IJssel, gevolgd door TenneT op 5 december voor de gehele regio. Dit betekent dat aanvragen voor nieuwe of grotere grootverbruikersaansluitingen vooralsnog op een wachtlijst komen. Inmiddels is een Quickscan uitgevoerd die inzicht biedt in mogelijke oplossingsrichtingen voor lopende projecten
(Kindcentrum Florabuurt, Kindcentrum Meeuwensingel en tweede fase nieuwbouw Comenius) en voor de opgaven in het geactualiseerde SHO de uitbreiding Fascinatio en Oostgaarde. Zoals het er nu naar uit ziet kunnen alle projecten worden voortgezet. Voor elk project wordt gerichte kennis en expertise ingezet om de in de Quickscan benoemde oplossingsrichtingen verder uit te werken en te integreren in de projectplannen. Indien nodig wordt hier bij de gemeenteraad conform het budgetrecht op een volgend moment teruggekomen. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Voor de vervangingsopgaven geldt na vaststelling de wetswijziging ‘planmatige en doelmatige aanpak onderwijshuisvesting’ vanaf de zomer 2025 (huidige planning) een plicht om schoolgebouwen ouder dan veertig jaar een perspectief te geven. Naast renovatie en vervanging kan ook worden gekozen om later of geen voorziening toe te kennen aan het schoolbestuur.
De kosten voor Rivium en Fascinatio zijn onvermijdelijk om de groei van het aantal leerlingen in Fascinatio op te vangen.
Het voorstel voor de ambtelijke organisatie voor het uitvoeringsprogramma van het geactualiseerde SHO wordt in Q4 opgestart. |
Beheersingsmaatregelen |
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2024 – totaalbeeld onderwijshuisvesting.
Een gedetailleerde meerjaren investering is opgenomen in de actualisatie van het SHO. Daarnaast blijven we de kostenontwikkeling de komende jaren volgen om de financiële risico’s te beoordelen. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2024 – totaalbeeld onderwijshuisvesting.
Een gedetailleerde meerjaren investering is opgenomen in de actualisatie van het SHO. Daarnaast blijven we de kostenontwikkeling de komende jaren volgen om de financiële risico’s te beoordelen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: Samenleving (Stadsontwikkeling en Vastgoed)
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico
Met de vaststelling van het SHO is ook aandacht besteed aan de risico’s. |
Ondernomen en mogelijke acties |
De meerjareninvestering verwerken in het eerstvolgende P&C document. |
13. Grondexploitaties
Terug naar navigatie - Overige risico's - 13. GrondexploitatiesNummer / Naam |
13. Grondexploitaties |
---|---|
Omschrijving risico |
Voor de toekomstige verwachte kosten en opbrengsten worden aannames gedaan op het gebied van planning, verwachte verkoopprijzen, geraamde kosten, verwachte rentelasten, plankosten, enzovoort. Diverse onzekerheden en risico's kunnen het begrote financiële eindresultaat van de grondexploitatie beïnvloeden.
Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen risico's die specifiek zijn voor een grondexploitatiecomplex en risico's die betrekking hebben op de gehele grondexploitatieportefeuille. |
Specifieke risico's |
In de Actualisatie Grondexploitaties MPP 2025 hebben we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project beschreven. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Kansen: 1.138
Risico: 2.929
Het betreft verschillende soorten risico’s. In de bepaling van de bandbreedte is reeds rekening gehouden met de kans van voordoen. Daarom zijn de risico's voor de bepaling van de weerstandsratio voor 100% meegenomen. |
Beheersingsmaatregelen |
In de Actualisatie Grondexploitaties MPP 2025 hebben we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project beschreven. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname in P&C-document: Najaarsnota 2019.
Bewaking: zie Beheersmaatregelen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Zie Beheersmaatregelen. |
14. Impact nieuwe Omgevingswet en Wkb op leges omgevingsvergunningen
Terug naar navigatie - Overige risico's - 14. Impact nieuwe Omgevingswet en Wkb op leges omgevingsvergunningenNummer / Naam |
14. Impact nieuwe Omgevingswet en Wkb op leges omgevingsvergunningen |
---|---|
Omschrijving risico |
Met de invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024, en de hieraan gekoppelde Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) is de wet- en regelgeving voor bouwinitiatieven en omgevingsvergunningen gewijzigd. In 2024 hebben we een daling gezien van het aantal vergunningaanvragen en een toename van het aantal conceptverzoeken. Dit was onder andere te verklaren door de toename van aanvragen eind 2023 nog onder de oude wetgeving. In de eerste maanden van 2025 zien we weer een stijging van het aantal aanvragen omgevingsvergunning. Dit komt onder meer omdat activiteiten niet meer samenhangend zijn en dat er nu per activiteit vergunning kan worden aangevraagd. Of en welke impact de inwerkingtreding van de Omgevingswet structureel heeft op onze inkomsten is voor nu nog onduidelijk. Uw raad bepaalt in het Omgevingsplan op welke wijze u invulling geeft aan deregulering en vergunningplichten voor bepaalde activiteiten. Tijdens de voorbereiding van het Omgevingsplan informeren we u ook over de financiele gevolgen.
De Wkb is op 1 januari 2024 uitsluitend voor de nieuwbouw van gevolgklasse 1 bouwwerken ingevoerd. De verbouw van gevolgklasse 1 bouwwerken is nog uitgesloten. Het ministerie verwacht tot 2028 nog niet over te gaan tot verdere invoering van de Wkb voor verbouw van gevolgklasse 1 bouwwerken of uitbreiding met gevolgklasse 2 bouwwerken. Vooralsnog heeft deze beperkte invoering van de Wkb geen noemenswaardige impact op de opbrengsten. Er zijn in Capelle op dit moment slechts zes projecten bekend, die onder de Wkb vallen. |
Specifieke risico's |
Lagere opbrengsten uit leges omgevingsvergunningen. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Het risico is op dit moment niet te kwantificeren. |
Beheersingsmaatregelen |
Niet van toepassing |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2021 |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Stadsbeheer
Bestuurlijk: Manusama en Schaatsbergen |
Communicatie |
De impact van de Omgevingswet op de legesinkomsten worden gemonitord. Zodra hierover meer bekend is zullen we u hierover informeren. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Niet van toepassing |
15. Rivium
Terug naar navigatie - Overige risico's - 15. RiviumNummer / Naam |
15. Rivium |
---|---|
Omschrijving risico |
Met de recente nieuwe afspraken (package deal mei 2025) met de marktpartijen heeft de gemeente haar belangrijke risico’s (nog voortkomend uit de SOK) kunnen beperken.
Belangrijke tijdsafhankelijke en uitvoeringsrisico’s zijn voor de gemeente aanzienlijk beperkt en zijn door de marktpartijen overgenomen.
Voor de 1e fase zijn over een periode tot 2036 zijn goed onderbouwde budgetten overeengekomen met marktpartijen. Deze zijn wel gemaximaliseerd en kunnen alleen in tijd geïndexeerd worden met CPI of GWW index)
Uitgaande van een goed beheers- en bewakingsproces door het projectteam heeft de gemeente voor de komende 10 jaar voldoende budget met heldere betaalmomenten die alle investeringen voor de gemeente worden afgehecht.
Voor de 2e fase zijn geen afspraken gemaakt. Een groot deel van de gevraagde investering van de herinrichting van de openbare ruimte wordt al gedekt door de 1e fase. De overige investeringen en mogelijke tekortkomingen kunnen verhaald worden op de initiatiefnemers van de 2e fase en biedt met de huidige inzichten voldoende dekking.
Concreet betreft het de volgende hoofdrisico’s voor de gemeente: (en zijn met name ingegeven door gemaximaliseerde bedragen die zijn afgekocht)
1. risico’s m.b.t. vertragingen in de fase van de omgevingsvergunningsprocedure (te veel bezwaren, advies- en procedure kosten)
2. risico’s m.b.t. niet of na 2035 tot realisatie komen van deelgebieden (met de daaraan gekoppelde WOKT-subsidie)
3. risico’s m.b.t. prijsstijgingen of nieuwe inzichten in het mobiliteitsprogramma / duurzaamheid / energieconcepten en andere generieke makro- economische effecten. |
Specifieke risico's |
Ad 1 Omgevingsplan en omgevingsvergunningen
Deze hoog-stedelijke gebiedsontwikkeling vraagt een zeer uitgebreide planologische onderbouwing en uitwerking (denkend aan omgevingsplan /kaart en regels / MER ect).
Met het sluiten van een nieuwe SOK en AO wordt een volgend betalingsmoment door de marktpartijengevraagd. Deze betaling zal enerzijds het interne voorbereidingskrediet moeten compenseren en de komende proces en begeleidingskosten om tot een onherroepelijk omgevingsplan te komen, moeten dekken.
In de huidige planning gaan we uit dat deze status omstreeks Q1 2027 wordt behaald. Mochten er dusdanig zienswijzen en bezwaren volgen waarin onderzoeken bijgesteld of herzien moeten worden dan zal opnieuw een beroep moeten worden gedaan op de marktpartijen. Het is dan onduidelijk hoe iedere marktpartij hier tegen over staat.
Ook dan zal er geen betaling plaatsvinden om de volgende fase voor omgevingsvergunningen in te gaan. (wat aansluit op het volgende risico)
Ad 2 Het niet tot komen tot aanvraag omgevingsvergunning of het niet komen tot realisatie
Het is algemeen bekend dat de huidige partijen de vervolgfase niet in kunnen gaan voordat minstens 70% verkocht is aan een belegger of woningbouwcorporatie. Deze partijen zullen uiteindelijk het geld en plankosten moeten inbrengen om de ontwikkeling tot een aanvraag en realisatie te brengen. Dit is een marktrisico wat door de gemeente niet afgehecht kan worden.
In 2023 heeft de Gemeente een beschikking gekregen voor een subsidie van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in het kader van de woningbouw op korte termijn door bovenplanse infrastructuur. Verantwoording vindt plaats door middel van de jaarrekening en de SiSa-verantwoording (Spuk E104). In totaal is er een bedrag van € 27,0 miljoen beschikt voor een bijdrage van 65% aan de in de beschikking aangegeven infrastructurele project. Dit zijn: de vervoersknoop (Parkshuttle, P+R en Waterbushalte), Zuidelijke Fietsroute, Bovenplanse fietsmobiliteit voorzieningen, ondertunneling van de A16 en de Metropolitane fietsroute (MFR). Tegenover het beschikbaar stellen van de middelen staat de verplichting om 5.000 woningen te realiseren met een minimaal percentage van 50% betaalbaar. Met de marktparijen is overeengekomen dat zij 5.000 gaan realiseren binnen hun ontwikkelgebied. Door externe factoren zoals Bezwaarprocedures tot aan de RvS, stikstof en netcongestie bestaat de kans dat niet alle 5.000 tijdig kunnen worden gebouwd. Bij niet (tijdige) realisatie moet er (een deel) moet worden terugbetaald van deze subsidiemiddelen. Om bovenstaande risico te beperken zijn we in overleg met het Rijk getreden om de bouwperiode met een paar jaar te verlengen als gevolg van de hiervoor genoemde externe vertragende factoren. We hopen dat het Rijk ook bereid is te kijken naar dergelijke risico’s en de gemeente achteraf niet te straffen voor een niet tijdig behaalde woningbouwproductie.
Ad 3
Voor alle onderdelen (A herinrichting openbaar gebied / B Mobiliteit / C Plankonkosten gemeente / D afkoop externe instantie mbt exploitatie tekort HVC Windmolen en geurbeperking AWZI) geldt dat deze zijn gemaximaliseerd en alleen in tijd (tot betalingsmoment) worden geïndexeerd. Index kan soms niet synchroon lopen met actuele prijsstijgingen. Mobiliteits kent ook vele externe risico factoren die vragen om een zeer goed en structureel ontwikkel en engineerings trajecten. Deze risico’s zijn echter niet anders dan de reguliere infrastructurele projecten die een gemeente onderhanden heeft. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Onderstaande risico's vallen niet in de begrotingsperiode 2026-2029 en zijn daarom niet opgenomen in de benodigde weerstandscapaciteit in de Begroting 2026.
Bandbreedte financiële gevolgen
1) Project specifieke Risico’s Rivium € 4.500.000
Reeds voldaan door coalitie bij sluiten SOK € 2.364.885 -
Aanvullend budget voorfinanciering 24 en 25 € 2.500.000
Voorschot door marktpartijen € 500.000 (Betaling bij SOK 2.0)
Hoogte risico voorfinanciering € 4.135.115
Risico: N 4.135mln in 2025 en de kans op het niet kunnen verhalen van deze voorfinanciering schatten we momenteel in op 25%.
In de begroting 2026 zijn de kosten van de gemeente en de bijdragen van marktpartijen budgetneutraal opgenomen.
2) Rijkssubsidie Woningbouw Op de Korte Termijn (versnellingsgelden) Rivium
Uitgegeven middelen t/m 01-09-2025: € 3.448.930
Benutte subsidie middelen t/m 01-09-2025: € 2.241.805 (65%)
Risico: N 75 afschrijvingslasten vanaf 2030 en kans op terugbetaling schatten we momenteel in op 50%.
3) Cofinanciering rijkssubsidie Woningbouw Op de Korte Termijn (versnellingsgelden) Rivium
In de meerjarenbegroting van 2026 is € 7.281.630 opgenomen als onze cofinanciering (ca. 17,5%). Door het opnemen in de meerjarenbegroting is het risico dat in de jaarrekening 2023 werd benoemd, komen te vervallen.
Risico: N 243 vanaf 2030 en de kans op niet te realiseren cofinanciering schatten we momenteel in op 25%. |
Beheersingsmaatregelen |
Risico-overdracht: tijds- en uitvoeringsrisico’s zijn grotendeels bij marktpartijen belegd.
Budgetbeheersing: gemaximaliseerde budgetten, alleen geïndexeerd via CPI/GWW.
Strak projectbeheer: actief bewaken van planning, kosten en risico’s door het projectteam. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname in P&C-document: Begroting 2023 |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: Afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: René van Hemert |
Communicatie |
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht worden geschonken aan dit risico, daarnaast wordt de raad door middel van de voortgangsrapportages Rivium twee keer per jaar op de hoogte gehouden. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Continu in overleg met coalitie voortgang planontwikkeling en kosten en met regionale partijen en Rijk om subsidies binnen te halen. |
16. Leerlingenvervoer
Terug naar navigatie - Overige risico's - 16. LeerlingenvervoerNummer / Naam |
16. Leerlingenvervoer |
---|---|
Omschrijving risico |
Risico met betrekking tot Leerlingenvervoer. |
Specifieke risico's |
In 2025 hebben we de aanbesteding voor Vervoer Wmo- en Leerlingenvervoer met een jaar uitgesteld en zijn we een overbrugging met de huidige leverancier aangegaan. In de Kadernota 2026 bent u hierover geïnformeerd. In 2025 zetten we de aanbesteding opnieuw in de markt met ingangsdatum augustus 2026. Hoewel we de uitkomst van de aanbesteding niet kennen, hebben we de financiële consequenties van de overbruggingsperiode meerjarig in de Begroting 2026 verwerkt. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Het risico is op dit moment niet te kwantificeren. |
Beheersingsmaatregelen |
Niet van toepassing. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname in P&C-document: Begroting 2026 |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: van Hemert |
Communicatie |
In 2026 volgt de aanbesteding. Zodra hierover meer bekend is, zullen wij u hierover informeren.
De financiële consequenties nemen we mee in de 1e Bestuursrapportage 2026. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Niet van toepassing. |