Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit

Definitie weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Definitie weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen of waar na het treffen van maatregelen nog restrisico’s overblijven, met de kans dat deze risico’s zich voordoen. De verhouding wordt uitgedrukt in een ratio.

Ratio weerstandsvermogen is beschikbare weerstandscapaciteit gedeeld door benodigde weerstandscapaciteit (risico's)

Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Terug naar navigatie - Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Het beleid ten aanzien van risico’s en weerstandsvermogen hebben we vastgelegd in de Nota Reserves, Voorzieningen, Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2017. We streven na om geen onnodige risico’s te lopen, en zoveel mogelijk risico’s af te dekken, mits financieel verantwoord. Risico’s die niet worden afgedekt door bijvoorbeeld een verzekering of een voorziening, moeten kunnen worden opgevangen door de beschikbare weerstandscapaciteit.

De definitie van een risico luidt als volgt: De kans op het optreden van een gebeurtenis, die zowel positieve als negatieve gevolgen voor de gemeente kan hebben, waarvan de omvang nog onbekend is, maar van materiële betekenis kan zijn (groter dan N 250). Eenvoudiger gezegd bestaat een risico dus uit kans * impact. In lijn met de genoemde beleidsnota hanteren we voor wat betreft de kans van voordoen in de basis drie varianten: lage kans (25%), gemiddelde kans (50%) en hoge kans (75%). Waar deze varianten niet volstaan, hebben we dit aangepast in 0,1%, 5% en 100%. Voor wat betreft de impact, zijn er drie varianten mogelijk:

  1. Als de impact redelijk goed in te schatten is: als vaste waarde;
  2. Als de impact moeilijker in te schatten is: met een bandbreedte, waarin we een onder- en bovengrens geven en we rekenen met het gemiddelde;
  3. Als de impact (nog) niet in te schatten is: als pm.

Bij risico’s met een incidenteel karakter hanteren we een factor van 1, omdat het risico zich in één keer voor zal kunnen doen. Voor risico’s met een structureel karakter hanteren we een factor van 5, gebaseerd op het lopende begrotingsjaar en de vier begrotingsjaren erna. Dat betekent dat de weerstandscapaciteit vijf maal zo groot moet zijn als het totaalbedrag van het structurele risico.

De kwaliteit van het weerstandsvermogen wordt bij de begroting en jaarstukken gemeten. Dat wil zeggen dat we het weerstandsvermogen actualiseren en ook de risico’s opnieuw beoordelen. Zo kan het zijn dat er telkens nieuwe risico’s worden geïdentificeerd en dat eerder geconstateerde risico’s verdwijnen.

Overzicht risico's

Terug naar navigatie - Overzicht risico's

Hieronder een overzicht van de risico’s die op dit moment nog bestaan of nieuw zijn.

Totaal lijst risico's Nieuw / bestaand Hoger / gelijk / lager risico t.o.v. JS23
Algemene risico's
1 Algemene uitkering Gemeentefonds Bestaand P.M.
2 Fiscaliteiten Bestaand P.M.
3 Dividenden Bestaand Hoger
4 Verleende borgstellingen voor instellingen Bestaand Lager
5 Oplopende rentelasten Bestaand P.M.
6 Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) Bestaand Lager
Risico's sociaal domein
7 Participatiewet Bestaand Lager
8 Jeugdzorg Bestaand Lager
9 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Bestaand P.M.
10 Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen Bestaand P.M.
11 Stichting Welzijn Capelle Bestaand P.M.
Overige risico's
12 Onderwijshuisvesting - beleidsrisico's Bestaand P.M.
13 Onderwijshuisvesting - projectrisico's Bestaand P.M.
14 Onderwijshuisvesting - Meerjarig opgave (Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs) Bestaand P.M.
15 Grondexploitaties Bestaand Gelijk
16 Impact nieuwe Omgevingswet en Wkb op leges omgevingsvergunningen Bestaand P.M.
17 Risico's Rivium District Bestaand Gelijk
18 Voorziening onderhoud Nieuw Hoger

Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

Terug naar navigatie - Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

De risico's die gekwantificeerd zijn en daarbij de basis voor de 'benodigde weerstandscapaciteit' vormen, staan in onderstaande tabel weergegeven.

Berekening benodigde weerstandscapaciteit / risico's I/S* Kans Impact Riscobedrag
2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032
Nr. Risico = kans * impact
1 Algemene uitkering - herverdeling gemeentefonds S 50% 3.200 N 0 N 0 N1.600 N1.600 N1.600 N1.600 N1.600 N1.600 N1.600
3 Dividenden S 50% 848 N 0 N424 N424 N424 N424 N424 N424 N424 N424
4 Verleende borgstellingen voor instellingen S 5% 6.462 N323 N323 N323 N323 N323 N323 N323 N323 N323
6 Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) I 0,1% 283.977 N284 N284 N284 N284 N284 N284 N284 N284 N284
7 Participatiewet S 50% 1.916 N 0 N1.341 N1.098 N854 N539 N539 N539 N539 N539
8 Jeugdzorg S 50% 6.120 N 0 N1.821 N3.375 N3.533 N3.511 N3.511 N3.511 N3.511 N3.511
15 Grondexploitaties I 100% -723 V723 V723 V723 V723 V723 V723 V723 V723 V723
15 Grondexploitaties I 100% 1.893 N1.893 N1.893 N1.893 N1.893 N1.893 N1.893 N1.893 N1.893 N1.893
17 Risico's Rivium District (project specifiek) I 25% 2.135 N 0 N534 N 0 N 0 N 0 N 0 N 0 N 0 N 0
17 Risico's Rivium District (rijkssubsidie) S 50% 46 N 0 N 0 N 0 N 0 N 0 N 0 N23 N23 N23
17 Risico's Rivium District (cofinanciering rijkssubsidie) S 25% 208 N 0 N 0 N 0 N 0 N 0 N 0 N52 N52 N52
18 Voorziening onderhoud I 100% 725 N 0 N 0 N50 N50 N50 N100 N280 N450 N650
Subtotaal structureel N323 N3.909 N6.820 N6.734 N6.397 N6.397 N6.472 N6.472 N6.472
Totaal, structurele risico's vermenigvuldigt met 5 jaar N3.069 N21.533 N35.604 N35.174 N33.489 N33.539 N34.094 N34.264 N34.464
* I = Incidenteel (1 jaar) S = Structureel (5 jaar)

Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Terug naar navigatie - Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Hieronder staat de beschikbare weerstandscapaciteit en de berekening van de weerstandsratio.

Beschikbare weerstandscapaciteit 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032
Post onvoorzien V33 V34 V34 V34 V34 V34 V34 V34 V34
Algemene Reserve minimumniveau * V10.000 V10.000 V10.000 V10.000 V10.000 V10.000 V10.000 V10.000 V10.000
Algemene reserve * V146.267 V141.585 V133.732 V120.171 V102.435 V81.823 V59.324 V34.080 V6.909
Totaal beschikbare weerstandscapaciteit V156.300 V151.619 V143.766 V130.205 V112.469 V91.857 V69.358 V44.114 V16.943
*) Reserves: stand per 1-1
Berekening weerstandsratio 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032
Benodigde weerstandscapaciteit N3.069 N21.533 N35.604 N35.174 N33.489 N33.539 N34.094 N34.264 N34.464
Beschikbare weerstandscapaciteit V156.300 V151.619 V143.766 V130.205 V112.469 V91.857 V69.358 V44.114 V16.943
Weerstandsratio 50,9 7,0 4,0 3,7 3,4 2,7 2,0 1,3 0,5

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Financiële kengetallen

Het Besluit Begroting en Verantwoording provincie en gemeenten schrijft voor dat we door middel van kengetallen inzicht geven in onze financiële positie. Gemeenten zijn vrij om hier zelf duiding aan te geven. Niettemin heeft de provincie Zuid-Holland in een themacirculaire een aantal signaleringswaarden aangegeven. De signaleringswaarden staan in onderstaande tabel.

Signaleringswaarden provincie Zuid Holland voor ratio's Categorie A minst risicovol Categorie B neutraal Categorie C meest risicovol
1a netto schuldquote <90% 90-130% >130%
1b netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen <90% 90-130% >130%
2 solvabiliteit >50% 20-50% <20%
3 grondexploitatie <20% 20-35% >35%
4 structurele exploitatieruimte >0% 0% <0%
5 belastingcapaciteit <95% 95-105% >105%

In de onderstaande tabel is een totaaloverzicht verstrekt van de verschillende ratio's. In de tabellen die volgen is inzichtelijk gemaakt hoe enkele ratio's zich ontwikkelen ten opzichte van de Najaarsnota 2023 en de Voorjaarsnota 2024. In deze begroting zien we over het algemeen een achteruitgang van diverse indicatoren. Vanwege investeringen moeten meer leningen worden aangetrokken, wat ongunstig is voor de netto schuldquote . De solvabiliteit verslechtert omdat de begrotingsresultaten zijn afgenomen.

Financiële ratio's Rekening 2023 Begroting 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032
1a netto schuldquote 22,3% 32,4% 46,2% 68,3% 83,1% 96,4% 107,2% 122,1% 133,9% 149,0%
1b netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen 21,4% 31,6% 45,4% 67,4% 82,2% 95,5% 106,3% 121,2% 133,1% 148,1%
2 solvabiliteit 58,9% 52,4% 47,9% 40,9% 34,3% 28,9% 24,3% 18,7% 13,3% 7,3%
3 grondexploitatie 0,1% 1,6% 1,1% 1,3% 1,0% 1,5% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
4 structurele exploitatieruimte -1,1% 0,2% 0,1% -4,1% -5,5% -6,5% -7,2% -8,2% -8,9% -10,1%
5 belastingcapaciteit 82,9% 73,4% 76,8% N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
6 debt service coverage ratio 1,0 -0,4 0,7 0,4 0,3 0,2 0,3 0,2 0,2 0,1
7 afschrijvingsratio 3,3% 3,2% 4,0% 4,5% 5,1% 5,4% 6,1% 6,3% 6,6% 6,9%

Netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen (1a en 1b)
Dit cijfer geeft inzicht in het niveau van de gemeentelijke schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft dus een indicatie van de mate waarin de rentelasten op de eigen middelen drukken. De schuldquote is verslechtert ten opzichte van de Najaarsnota 2023 omdat de begrotingsresultaten afnemen en de investeringen toenemen. Daarvoor zijn extra leningen nodig. Ten opzichte van de Voorjaarsnota is de schuldquote licht gewijzigd. De voornaamste oorzaak hiervan is dat de tekorten in meerjarenperspectief zijn verbeterd. Daar staat een toegenomen bedrag aan investeringen tegenover. 

De netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen geeft dezelfde ratio weer, maar dan zonder verstrekte leningen aan andere organisaties. De omvang van deze verstrekte leningen is dermate laag dat deze ratio nagenoeg dezelfde uitkomst heeft als de netto schuldquote.

Netto schuldquote (gecorr.) 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032
NJN 2023 35,6% 46,9% 57,7% 67,2% 75,9% 83,1% 93,9% 100,4% 100,4%
VJN 2024 35,2% 50,7% 68,8% 81,1% 95,5% 108,4% 125,6% 138,9% 154,8%
NJN 2024 + Begroting 2025 31,6% 45,4% 67,4% 82,2% 95,5% 106,3% 121,2% 133,1% 148,1%

Solvabiliteitsratio (2)
Dit cijfer geeft het percentage eigen vermogen ten opzichte van het totaal vermogen weer. De solvabiliteit verslechtert ten opzichte van de Najaarsnota 2023 omdat de begrotingsresultaten afnemen en er leningen moeten worden aangetrokken.

Solvabiliteit 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032
NJN 2023 54,6% 52,4% 48,6% 44,6% 40,8% 38,3% 34,0% 30,1% 30,1%
VJN 2024 51,0% 47,5% 41,3% 35,5% 29,7% 24,6% 18,2% 11,8% 4,9%
NJN 2024 + Begroting 2025 52,4% 47,9% 40,9% 34,3% 28,9% 24,3% 18,7% 13,3% 7,3%

Grondexploitatie (3)
Dit cijfer geeft aan hoe groot de grondpositie (waarde van grond) is ten opzichte van de totale baten. Met 1,1% in 2025 zit deze ratio ruimschoots in de categorie minst risicovol.  Wanneer deze ratio zou stijgen, zou er meer risico ontstaan: een positief risico bij goede marktomstandigheden en een negatief risico bij minder goede marktomstandigheden.

Structurele exploitatieruimte (4)
Dit cijfer helpt mee om te beoordelen welke structurele ruimte een gemeente heeft om de eigen lasten te dragen. Het kengetal wordt berekend door de incidentele baten en lasten en de structurele toevoegingen en onttrekkingen aan reserves te corrigeren op het jaarrekeningresultaat. Deze ratio is positief in 2024 en 2025. Door het negatieve begrotingsresultaat is deze vanaf 2026 negatief. 

Gemeentelijke belastingcapaciteit (5)
Dit cijfer geeft inzicht in hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Als dit percentage laag ligt, betekent dit dat de gemeente meer inkomsten uit belastingen zou kunnen verwerven. Onze lokale belastingen (OZB, afval- en rioolheffing) zijn laag. Om in aanmerking te komen voor financiële steun vanuit het Rijk (art. 12-status), moeten de lokale belastingen ten minste 120% van het landelijk gemiddelde zijn. 

Debt Service Coverage Ratio (6)
Deze ratio geeft een goed beeld van de ruimte die rente en aflossingen innemen in de exploitatie en geeft aan welk deel van de vrij beschikbare geldstroom opgaat aan rente en aflossingen. In de ideale situatie is deze ratio minstens 1. Hier voldoen we niet aan vanwege de oplopende tekorten en de toename van rentelasten.

Debt Service Coverage Ratio 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032
Resultaat voor bestemming -12.916 -7.144 -11.006 -14.838 -17.865 -19.524 -21.768 -23.696 -27.390
Afschrijving 9.563 11.543 12.263 14.573 15.407 17.408 18.378 19.329 20.337
Rente 787 1.798 3.530 5.430 6.923 7.934 8.910 9.825 10.650
EBITDA (A) -2.566 6.197 4.787 5.165 4.465 5.818 5.520 5.458 3.597
Rentelasten 787 1.798 3.530 5.430 6.923 7.934 8.910 9.825 10.650
Aflossingen bestaande leningen 4.692 4.892 4.892 4.392 4.392 4.392 4.392 4.392 1.559
Aflossingen nieuwe leningen 601 2.346 4.705 7.039 8.688 10.096 11.889 13.391 15.061
Rente + Aflossing (B) 6.080 9.036 13.127 16.861 20.003 22.422 25.190 27.609 27.270
DSCR (A/B) -0,4 0,7 0,4 0,3 0,2 0,3 0,2 0,2 0,1
Debt Service Coverage Ratio 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032
NJN 2023 0,5 1,8 1,1 0,8 0,7 0,7 0,5 0,4
VJN 2024 -0,8 1,0 0,3 0,2 0,1 0,1 0,0 0,0 -0,1
NJN 2024 + Begroting 2025 -0,4 0,7 0,4 0,3 0,2 0,3 0,2 0,2 0,1

Afschrijvingsnorm (7)
De afschrijvingsnorm is strikt genomen geen financieel kengetal, zoals dat in het bedrijfsleven ook gebruikt wordt. Het geeft niettemin een indruk van de ruimte die afschrijvingslasten in de totale begroting opnemen. Uit onderstaande tabel blijkt dat het percentage de komende jaren toeneemt omdat de verwachte investeringen hoger zijn dan de afschrijvingen.  

Afschrijvingsratio 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032
Totaal afschrijvingslasten (A) 9.563 11.543 12.263 14.573 15.407 17.408 18.378 19.329 20.337
Totaal exploitatielasten (B) 303.343 285.675 272.248 283.398 284.583 286.738 289.505 292.479 296.015
Afschrijvingsratio (A/B*100) 3,2% 4,0% 4,5% 5,1% 5,4% 6,1% 6,3% 6,6% 6,9%
Vergelijk afschijvingen/investeringen 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032
Totaal afschrijvingslasten 9.563 11.543 12.263 14.573 15.407 17.408 18.378 19.329 20.337
Totaal netto investeringen 36.922 36.883 53.528 50.513 34.296 28.172 38.022 31.740 35.045
Saldo afschrijvingen -/- investeringen -27.359 -25.340 -41.265 -35.940 -18.889 -10.764 -19.644 -12.411 -14.708

Algemene risico's

1. Algemene uitkering Gemeentefonds

Terug naar navigatie - 1. Algemene uitkering Gemeentefonds

Omschrijving risico
De algemene uitkering van het Gemeentefonds is de belangrijkste inkomstenbron voor onze gemeente. Het risico bestaat hieruit dat de feitelijke inkomsten afwijken ten opzichte van de bedragen waar we in de begroting rekening mee houden. In de praktijk blijkt vaak dat het Rijk werkt met 'dagkoersen', waardoor de wijzigingen in het fonds niet te voorspellen zijn.

Specifieke risico’s 
Er zijn verschillende onzekerheden met betrekking tot de hoogte van de algemene uitkering:
A. Met ingang van 2024 is een nieuwe financieringssystematiek ingevoerd met betrekking tot de jaarlijkse indexering van de algemene uitkering uit het gemeentefonds (accres). Deze nieuwe systematiek houdt in dat de volumeontwikkeling van het gemeentefonds vanaf 2024 wordt gebaseerd op het historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) in plaats van de ontwikkeling van de rijksuitgaven. De cijfers worden elk jaar twee keer geraamd en de effecten hiervan verwerkt in de mei- en septembercirculaire. In het voorjaar van het lopende jaar wordt het accres definitief. De definitieve vaststelling kan lager uitvallen dan eerdere ramingen. Daarnaast bestaat het risico dat de nieuwe financieringssystematiek tekortschiet om de groei van de uitgaven te kunnen opvangen.  Met name de vergoeding voor loon- en prijsontwikkelingen is in de nieuwe systematiek lager. Hierdoor kunnen in de begroting 2025 de budgetten te laag zijn opgenomen zijn om de prijsontwikkeling op te kunnen vangen.

B. Het BTW-compensatiefonds (BCF) wordt verrekend met het gemeentefonds. Het BCF heeft een plafond. In 2023 zijn gemeenten € 573 miljoen onder het plafond gebleven. Op basis van de ruimte onder het plafond van het jaar 2023 van € 573 miljoen mogen de gemeenten een structurele stelpost opnemen in de berekening van de algemene uitkering. Voor Capelle komt dit uit op een bedrag van € 2.150k. De provincie gaat akkoord met deze werkwijze om 100% van de ruimte onder het plafond als stelpost op te nemen. Het risico bestaat dat gemeenten meer investeren en dus in een bepaald jaar de ruimte onder het plafond minder dan € 573 miljoen bedraagt. Het aandeel van Capelle zal dan lager zijn dan de opgenomen stelpost.

C. In de Meicirculaire 2022 zijn de resultaten van de ‘herziening gemeentefonds’ verwerkt. Capelle aan den IJssel komt hier negatief uit.
Op basis van het ingroeipad is het maximale nadeel voor een gemeente € 37,50 per inwoner. Het feitelijke nadeel is € 84,75 per inwoner. Hiervoor ontvangt Capelle een suppletie-uitkering van 3,2 miljoen in 2025 en volgende jaren. De suppletie-uitkering is structureel in de meerjarenraming opgenomen. In 2025 vindt een evaluatie van het nieuwe verdeelstelsel 2023 plaats. Hierin zal ook de suppletie-uitkering betrokken worden. We lopen het risico dat het vervallen van de suppletie-uitkering van 3,2 miljoen niet wordt gedekt door de mogelijke positieve effecten van de evaluatie.

Bandbreedte financiële gevolgen

Het gemeentefonds is erg onvoorspelbaar en het is niet mogelijk om de mogelijke effecten goed te kwantificeren. De ervaring van de afgelopen jaren is dat er zowel grote voor- als nadelen kunnen ontstaan. Daarom staat dit bedrag op P.M.
Uitzondering hierop is de suppletie-uitkering inzake de herijking van het gemeentefonds. Hierbij houden we rekening met een bedrag van 3,2 miljoen en een kans van 50% vanaf 2026.

Beheersingsmaatregelen
De beheersingsmaatregelen zijn beperkt. We hebben geen invloed op de uitkomsten.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2012
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
n.v.t.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen van het Gemeentefonds.

Ondernomen en mogelijke acties
De laatst gepubliceerde circulaire is de Meicirculaire 2024. Deze is verwerkt in de Begroting 2025. 

2. Fiscaliteiten

Terug naar navigatie - 2. Fiscaliteiten

Omschrijving risico
Rijksbelastingen worden geheven aan de hand van fiscale wet- en regelgeving die voortdurend in beweging is. De voornaamste afdrachten vinden plaats voor de belastingmiddelen loonheffingen, btw en vennootschapsbelasting. 

Risico’s in aard en omvang zijn met name 1) proces-gerelateerd, 2) fiscaal administratief van aard en 3) inhoudelijk gedreven. Voornaamste maatregel is dat de fiscaliteit proactief maar wel op een natuurlijke wijze bij de start van het proces wordt betrokken en dat taken en rollen duidelijk zijn gedefinieerd. 
Dit voorkomt onjuiste boekingen, vermindert faalkosten en zorgt dat gericht een gewogen oordeel kan worden gegeven over de fiscale aanpak en de hieraan verbonden risico’s in het kader van besluitvorming en verantwoording.
De Gemeente is zich bewust van de verschillende risico’s en neemt op een gesystematiseerde wijze maatregelen om deze risico’s verder te beheersen. In het onderdeel bewaking en te ondernomen acties wordt dit verder toegelicht.

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M.

Beheersingsmaatregelen
We monitoren op gezette momenten de (landelijke) fiscale  ontwikkelingen en beoordelen de fiscale transacties van onze gemeente.

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
We rapporteren over ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten of, als dat nodig is, afzonderlijk.

Bewaking
Relevante fiscale processen worden getoetst in opzet en werking en doorontwikkeld en afgestemd op organisatieontwikkelingen en fiscale wet- en regelgeving. Ten aanzien van de fiscale advisering is de kwaliteit mede geborgd door de inzet van een fiscalist. De Gemeente werkt op concernniveau aan de verdere uitrol van een Tax Control Framework (TCF) teneinde meer fiscaal in control te komen.

Ondernomen en mogelijke acties
Het komende jaar wordt benut voor de verdere doorontwikkeling van de fiscale functie op het gebied van coördinatie, kennisdeling en uitvoering.
Medewerkers binnen de financiële functie krijgen daarbij maatwerk-cursussen aangeboden, waarin relevante casuïstiek wordt besproken die de kennis in de breedte vergroot en het fiscaal bewustzijn verder versterkt. Daarnaast zal in overleg met de vakteams gericht de fiscaliteit worden verankerd in het primaire proces ter beheersing van fiscale risico’s.  

3. Dividenden

Terug naar navigatie - 3. Dividenden

Omschrijving risico
We zijn aandeelhouder van onder andere Stedin N.V., N.V. Irado en B.V. Gemeenschappelijk Bezit Evides (Evides) en ontvangen hier jaarlijks dividend voor. Het risico bestaat hierin dat het dividend lager of hoger is dan waar we in de begroting rekening mee houden.

Specifieke risico’s

Stedin
Voor het dividend van Stedin bestaat in algemene zin het risico dat we minder aan dividend ontvangen dan begroot.
Stedin is in een traject om de vermogenspositie te versterken. Het investeringsniveau is de komende jaren, gezien de energietransitie, onverminderd hoog en daarmee ook de financieringsbehoefte. We ramen het dividend op basis van de laatst beschikbare (openbare) informatie. In de Begroting 2024 is het begrote dividend voor 2024 bijgesteld naar V1.043 en voor 2025 bijgesteld naar V847 naar aanleiding van een groter voordeel dan verwacht in 2023, wat resulteert in een hoger dividend voor de aandeelhouders. Vanaf 2025 deelt Stedin geen exacte dividendprognose. Dat heeft te maken met het lastig voorspelbare karakter van het jaarlijkse resultaat. Als alternatief geeft Stedin enige guidance, die gebruikt kan worden als hulpmiddel om het dividend te ramen. 

Evides
Voor het dividend van Evides bestaat in algemene zin het risico dat we minder aan dividend ontvangen dan begroot. Evides heeft aangekondigd dat het dividend vanaf 2025 fors minder wordt. Voor ons betekent dit dat we vanaf 2025 V 235 aan dividend ontvangen. 

Irado
We bezitten, net als de gemeenten Schiedam en Vlaardingen, 1/3 deel van de aandelen. Op basis van de historische resultaten hebben we een dividend begroot van 330. Bij de Voorjaarsnota 2023 is het begrote dividend voor 2024 incidenteel bijgesteld naar V 110 door oplopende kosten voor Irado. Voor het dividend van Irado bestaat in algemene zin het risico dat we minder aan dividend ontvangen dan begroot.

Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
We ontvangen ook jaarlijks dividend van de BNG. Jaarlijkse begroting vanaf 2025 is V 19.

Bandbreedte financiële gevolgen 
Op dit moment is vooral het dividend van Stedin risicovol, gezien de investeringsbehoefte van Stedin. Het nu geraamde dividend voor Stedin is op basis van de meest recente inzichten. Toch bestaat het risico dat het dividend niet of niet geheel gerealiseerd zal worden. Dit risico schatten we in op een kans van 50%. Verder bevat de begroting van Irado een aantal risico’s die, als zij zich voordoen, een hogere jaarlijkse bijdrage van de deelnemende partijen vragen en/of een lager dividend uitkeren.

Beheersingsmaatregelen
We volgen de ontwikkelingen rondom de wetgeving en de bestuursbesluiten van Stedin, Irado en Evides nauwlettend.

Verloop

Eerste moment van opname: Begroting 2016
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen.

Ondernomen en mogelijke acties
Voor Evides is in de Begroting 2024 het begrote dividend vanaf 2025 verlaagd met N 347.

 

Rekening 2023 Begroting 2024 Begroting 2025 Raming 2026 Raming 2027 Raming 2028 Raming 2029 Raming 2030 Raming 2031 Raming 2032 Raming 2033
Stedin N.V. V457 V1.043 V847 V847 V847 V847 V847 V847 V847 V847 V847
Evides N.V. V410 V444 V235 V235 V235 V235 V235 V235 V235 V235 V235
Irado N.V. V367 V110 V110 V330 V330 V330 V330 V330 V330 V330 V330
BNG N.V. V19 V284 V19 V19 V19 V19 V19 V19 V19 V19 V19
Totaal V1.253 V1.881 V1.211 V1.431 V1.431 V1.431 V1.431 V1.431 V1.431 V1.431 V1.431

4. Verleende borgstellingen voor instellingen

Terug naar navigatie - 4. Verleende borgstellingen voor instellingen

Omschrijving risico
Voor de Dorpstraat 164 B.V.  en Stichting IJsselland staan we garant voor leningen die zij zijn aangegaan. Het risico bestaat hierin dat als deze organisaties niet meer aan hun verplichtingen tot terugbetaling kunnen voldoen, de leningverstrekker een beroep kan doen op ons.

Specifieke risico’s
Vanwege aanvullende voorschriften van de provincie in het kader van het financieel toezicht, is dit een verplicht onderdeel geworden bij de bepaling van het weerstandsvermogen. Het betreft garanties voor leningen waarvoor de gemeente 100% borg staat, zonder betrokkenheid van een andere waarborginstelling. Het gaat om leningen aan St. IJsselland ziekenhuis en het Rijksmonument Dorpsstraat 164, in totaliteit een bedrag van 6.462 (bedrag per 31-12-2024).

Bandbreedte financiële gevolgen
De ervaring leert dat geen enkele borgstelling wordt aangesproken. Vanuit het voorzichtigheidsbeginsel is het raadzaam een percentage te hanteren om de risico’s van deze borgstellingen te kwantificeren. We hebben dit percentage vastgesteld op 5%. Het risico komt dan uit op circa 323 (6.462 x 5%).

Beheersingsmaatregelen
De Verordening Borgstellingen Gemeente Capelle aan den IJssel 2020.

Verloop
Eerste moment van opname: begroting 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Financiën

Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
Bij de toetsing van de jaarstukken van de betrokken instellingen wordt gelet op het risico voor de gemeente.

Ondernomen en mogelijke acties
Niet van toepassing.

5. Oplopende rentelasten

Terug naar navigatie - 5. Oplopende rentelasten

Omschrijving risico
Het risico bestaat dat we op termijn onvoldoende rentelasten in onze begroting verwerkt hebben en dat de rentepercentages stijgen.

Specifieke risico’s
Uit de liquiditeitsprognose blijkt dat er sprake is van een financieringsbehoefte gedurende, maar ook na, de looptijd van onze meerjarenbegroting. Door de toenemende financieringsbehoefte zal er sprake zijn van een oplopende rentelast. Hoge inflatiecijfers en het beleid van de ECB om met renteverhogingen de inflatie te beperken, beïnvloeden de rentelasten negatief.  Voor de komende periode (najaar 2024 - eind 2025) worden renteverlagingen door de ECB rente verwacht van circa 1,5%. 

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment geprognosticeerde rentelasten zijn verwerkt in de begroting. Het gehanteerde rentepercentage vanaf 2023 is 3,5%. 

Beheersingsmaatregelen
De beste beheersingsmaatregel is een structureel en reëel evenwicht in de begroting. Hierbij dienen de inkomsten ten minste gelijk te zijn aan de uitgaven en de investeringen maximaal de afschrijvingslast te bedragen. Het resterend risico is dan een stijgend rentepercentage. Als het rentepercentage bij financieringsbehoefte hoger is dan het begrote rentepercentage (3,5%), kan als maatregel gekozen worden voor een kortere looptijd om de rentelast te drukken. Om hier een goede keuze in te maken, zal dan ook het effect hiervan op de renterisiconorm worden meegenomen in de afweging.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
In deze risicoparagraaf zullen we communiceren over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
We monitoren continu de ontwikkeling van de rente.

Ondernomen en mogelijke acties
We verwerken in de voorjaarsnota, begroting en najaarsnota de meerjarige ontwikkeling van de rente en stellen de te hanteren rentepercentages vast bij de begroting.

6. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Terug naar navigatie - 6. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Omschrijving risico
We zijn als tertiaire achtervang verantwoordelijk voor leningen van woningcorporaties, na het Waarborgfonds Sociale Waarborgfonds (WSW) en de woningcorporaties. Woningcorporaties trekken leningen aan om het bouwen en onderhouden van sociale huurwoningen te financieren. Het WSW staat hiervoor borg. Als een corporatie niet meer kan voldoen aan haar betalingsverplichtingen, neemt het WSW de leningen over, nadat verschillende woningcorporaties de noodlijdende corporatie hebben geholpen. Als deze niet toereikend zijn vraagt WSW rentelozeleningen op bij Rijk en gemeenten. Het Rijk staat voor 50% in de achtervang. 25% wordt verdeeld over alle gemeenten die borg staan en 25% wordt opgevraagd bij de gemeente die in de leningovereenkomst is genoemd. Tot op heden is op deze tertiaire achtervang nooit een beroep gedaan.
Vanaf augustus 2021 zijn de nieuwe generieke achtervang-overeenkomsten van kracht. Hierdoor hoeft de Gemeente niet meer per borgstelling mee te tekenen en kan de woningcorporatie tot aan het kredietplafond financiering aantrekken. Door de beoordeling van de financiële positie van de woningcorporaties door de Autoriteit woningcorporaties(Aw) is het risico beperkt.

Specifieke risico’s
Niet van toepassing.

Bandbreedte financiële gevolgen
De woningcorporaties waarvoor de Gemeente borg staat zijn Stichting Havensteder en Stichting Woonzorg. Het totale openstaande bedrag van deze corporaties is per 31 december 2024 283.977. De kans van voordoen schatten we als zeer laag: 0,1%. Het totale risicobedrag komt daarmee op 284. In de paragraaf Financiering is nader uiteengezet hoe de borgstelling is opgebouwd.

Beheersingsmaatregelen
We volgen de ontwikkelingen nauwlettend.

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2020. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen door de berichtgeving van de VNG. Beoordeling van de jaarstukken van het WSW en de oordeelsbrieven van de Autoriteit woningcorporaties (Aw).

Ondernomen en mogelijke acties
Als Gemeente hebben we hier geen invloed op.

Risico's sociaal domein

7. Participatiewet

Terug naar navigatie - 7. Participatiewet

Omschrijving risico

Risico's met betrekking tot de ontwikkeling van de rijksbijdrage BUIG (bundeling uitkeringen inkomensvoorzieningen gemeenten), participatiebudget en Wet sociale werkvoorziening (Wsw).

Specifieke risico's

1. BUIG
De uitkomsten van de definitieve BUIG van het lopende jaar worden jaarlijks pas op of rond 1 oktober bekend gemaakt. Deze kunnen in hoge mate afwijken van het (nader) voorlopig budget BUIG. Prognoses voor de langere termijn zijn lastig te maken. Op dit moment zijn we al  jaren voordeelgemeente; de kosten van de uitkeringen zijn lager dan de rijksvergoeding.  We hebben in de begroting daarom een meerjarig overschot op de BUIG opgenomen.  Het Rijk stelt de indiciatoren voor de verdeling van het macrobudget  jaarlijks bij om structurele overschotten of tekorten op de BUIG bij de gemeenten te beperken. We voorzien daarom dat het overschot op de BUIG van onze gemeente in de komende jaren afneemt en we nemen hiervoor voorzichtigheidshalve een risico op.

2. Participatiebudget
Sinds de invoering van de Participatiewet in 2015 groeit het  aantal Capellenaren met een arbeidsbeperking die onder deze wet valt.  Daarmee nemen de uitgaven binnen het participatiebudget toe. In de VJN 2024 en de actualisatie in de Begroting 2025 hebben we de ingeschatte extra uitgaven verwerkt. 

3, Bijzondere bijstand
De financiële bestaanszekerheid staat onder druk door de hoge inflatie en energiekosten, ook in Capelle. Als de inflatie en de energiekosten blijven stijgen en het economisch minder goed gaat, is het reëel dat ook het beroep op de bijzondere bijstand stijgt.

4. Weerstandsvermogen Promen
Als gevolg van nieuw vastgestelde cao’s zijn de loonkosten voor Promen in 2023 gestegen. De gestegen kosten zijn ten laste gebracht van het weerstandsvermogen. Hierdoor is het weerstandsvermogen gedaald onder het benodigde volume. In 2024 komt Promen met een plan van aanpak om het weerstandsvermogen op peil te brengen. 

Bandbreedte financiële gevolgen BUIG

De bandbreedte bedraagt N 2.682 in 2025, N 2.196 in 2026, N 1.708 in 2027 en N 1.078 vanaf 2028.  Het gemiddelde bedraagt N 1.916, met een kans van 50%, waardoor het risicobedrag N 958 bedraagt. Het netto effect van bovenstaande aanpassingen is zeer gering.

Beheersingsmaatregelen
De realisatie op het participatiebudget en de BUIG wordt continu gemonitord om optimaal gebruik te maken van het budget. De impact van de verandering van de financiering van de loonkostensubsidie wordt nauwlettend in de gaten gehouden.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2011
Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Westerdijk

Communicatie
In de risicoparagraaf wordt aandacht gegeven aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande budgetten en bestedingen.

Bewaking
We rapporteren per P&C document en blijven de ontwikkelingen volgen.

Ondernomen en mogelijke acties
Bij de Najaarsnota worden de BUIG-budgetten meerjarig bijgesteld op basis van de prognoses van de GR IJsselgemeenten. Het bestedingsplan voor het participatiebudget van de GR IJsselgemeenten wordt telkens aan het begin van het jaar beoordeeld en de gemeentelijke budgetten worden, als daartoe aanleiding is, daarop aangepast bij de Voorjaarsnota. De primitieve begroting Promen 2025 is verwerkt in de begroting 2024. De financiële consequenties uit het Ondernemingsplan Promen 2025, zijn verwerkt in Najaarsnota 2024. 

8. Jeugdzorg

Terug naar navigatie - 8. Jeugdzorg

Omschrijving risico
Risico's met betrekking tot de Jeugdwet.

Specifieke risico's

Het risico ontstaat door een aantal aspecten. Dit kan resulteren in zowel een positief als negatief risico voor onze gemeentelijke begroting.

Deze aspecten zijn:

  1. Er is een structurele autonome toename van het gebruik van jeugdhulp. De financiële gevolgen hiervan zijn vanaf de Begroting 2024 structureel meegenomen als beheersmaatregel.  Het risico blijft bestaan dat de kosten harder stijgen dan de opgenomen autonome groei.
  2.  Naar aanleiding van de uitspraak van de Commissie van Wijzen is, in samenspraak met de gemeenten, besloten dat het kabinet extra middelen aan de gemeenten beschikbaar stelt voor de tekorten in de jeugdzorg. In de meicirculaire 2023 is voor het jaar 2024 incidenteel € 1.445 miljoen ter compensatie van de tekorten in de jeugdzorg opgenomen. De provincie, als wettelijk toezichthouder, heeft aangegeven dat gemeenten de middelen tot en met 2028 mogen meenemen in hun begroting.
  3. Het Rijk heeft in de voorjaarsnota 2024 aangegeven dat de bezuiniging ter grootte van € 500 miljoen voor 2024 en 2025 komt te vervallen. Het vervallen van deze bezuiniging is voor 2025 budgetneutraal. Voor de jaren daarna blijft de bezuiniging staan. Het Rijk geeft aan hiervoor maatregelen in voorbereiding te hebben. Het kabinet komt in 2024 met een wetsvoorstel voor een eigen bijdrage met als beoogde inwerkingtreding 1 januari 2026. Het Rijk draagt het budgettaire risico ingeval (een deel van) deze maatregelen geen of niet tijdig doorgang vinden. We volgen de afspraken die Rijk en VNG hebben gemaakt waarbij we de rijksmiddelen en de kostenbesparende maatregelen ook voor de jaren na 2026 structureel voor 100% in onze meerjarenbegroting meenemen.
  4. Daarnaast zijn er risico’s die niet, of minder goed te kwantificeren zijn zoals:
     o    landelijke maatregelen zijn generiek doorgerekend, waardoor de Capelse situatie in positieve of negatieve zin kan afwijken, 
     o    geen, lagere of te late compensatie daarvoor door het Rijk,
     o    sterkere groei van de vraag naar jeugdzorg,
     o    stijgende jeugdzorgtarieven,
     o    de te nemen maatregelen zijn complex en de uitvoering ervan vraagt veel van alle betrokken organisaties; de mate waarin de taakstelling gerealiseerd kan worden en de snelheid van de realisatie is daarvan afhankelijk,
     o    schaarser worden van personeel dat werkzaam is in de jeugdzorg.
  5. De GRJR heeft in 2022, 2023 en 2024 aan het Rijk te kennen gegeven dat, op basis van de hervormingsagenda en de daaraan gerelateerde kostenbesparende maatregelen, een volledige realisatie van de taakstelling niet haalbaar wordt geacht.
  6. Rechters, gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering kunnen autonoom bepalen dat jeugdhulp nodig is. Daar kunnen we niet rechtstreeks op sturen.
  7. De keuze om gesloten jeugdhulp af te bouwen leidt tot de inzet van duurdere alternatieve vormen van jeugdhulp. 
  8. We zien een sterke toename van de vraag naar lokale jeugdhulp. Daartegenover zien we een afname van het aantal jeugdigen in de regionale jeugdhulp. Per saldo stijgt het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van jeugdhulp licht (met 1% in 2023 ten opzichte van 2022). Oorzaken voor de lokale stijging zijn de verschuiving van regionaal ingekochte jeugdhulp naar lokale jeugdhulp via CJG, meer jeugdigen en gezinnen met een hulpvraag. Daarnaast leidt de inzet van het CJG op samenwerking met basisvoorzieningen tot meer ondersteuningsvragen. De kosten per jeugdige in de regionale jeugdhulp stijgen, waardoor de totale kosten voor de regionale jeugdhulp ook stijgen.
  9. Woonplaatsbeginsel: eerder hebben we een risico van N450 opgenomen in verband met mogelijke nakomende nota’s voor jeugdigen, die op basis van het nieuwe woonplaatsbeginsel vanaf 2022 onder de verantwoordelijkheid van Capelle vallen. Regionaal hebben we hier afspraken over gemaakt en zijn er geen extra kosten meer te verwachten. Landelijk is het mogelijk dat er nog kosten nakomen. Het risico komt daarmee op N450.
  10. De maatregelen die lokaal, regionaal en landelijk worden uitgewerkt moeten zich nog bewijzen. De afgelopen jaren laten zien dat de resultaten vaak te positief worden ingeschat, zowel financieel als in de tijd en kosten  die nodig zijn om ze te realiseren.
  11. In de meerjarenbegroting van Capelle is een taakstelling voor de Hervormingsagenda jeugdzorg opgenomen die oploopt van 3,2 miljoen in 2025 naar 5,4 miljoen vanaf 2027. Daarvan dient een bedrag van 1,4 miljoen oplopend naar 3,6 miljoen te worden ingevuld door de gemeente Capelle.

Met ingang van de begroting 2024 neemt de GRJR geen bedrag voor risico's voor jeugdhulp op in haar begroting. 

Bandbreedte financiële gevolgen 

Na het realiseren van de besparingsmaatregelen  taakstelling jeugdzorg resteert nog een verschil met de taakstelling zoals opgenomen in de begroting voor rekening  Capelle van 792K in 2025, 2.600K in 2026, 2.415K in 2027 en 2.371K vanaf 2028.

Verder is in de begroting een post autonome groei opgenomen met daartegenover een vordering op het Rijk: 2.400K in 2025, 3.700K in 2026, 4.200K vanaf 2027. Het is niet zeker dat deze vordering zal worden voldaan door het Rijk.

Daarnaast  voor Woonplaatsbeginsel (punt 9) een jaarlijks mogelijk risico van 450K.

De kans dat deze drie risico’s zich zullen voordoen wordt ingeschat op 50%, wat leidt tot een gezamenlijke impact van 1.821K in 2025, oplopend naar circa 3,5 miljoen vanaf 2027.

Beheersingsmaatregelen
1.    Lokaal  uitvoeren van het plan 'tegen de stroom in voor duurzame en betaalbare jeugdhulp'

2.    Regionale maatregelen kostenbeheersing

Verloop
Eerste moment van opname: Najaarsnota 2015.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Faassen

Communicatie
P&C-documenten van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

Bewaking
Kwartaalrapportages van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

Ondernomen en mogelijke acties
We hebben meerdere maatregelen in uitvoering en voorbereiding om de kosten te beheersen

9. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Terug naar navigatie - 9. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Specifieke risico’s
De uitvoering van de Wmo 2015 is onderhevig aan wet- en regelgeving. De Wmo 2015 is een openeinderegeling. Mede door de demografische ontwikkelingen (vergrijzing in Capelle ) en invoering abonnementstarief is een toenemende vraag naar Wmo-voorzieningen ontstaan. Tevens richt het Rijksbeleid zich op langer thuis blijven wonen en extramuralisatie waardoor inzet van Wmo-maatwerkvoorzieningen langer nodig is. Mede hierdoor kunnen de gehanteerde uitgangspunten in werkelijkheid de komende jaren afwijken van de begrote uitgaven. 

Daarnaast spelen binnen de Wmo de volgende ontwikkelingen/risico’s:

  • De commissie 'Toekomst Beschermd Wonen' adviseert de functies beschermd wonen en maatschappelijke opvang verder te normaliseren. Concreet betekent dit minder opnames in een intramurale setting en meer opvang en begeleiding in de wijk. Deze extramuralisering is nu al merkbaar en zal de komende jaren verder toenemen. De doordecentralisatie zou ingaan in 2024, maar is (opnieuw) uitgesteld. Nog niet bekend is wat de nieuwe invoeringsdatum is. De verantwoordelijkheid verschuift van centrumgemeente Rotterdam naar alle zeven gemeenten in de Beschermd Wonen-regio, waaronder onze gemeente. Maatschappelijke opvang wordt op een later tijdstip doorgedecentraliseerd. Het Regionaal Beleidsplan Maatschappelijke Ontwikkeling en Beschermd Wonen 2022-2026 is op 7 februari 2022 door uw raad vastgesteld. Bij de overgang van taken hoort ook de overgang van middelen. Voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang komt er een nieuw objectief verdeelmodel, waarbij ook de huidige middelen voor begeleiding worden meegenomen. Vanwege de onzekerheid over de financiële consequenties, is landelijk gekozen voor een ingroeipad van meerdere jaren. We ontvangen waarschijnlijk middelen met ingang van 2026. Gedurende het ingroeipad gaan de middelen geleidelijk over van centrumgemeente Rotterdam naar de regiogemeenten, waaronder Capelle. Op grond van de meest recente meerjarenraming van centrumgemeente Rotterdam voor de regio, wordt er de eerstkomende jaren vooralsnog geen tekort verwacht.  
  • In de meerjarenbegroting zijn toekomstige prijsstijgingen niet meegenomen. Deze vloeien voort uit contractuele afspraken en toepassing van de AMvB (vaststellen reële kostprijs) en worden periodiek herzien. De richtlijn van de AMvB reële kostprijs schrijft voor dat voor Wmo-diensten (huishoudelijke ondersteuning, begeleiding, persoonlijke verzorging en dagbesteding) een reële kostprijs vastgesteld moet worden. Dit ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs van de levering van een Wmo-dienst en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van dezelfde dienst. Om tot een reële kostprijs te komen volgen we de adviezen van de VNG.  Toekomstige prijsindexaties zijn onvermijdelijk en financiële dekking dient te komen uit de algemene accressen die aan het gemeentefonds zijn toegevoegd;
  • Een van de hoofdpunten van de Wmo en dus ook van ons beleidskader is extramuralisering, dat wil zeggen dat mensen zo lang mogelijk en zo zelfstandig mogelijk blijven wonen. Om dit mogelijk te maken, zijn investeringen in de sociale basisinfrastructuur en preventie nodig plus inzet van maatwerkvoorzieningen voor een lange duur;
  • In voorgaande P&C- documenten is een risico opgenomen voor wat betreft resultaatgericht indiceren en financieren. In uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is geoordeeld dat een Capellenaar die ondersteuning ontvangt vanuit de Wmo recht heeft op de hoogte te worden gebracht op hoeveel uren en minuten ondersteuning hij of zij kan rekenen. In een resultaatgerichte beschikking wordt geen tijd opgenomen. In plaats daarvan wordt het beoogde doel, het te behalen resultaat, omschreven. We werken sinds 2015 resultaatgericht. Naar aanleiding van de uitspraken hebben we ons beleid verder geoptimaliseerd en meer rechtszekerheid aangebracht in het resultaatgericht indiceren, door de Capellenaar op de hoogte te brengen op welke huishoudelijke taken hij of zij recht heeft en met welke frequentie en niet langer alleen een resultaat; 
  • Het team Wmo werkt aan de door u opgelegde taakstelling. Een van de genoemde onderdelen betreft de was- en strijkservice (een algemene voorziening). De uitgewerkte business case laat zien dat met huidige beleid deze niet rendabel is.  Maar gelet op het feit dat een start wordt gemaakt met het inkooptraject diensten (2025), zal opnieuw beoordeeld worden of de inzet van een was- en strijkservice wel rendabel is.
    Op dit moment is er onvoldoende onderbouwing om de taakstelling te wijzigen. U wordt geïnformeerd over de voortgang in dit proces.

Bandbreedte financiële gevolgen:  
P.M.

Beheersingsmaatregelen
Bewaken en monitoren van de meerjarige prognose, monitoren en volgen van landelijke ontwikkelingen, implementeren van de ombuigingsmaatregelen Wmo.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Wilson

Communicatie
Communicatie via reguliere P&C- documenten. 

Bewaking
We rapporteren per P&C-document en blijven de ontwikkelingen volgen.

Ondernomen en mogelijke acties
We hebben meerdere maatregelen in uitvoering en voorbereiding om de kosten te beheersen. 

10. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Terug naar navigatie - 10. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Omschrijving risico
Inkomensondersteunende regelingen zijn succesvol bij hoog bereik en gebruik, maar kunnen bij sterk toenemend gebruik zorgen voor oplopende kosten.

Specifieke risico’s
Veel inkomensondersteunende maatregelen zoals de bijzondere bijstand en de individuele inkomenstoeslag zijn feitelijk succesvol wanneer het bereik en gebruik hoog is. Gezien de aard van de regelingen is uitsluiting van gebruik door Capellenaren niet mogelijk en niet gewenst. 

Dit risico geldt elk jaar. De ontwikkeling voor 2025 is lastig in te schatten, omdat naar verwachting het aantal huishoudens met een laag inkomen afneemt, maar het aantal huishoudens met een bijstandsuitkering toeneemt. Hoe dit uitpakt is in hoge mate afhankelijk van de maatregelen van het Rijk en de economische ontwikkeling. 

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De te nemen maatregelen zijn afhankelijk van de ontwikkeling van de budgetten. Dit leidt tot eventueel bijstelling van beleid of aanpassing van het beschikbare budget.

Verloop
Eerste moment van opname: Najaarsnota 2018.
Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving

Bestuurlijk: Westerdijk

Communicatie
Communicatie via reguliere P&C-cyclus.

Bewaking
Budgetten worden gemonitord, waarna bijstelling van beleid zou kunnen volgen of aanraming van het beschikbare budget.

Ondernomen en mogelijke acties
Met de door het Rijk beschikbaar gestelde middelen zijn inwoners van onze gemeente, die de steun nodig hebben, geholpen.

11. Stichting Welzijn Capelle

Terug naar navigatie - 11. Stichting Welzijn Capelle

Omschrijving risico
Toename van haar exploitatie tekort.

Specifieke risico’s
De stichting heeft een tekort in 2023 gepresenteerd. Uit de prognose komt naar voren dat dit de komende jaren in omvang zal toenemen. Vooruitlopend op de vernieuwde dvo vanaf 2025 zal hier verder onderzoek naar gedaan worden.

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen
Bewaken en monitoren van de meerjarige prognose. De te nemen maatregelen zijn afhankelijk van de ontwikkelingen binnen de Stichting. 

Verloop
Eerste moment van opname: Jaarstuk 2023.
Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Wilson

Communicatie
Communicatie via reguliere P&C-cyclus.

Bewaking
We rapporteren per P&C-document en blijven de ontwikkelingen volgen.

Ondernomen en mogelijke acties
Uit de prognose komt naar voren dat dit de komende jaren in omvang toe zal nemen. Vooruitlopend op de vernieuwde dvo vanaf 2025 zal verder onderzoek gedaan worden naar de impact.

Overige risico's

Onderwijshuisvesting Capelle aan den IJssel

Terug naar navigatie - Onderwijshuisvesting Capelle aan den IJssel

Afgelopen periode hebben we uw gemeenteraad een aantal keer meegenomen in de context van de grootschalige onderwijshuisvestingsopgave voor de komende jaren. In de paragrafen 12 tot en met 14 nemen we u mee in de risico’s die we de afgelopen tijd binnen onderwijshuisvesting hebben geconstateerd. 

12. Onderwijshuisvesting – beleidsrisico’s

Terug naar navigatie - 12. Onderwijshuisvesting – beleidsrisico’s

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van beleid en andere ontwikkelingen in onderwijshuisvesting

Specifieke risico’s
Onderwijshuisvesting gaat over het passend huisvesten van leerlingen in moderne en frisse schoolgebouwen. Meerdere ontwikkelingen, beleidsmatig of anders, kunnen van invloed zijn op onderwijshuisvesting. We hebben daarbij de volgende risico’s in beeld:
•    Groei van scholen door concurrentie
•    Kleine scholen, risico op opheffing/sluiting
•    Onverwachtse groei van leerlingen door grote demografische ontwikkelingen (asielzoekers/Oekraïne)
•    Huisvestingsconsequenties 'contouren werkagenda route naar inclusiever onderwijs'
•    Eisen duurzaamheid
•    Risico van een verouderde voorraad van gebouwen (zie ook risico’s langjarige opgave)

Bandbreedte financiële gevolgen
De financiële gevolgen kunnen zijn dat tijdelijke huisvesting nodig is voor (onverwachte) leerlingengroei. Voor  de 'route naar inclusiever onderwijs' heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen benoemd dat ze dit risico ook zien en komen met een voorstel voor normering en bekostiging van de huisvestingsconsequenties van deze werkagenda.

Beheersingsmaatregelen
Onderwijshuisvesting is in belangrijke mate relatiemanagement. Tijdig ontwikkelingen met schoolbesturen bespreken, vinger aan de pols houden en relatie bestendigen.
Het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs is daarbij een belangrijk instrument met als doelen vooruit kijken, ontwikkelingen benoemen en (proces)voorstellen voorleggen.
Data als de capaciteit van schoolgebouwen, de ruimtebehoefte van scholen, leerlingenprognoses en beleidsstukken dragen bij aan beheersing.

Ook is er in sommige schoolgebouwen wat leegstand, leegstand die gebruikt kan worden voor het opvangen van de risico’s.

Verloop
Het bewaken van deze ontwikkelingen is een continu proces, in de kern van het werk van de medewerkers onderwijshuisvesting en de rest van de organisatie.
Het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs is in actualisatie. In het eerste kwartaal van 2025 verwachten we een raadsvoorstel gereed te hebben.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: Samenleving (Stadsontwikkeling en Vastgoed)
Bestuurlijk: Wethouder Van Woudenberg

Communicatie
De communicatie over dit risico maakt onderdeel uit van de communicatie over onderwijshuisvesting en het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs.

Bewaking
Zie beheersingsmaatregelen

Ondernomen en mogelijke acties
Zie beheersingsmaatregelen.

13. Onderwijshuisvesting – projectrisico’s

Terug naar navigatie - 13. Onderwijshuisvesting – projectrisico’s

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van de lopende projecten onderwijshuisvesting.

Specifieke risico’s
Onderwijshuisvesting gaat over het passend huisvesten van leerlingen in moderne en frisse schoolgebouwen. Hiervoor zijn er meerdere projecten in voorbereiding.
Voor alle projecten geldt een aantal landelijke risico’s:
•   Tekort aan capaciteit en materieel om scholen te bouwen, te ontwerpen en het proces te managen;
•   Prijsstijgingen.

Voor Capelle aan den IJssel geldt als risico dat Capelle niet of nauwelijks een grondpositie heeft.

Voor de lopende projecten zijn er daarnaast nog specifieke risico’s. 

Comenius College
Onderwijshuisvesting gaat niet alleen over de wettelijke ondergrens. Een oplossing met draagvlak zorgt op de lange termijn voor een betere toekomstbestendigheid. Voor het Comenius College kunnen we het wettelijk noodzakelijkst bekostigen uit de € 16.500.000,- die beschikbaar is voor dit project. Met het voortgezet onderwijs in Capelle wordt gesproken over de onderwijs infrastructuur in Capelle. De afspraken kunnen van invloed zijn op de huisvesting. 

Kindcentrum Florabuurt
Het Kindcentrum Florabuurt is een gezamenlijk project van twee scholen (De Bongerd en De Triangel), twee organisaties voor kinderopvang (dagopvang, buitenschoolse opvang en voorschoolse educatie), dagbesteding voor kinderen van Pameijer, het KinderLab voor Schenkel en een gymzaal. Met zoveel partners is er sprake van een complex project met veel overleg. Daarmee is er meer risico op weerstand binnen het project. Overeenstemming bereiken vraagt daarom bovengemiddeld veel tijd. Vertraging is hierbij het grootste risico.

Met uitwerking van het PVE en de opgestelde calculatie is veel financieel inzichtelijk gemaakt. Wat overblijft zijn locatie gebonden kosten, kosten die voortkomen uit de specifieke locatie. Denk daarbij aan specifieke geluidseisen, welstandseisen, enzovoort.  Als dit leidt tot hogere kosten, komen deze bij het (definitief) ontwerp naar boven.
Het Kindcentrum is gepland op basis van de huidige leerlingenprognoses. Nieuwbouw kan een trigger zijn van groei van een school. Risico is dat de scholen groeien na nieuwbouw.

Kindcentrum Meeuwensingel
Het Kindcentrum Meeuwensingel is een gezamenlijk project voor drie basisscholen (Klim-Op, Horizon en Montessorischool), twee organisaties voor kinderopvang (buitenschool). 
Voor het Kindercentrum Meeuwensingel gelden dezelfde risico’s over complexiteit en vertraging, locatiegebonden kosten en groei na nieuwbouw.

Voor het Kindcentrum Meeuwensingel is geconstateerd dat het lastig is om het totale programma op de kavel te krijgen. 
Dat betekent of minder programma op de kavel of hogere kosten om het programma ingepast te krijgen. Dit is een risico, af te wegen tegen vertraging om het op de kavel te krijgen.

Voor de Meeuwensingel is duidelijk dat de Montessorischool niet kan blijven zitten tijdens de bouw. Het Comenius College is zodanig gegroeid dat de huisvesting aan de Lijstersingel niet passend zal zijn. Voor beide scholen zal tijdelijke huisvesting nodig zijn.

Bandbreedte financiële gevolgen

Comenius College
P.M.

KC Florabuurt en KC Meeuwensingel
•    Vertraging leidt tot latere oplevering, daarmee tot hogere kosten;
•    Locatiegebonden kosten liggen gemiddeld tussen 10% en 30% van de bouwkosten.

Specifiek voor de inpassing van de Meeuwensingel is het risico op locatiegebonden kosten groot.

Voor tijdelijke huisvesting wordt gekeken naar meerdere scenario’s, waaronder inwoning in bestaande gebouwen. De financiële gevolgen voor de tijdelijke huisvesting kunnen zich beperken van een eenmalige aanpassing aan een gebouw.

Beheersingsmaatregelen
Voor het KC Florabuurt wordt rekening gehouden met uitbreiding van twee lokalen.
In KC Meeuwensingel is een aantal flexlokalen opgenomen, die aan een school kunnen worden toegewezen.

Verloop
Comenius College: Opgenomen op onderwijshuisvestingsprogramma 2010. Financiële besluitvorming begroting 2017, daarna jaarlijks geactualiseerd.

KC Meeuwensingel en KC Florabuurt. Financiële besluitvorming voorjaarsnota 2018, daarna jaarlijks geactualiseerd.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: Samenleving (Stadsontwikkeling en Vastgoed)
Bestuurlijk: Wethouder Van Woudenberg

Communicatie
De gemeenteraad zal zowel bij de P&C producten als via collegebrieven en raadsvoorstellen op de hoogte worden gehouden.

Bewaking
Zie beheersingsmaatregelen

Ondernomen en mogelijke acties
Per projectfase zullen de projectbegrotingen worden geactualiseerd.

14. Onderwijshuisvesting - Meerjarige opgave (Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs)

Terug naar navigatie - 14. Onderwijshuisvesting - Meerjarige opgave (Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs)

Omschrijving risico
De inbreng voor de risicoparagraaf voor onderwijshuisvesting is gesplitst in drie delen. Hier benoemen we de mogelijke risico’s van de langjarige opgaven onderwijshuisvesting.

Specifieke risico’s
Veel schoolgebouwen in Capelle dateren uit de jaren ’70 en ’80, gebouwd tijdens de groei van Capelle aan den IJssel. Het geactualiseerde Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (besluitvorming Q1 2025) bestaat onder andere uit een perspectief voor deze oudere gebouwen. 

Vooruitlopend op besluitvorming in het SHO is in de voorjaarsnota 2024 een wijzigingsvoorstel ‘Totaalbeeld onderwijshuisvesting’ opgenomen. Indicatief is een eerste bandbreedte van investeringen gemaakt en zijn de afschrijvingslasten geraamd op basis van vervangende nieuwbouw. We hebben dit voorgesteld omdat de vervangingsopgave van twee derde deel van de schoolgebouwen in Capelle en de daarvoor benodigde investeringen een zware claim leggen op de begroting. 

De geschatte investering ligt tussen € 44 en € 93 miljoen, afhankelijk van keuzes voor een kwaliteitsniveau (ambities), renovatie versus vervanging en tijdsplanning. Deze investering is gebaseerd op huidige inschattingen en kostenontwikkelingen en gaat over een doorlooptijd van 17 jaar. 

Daarnaast zijn in de ramingen in het SHO nog geen interne organisatiekosten opgenomen.

Risico’s bij de raming zijn dat de raming in de voorjaarsnota 2024 is gebaseerd op kengetallen. De werkelijke situatie kan afwijken. Daarnaast zijn er meerdere scenario’s voor renovatie en nieuwbouw. Indien een ander scenario wordt geadviseerd, zal ook de prijs afwijken.
Het totaalbeeld en de daarmee gepaarde meerjareninvestering is met de huidige inzichten en kostenontwikkelingen opgesteld en zal dan ook zeker nog wijzigen. Ook is nog geen rekening gehouden met eventuele ontwikkelingen binnen het aanbod voor bewegingsonderwijs.

In het totaalbeeld zijn geen bedragen opgenomen voor twee opgaven:
•    De huidige kantoorwijk Rivium wordt herontwikkeld tot woonwijk. Onderdeel van de wijk wordt een schoolgebouw voor de kinderen in Rivium. De omvang van deze school en daarmee de raming zijn nog niet definitief.
•    In Fascinatio zijn en worden nog meer woningen gebouwd. De schoolgebouwen zijn vol, één van de gebouwen is gehuurd. We weten dat er een structurele oplossing nodig is voor het gehuurde gebouw als ook extra ruimte. We weten alleen nog niet hoeveel.

Voor alle nieuwe projecten gelden overigens dezelfde risico’s als voor de huidige projecten.

Bandbreedte financiële gevolgen
In de voorjaarsnota 2024 hebben we de kredieten met bijhorende kosten opgenomen tot en met het jaar 2032. In deze risicoparagraaf leggen we, zoals afgesproken in de voorjaarsnota, de financiële effecten vast voor na het jaar 2032. Het krediet ramen we op €53 miljoen en de lasten op € 71 miljoen ná 2032.

De projecten zijn geraamd op vervangende nieuwbouw. Mocht er toch een ander scenario of een ander kwaliteitsniveau uit komen, dan kan een voorstel zich verhouden binnen de bandbreedte tussen € 44 en € 93 miljoen.

Voor interne organisatiekosten gaan we uit van 6% bovenop de in de voorjaarsnota geraamde kosten .

Voor Rivium en Fascinatio is het op dit moment nog niet mogelijk om te ramen.

Beheersingsmaatregelen
Voor de vervangingsopgaven geldt na vaststelling de wetswijziging ‘planmatige en doelmatige aanpak onderwijshuisvesting’ vanaf de  zomer 2025 (huidige planning) een plicht om schoolgebouwen ouder dan veertig jaar een perspectief te geven. Naast renovatie en vervanging kan ook worden gekozen om later of geen voorziening toe te kennen aan het schoolbestuur.

De kosten voor Rivium en Fascinatio zijn onvermijdelijk om de groei van het aantal leerlingen in Fascinatio op te vangen.

Het voorstel voor de ambtelijke organisatie van de uitvoering van het SHO maakt onderdeel uit van het SHO. Een definitief voorstel wordt met het SHO uitgewerkt.
Daarin worden ook de beheersingsmaatregelen uit de ‘projectrisico’s onderwijshuisvesting’, over het nationale ‘programma onderwijshuisvesting’ en ‘innovatieprogramma onderwijshuisvesting’ meegenomen.

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2024 – totaalbeeld onderwijshuisvesting.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Samenleving (Stadsontwikkeling en Vastgoed)
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.
Met de vaststelling van het SHO zal ook aandacht worden besteed aan de risico’s.

Bewaking 
We maken nog een gedetailleerde meerjaren investering in de actualisatie van het SHO. Daarnaast blijven we de kostenontwikkeling de komende jaren volgen om de financiële risico’s te beoordelen.

Ondernomen en mogelijke actie
•    Uitwerken Rivium & Fascinatio
•    Uitwerken interne organisatie

15. Grondexploitaties

Terug naar navigatie - 15. Grondexploitaties

Omschrijving risico
Voor de toekomstige verwachte kosten en opbrengsten worden aannames gedaan op het gebied van planning, verwachte verkoopprijzen, geraamde kosten, verwachte rentelasten, plankosten, enzovoort. Diverse onzekerheden en risico's kunnen het begrote financiële eindresultaat van de grondexploitatie beïnvloeden. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen risico's die specifiek zijn voor een grondexploitatiecomplex en risico's die betrekking hebben op de gehele grondexploitatieportefeuille.

Specifieke risico’s
In de Actualisatie Grondexploitaties Voorjaarsnota 2024 hebben we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project beschreven.

Bandbreedte financiële gevolgen
Kansen: 723
Risico: 1.893
Het betreft verschillende soorten risico’s. In de bepaling van de bandbreedte is reeds rekening gehouden met de kans van voordoen. Daarom zijn de risico's en de kansen voor de bepaling van de weerstandsratio voor 100% meegenomen. 

Beheersmaatregelen
In de Actualisatie Grondexploitaties Voorjaarsnota 2024 hebben we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project beschreven.

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Najaarsnota 2019

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.

Bewaking
In de Actualisatie Grondexploitaties Voorjaarsnota 2024 hebben we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project beschreven.

Ondernomen en mogelijke acties
In de Actualisatie Grondexploitaties Voorjaarsnota 2024 hebben we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project beschreven.

16. Impact nieuwe Omgevingswet en Wkb op leges omgevingsvergunningen

Terug naar navigatie - 16. Impact nieuwe Omgevingswet en Wkb op leges omgevingsvergunningen

Omschrijving risico
Met de invoering van de Omgevingswet en de hieraan gekoppelde Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) wijzigt de wet- en regelgeving voor bouwinitiatieven en omgevingsvergunningen.  We verwachten mogelijk financiële gevolgen bij de vaststelling van de Omgevingsplannen en bij invoering van de Wkb. Deze is op 1 januari 2024 uitsluitend voor de gevolgklasse 1 bouwwerken nieuwbouw ingevoerd. Vooralsnog heeft deze beperkte invoering van de Wkb geen noemenswaardige impact op de opbrengsten. Er is in Capelle op dit moment slechts één project bekend, dat onder de Wkb valt. Op zijn vroegst gaat de Wkb per 1 juli 2025  ook voor de verbouwactiviteiten gelden. Uw raad bepaalt in het Omgevingsplan op welke wijze u invulling geeft aan deregulering en vergunningplichten voor bepaalde activiteiten. Tijdens de voorbereiding van het Omgevingsplan informeren we u ook over de financiële gevolgen van de opties.

Specifieke risico’s
Lagere opbrengsten uit leges omgevingsvergunningen.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het risico is op dit moment niet te kwantificeren.

Beheersingsmaatregelen
Niet van toepassing

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2021

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Stadsbeheer
Bestuurlijk: Faassen

Communicatie
Momenteel is in onderzoek wat de financiële impact is van de nieuwe omgevingswet. Zodra hier meer bekend over is, zullen we u hierover informeren.

Bewaking
Niet van toepassing

Ondernomen en mogelijke acties
Niet van toepassing

17. Risico's Rivium District

Terug naar navigatie - 17. Risico's Rivium District

Omschrijving risico
Dit risico omvat de drie onderdelen van risico inschatting voor de ontwikkeling Rivium District en de bijbehorende subsidiebeschikking uit 2023.

Specifieke risico’s
Het risico voor het Rivium District is onderverdeeld in drie onderdelen;

•    Projectspecifieke Risico’s Rivium
Twee keer per jaar wordt er vanuit de projectgroep Rivium een risicoanalyse opgesteld / geactualiseerd. Voor de financiële effecten van deze risicorapportage dient er een risicoreservering opgenomen te worden. Op dit moment is de voorfinanciering het grootste financiële risico dat de gemeente loopt. De voorfinanciering van de planvorming is tot en met sluiten van de anterieure overeenkomsten. Bij het sluiten van de samenwerkingsovereenkomst is een deel van deze voorfinanciering reeds voldaan door de coalitie waardoor het risicobedrag verlaagd is. Dit risico kan toenemen bij eventuele planvertraging. 

•    Rijkssubsidie Woningbouw Op de Korte Termijn (versnellingsgelden) Rivium
In 2023 heeft de Gemeente een beschikking gekregen voor een subsidie van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in het kader van de woningbouw op korte termijn door bovenplanse infrastructuur. Verantwoording vindt plaats door middel van de jaarrekening en de SiSa-verantwoording (Spuk E104). In totaal is er een bedrag van € 26,6 miljoen beschikt voor een bijdrage van 65% aan de in de beschikking aangegeven infrastructurele project. Dit zijn: de vervoersknoop (Parkshuttle, P+R en Waterbushalte), Zuidelijke Fietsroute, Bovenplanse fietsmobiliteit voorzieningen, ondertunneling van de A16 en de Metropolitane fietsroute (MFR). Tegenover het beschikbaar stellen van de middelen staat de verplichting om 5.000 woningen te realiseren met een minimaal percentage van 50% betaalbaar. Omdat bij niet (tijdige) realisatie er een kans op het moeten terugbetalen van deze subsidiemiddelen dient er voor de reeds benutte middelen een risicoreservering opgenomen te worden.

   Cofinanciering rijkssubsidie Woningbouw Op de Korte Termijn (versnellingsgelden) Rivium
Voorwaarde van de rijkssubsidie is dat 35% van de kosten gefinancierd moet worden door regionale cofinanciering. Bij het bestuurlijke besluit om aan te melden voor deze subsidie is rekening gehouden met het feit dat de helft van deze regionale cofinanciering betaald zal worden door de gemeente (eigen bijdrage) en dan de andere 50% middelen zijn die via overige subsidies bij lagere overheden binnengehaald wordt. Voor het risico dat deze 17,5% van het volledige subsidiebedrag niet opgehaald kan worden door middel van subsidies, dient een risicoreservering opgenomen te worden.

Bandbreedte financiële gevolgen

Project specifieke Risico’s Rivium
Maximale hoogte voorfinanciering                                       € 4.500.000
Reeds voldaan door coalitie bij sluiten SOK                    € 2.364.885 –
Hoogte risico voorfinanciering                                                € 2.135.115
Risico: N 2.135  in 2025 en de kans op het niet kunnen verhalen van deze voorfinanciering schatten we momenteel in op 25%.


Rijkssubsidie Woningbouw Op de Korte Termijn (versnellingsgelden) Rivium
Uitgegeven middelen t/m 31-12-2023:                              € 2.128.500
Benutte subsidie middelen t/m 31-12-2023:                  € 1.383.525 (65%)
Risico: N 46 vanaf 2030 en kans op terugbetaling schatten we momenteel in op 50%.
 
Cofinanciering rijkssubsidie Woningbouw Op de Korte Termijn (versnellingsgelden) Rivium
Nog niet in de begroting opgenomen / beschikte cofinanciering :        € 6.240.118
Risico: N 208 vanaf 2030 en de kans op niet te realiseren cofinanciering schatten we momenteel in op 25%.
 
Beheersingsmaatregelen
Continu in overleg met regionale partijen om subsidies binnen te halen. We werken de deelprojecten, die samenhangen met deze subsidieaanvraag, verder uit tot concrete voorstellen die per deelproject ter definitieve besluitvorming en kredietvotering aan de gemeenteraad worden voorgelegd.

 
Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Begroting 2023
 
Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Westerdijk
 
Communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht worden geschonken aan dit risico, daarnaast wordt de raad door middel van de voortgangsrapportages Rivium twee keer per jaar op de hoogte gehouden.
 
Bewaking
Toetsing subsidie bij besluitvorming op deelprojecten.
 
Ondernomen en mogelijke acties
Continu in overleg met regionale partijen om subsidies binnen te halen.

18. Voorziening onderhoud

Terug naar navigatie - 18. Voorziening onderhoud

Omschrijving risico
Dit risico betreft de jaarlijkse dotatie aan de voorziening onderhoud gebouwen.

Specifieke risico’s
In de begroting 2024 is besloten om de jaarlijkse dotaties aan de voorziening onderhoud gebouwen te baseren op de geraamde onttrekkingen in het Meerjarig onderhoudsplan (MJOP) over een periode van tien jaar in plaats van over een periode van 20 jaar. Deze ombuiging heeft op korte termijn voordelen opgeleverd aangezien de jaarlijkse dotatie berekend over tien jaar lager is dan over een periode van twintig jaar. Uit het MJOP blijkt een stijgende lijn in de onttrekkingen na de periode van tien jaar. Hierdoor zullen de dotaties de komende jaren toenemen.

Bandbreedte financiële gevolgen
De totale jaarlijkse dotatie aan de voorziening onderhoud in de begroting 2025 is € 2.150.000. Op basis van het huidige MJOP kan deze dotatie stijgen naar € 2.875.000 per jaar vanaf 2033. Een stijging dus van € 725.000 per jaar.
 
Beheersingsmaatregelen
Op basis van uitvoeringsplanningen worden jaarlijks in de Voorjaarsnota de dotaties voor de komende periode van tien jaar berekend en verwerkt.
 
Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Begroting 2025.
 
Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Dienstverlening
Bestuurlijk: Van Woudenberg
 
Communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht worden geschonken aan dit risico.
 
Bewaking
In de P&C-cyclus wordt de stand van de voorziening onderhoud gemonitord.
 
Ondernomen en mogelijke acties
Om de drie jaar wordt het MJOP geactualiseerd.