
Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit
Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteitDefinitie weerstandsvermogen
Terug naar navigatie - Definitie weerstandsvermogenHet weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen of waar na het treffen van maatregelen nog restrisico’s overblijven, met de kans dat deze risico’s zich voordoen. De verhouding wordt uitgedrukt in een ratio.
Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing
Terug naar navigatie - Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersingHet beleid ten aanzien van risico’s en weerstandsvermogen hebben we vastgelegd in de Nota Reserves, Voorzieningen, Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2017. We streven na om geen onnodige risico’s te lopen, en zoveel mogelijk risico’s af te dekken, mits financieel verantwoord. Risico’s die niet worden afgedekt door bijvoorbeeld een verzekering of een voorziening, moeten kunnen worden opgevangen door de beschikbare weerstandscapaciteit.
De definitie van een risico luidt als volgt: De kans op het optreden van een gebeurtenis, die zowel positieve als negatieve gevolgen voor de gemeente kan hebben, waarvan de omvang nog onbekend is, maar van materiële betekenis kan zijn (groter dan N 250). Eenvoudiger gezegd bestaat een risico dus uit kans * impact. In lijn met de genoemde beleidsnota hanteren we voor wat betreft de kans van voordoen in de basis drie varianten: lage kans (25%), gemiddelde kans (50%) en hoge kans (75%). Waar deze varianten niet volstaan, hebben we dit aangepast in 1%, 5% en 100%. Voor wat betreft de impact, zijn er drie varianten mogelijk:
- Als de impact redelijk goed in te schatten is: als vaste waarde;
- Als de impact moeilijker in te schatten is: met een bandbreedte, waarin we een onder- en bovengrens geven en we rekenen met het gemiddelde;
- Als de impact (nog) niet in te schatten is: als pm.
Bij risico’s met een incidenteel karakter hanteren we een factor van 1, omdat het risico zich in één keer voor zal kunnen doen. Voor risico’s met een structureel karakter hanteren we een factor van 5, gebaseerd op het lopende begrotingsjaar en de vier begrotingsjaren erna. Dat betekent dat de weerstandscapaciteit vijf maal zo groot moet zijn dan het totaalbedrag van het structurele risico.
De kwaliteit van het weerstandsvermogen wordt bij ieder document van de P&C cyclus gemeten. Dat wil zeggen dat we het weerstandsvermogen actualiseren en ook de risico’s opnieuw beoordelen. Zo kan het zijn dat er telkens nieuwe risico’s worden geïdentificeerd en dat eerder geconstateerde risico’s verdwijnen.
Overzicht risico's
Terug naar navigatie - Overzicht risico'sHieronder een overzicht van de risico’s die op dit moment nog bestaan of nieuw zijn.
Totaal lijst risico's |
Nieuw / bestaand |
Hoger / gelijk / lager risico t.o.v. BG25 |
||
---|---|---|---|---|
Algemene risico's |
||||
1 |
Algemene uitkering Gemeentefonds |
Bestaand |
P.M. |
|
2 |
Fiscaliteiten |
Bestaand |
P.M. |
|
3 |
Dividenden |
Bestaand |
Lager |
|
4 |
Verleende borgstellingen voor instellingen |
Bestaand |
Gelijk |
|
5 |
Oplopende rentelasten |
Bestaand |
P.M. |
|
6 |
Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) |
Bestaand |
Hoger |
|
Risico's sociaal domein |
||||
7 |
Participatiewet |
Bestaand |
Hoger |
|
8 |
Jeugdzorg |
Bestaand |
Lager |
|
9 |
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) |
Bestaand |
P.M. |
|
10 |
Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen |
Bestaand |
P.M. |
|
Overige risico's |
||||
11 |
Onderwijshuisvesting - beleidsrisico's |
Nieuw |
P.M. |
|
12 |
Onderwijshuisvesting - projectrisico's |
Nieuw |
P.M. |
|
13 |
Onderwijshuisvesting - meerjarige opgave (SHO) |
Nieuw |
- |
|
14 |
Grondexploitaties |
Bestaand |
Hoger |
|
15 |
Impact nieuwe omgevingswet op leges omgevingsvergunningen |
Bestaand |
P.M. |
|
16 |
Risico's Rivium District |
Bestaand |
Hoger |
|
Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)
Terug naar navigatie - Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)In deze paragraaf geven we een overzicht van de risico’s die op dit moment nog bestaan en geven we aan wat die risico’s voor de komende jaren betekenen. De lijst met risico's staat in de bovenstaande tabel. De risico's die gekwantificeerd zijn en de basis voor de 'benodigde weerstandscapaciteit' vormen, staan in de tabel hieronder.
Berekening benodigde weerstandscapaciteit / risico's |
I/S* |
Kans |
Impact |
Riscobedrag |
||
---|---|---|---|---|---|---|
Nr. |
Risico = kans * impact |
|||||
3 |
Dividenden (vanaf 2024) |
S |
50% |
110 |
N55 |
|
4 |
Verleende borgstellingen voor instellingen |
I |
5% |
6.462 |
N323 |
|
6 |
Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) |
I |
0,1% |
454.381 |
N454 |
|
7 |
Participatiewet (BUIG) |
S |
50% |
3.415 |
N1.708 |
|
8 |
Jeugdzorg |
S |
25% |
6.127 |
N1.532 |
|
14 |
Grondexploitaties |
I |
100% |
2.929 |
N2.929 |
|
16 |
Risico's Rivium District (Project specifiek) |
I |
25% |
4.635 |
N1.159 |
|
16 |
Risico's Rivium District (Rijkssubsidie) |
S |
50% |
49 |
N25 |
|
16 |
Risico's Rivium District (Cofinanciering rijkssubsidie) |
S |
25% |
226 |
N57 |
|
Subtotaal |
N8.240 |
|||||
Totaal, Strucurele risico's vermenigvuldigen met 5 |
N21.741 |
|||||
* I = Incidenteel (1 jaar) S=structureel (5 jaar) |
Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio
Terug naar navigatie - Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratioHieronder staat de beschikbare weerstandscapaciteit en de berekening van de weerstandsratio.
Beschikbare weerstandscapaciteit |
2024 |
---|---|
Rekeningsaldo |
V3.873 |
Post onvoorzien |
V33 |
Algemene Reserve minimumniveau * |
V10.000 |
Algemene reserve * |
V140.131 |
Bestemmingsreserves * |
V33.686 |
Totaal beschikbare weerstandscapaciteit |
V187.723 |
* Reserves: stand per 31-12 |
|
Berekening weerstandsratio |
2024 |
Benodigde weerstandscapaciteit |
N21.741 |
Beschikbare weerstandscapaciteit |
V187.723 |
Weerstandsratio |
8,6 |
Verloop weerstandsratio over de jaren |
|
Jaarrekening 2020 |
3,5 |
Jaarrekening 2021 |
5,7 |
Jaarrekening 2022 |
3,8 |
Jaarrekening 2023 |
10,0 |
Begroting 2024 |
9,8 |
Jaarrekening 2024 |
8,6 |
Financiële kengetallen
Terug naar navigatie - Financiële kengetallenHet Besluit Begroting en Verantwoording provincie en gemeenten schrijft voor dat we door middel van kengetallen inzicht geven in onze financiële positie. Gemeenten zijn vrij om hier zelf duiding aan te geven. Niettemin heeft de provincie Zuid-Holland in een themacirculaire een aantal signaleringswaarden aangegeven. De signaleringswaarden staan in onderstaande tabel. Bij de voor- en najaarsnota berekenen we niet alle ratio's. Voor deze documenten zijn alleen de berekende ratio's hieronder weergegeven.
Financiële ratio's |
Rekening 2023 |
Begroting 2024 |
Voorjaarsnota 2024 |
Najaarsnota 2024 |
Rekening 2024 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
1a |
netto schuldquote |
22,3% |
39,3% |
30,6% |
||
1b |
netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen |
21,4% |
39,2% |
35,2% |
31,6% |
29,3% |
2 |
solvabiliteit |
58,9% |
54,5% |
51,0% |
52,4% |
55,6% |
3 |
grondexploitatie |
0,1% |
1,9% |
0,3% |
||
4 |
structurele exploitatieruimte |
-1,1% |
1,0% |
3,1% |
||
5 |
belastingcapaciteit |
82,9% |
68,3% |
73,4% |
||
6 |
debt service coverage ratio |
1,0 |
1,5 |
1,3 |
||
7 |
afschrijvingsratio |
3,3% |
4,1% |
3,4% |
||
Signaleringswaarden provincie Zuid Holland voor ratio's |
Categorie A minst risicovol |
Categorie B neutraal |
Categorie C meest risicovol |
|||
1a |
netto schuldquote |
<90% |
90-130% |
>130% |
||
1b |
netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen |
<90% |
90-130% |
>130% |
||
2 |
solvabiliteit |
>50% |
20-50% |
<20-50% |
||
3 |
grondexploitatie |
<20% |
20-35% |
>35% |
||
4 |
structurele exploitatieruimte |
>0% |
0% |
<0% |
||
5 |
belastingcapaciteit |
<95% |
95-105% |
>105% |
Netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen (1a en 1b)
De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van de schuldenlast ten opzichte van de inkomsten en geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie. Hoe hogere inkomsten, des te meer schulden een gemeente kan aangaan. De schuldquote is dit jaar met 9% punt toegenomen. De voornaamste oorzaak hiervan zijn de forse in 2024 ontvangen subsidies die, zolang deze niet worden uitgegeven, als een schuld op de balans staan.
De netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen geeft ongeveer dezelfde ratio weer, maar dan zonder verstrekte leningen aan andere organisaties. De omvang van deze verstrekte leningen is dermate laag dat deze ratio dezelfde uitkomst heeft als de netto schuldquote.
Solvabiliteitsratio (2)
Dit cijfer geeft het percentage eigen vermogen ten opzichte van het totaal vermogen weer. Deze ratio is met 4% punt afgenomen tot 54,9% en wordt voornamelijk veroorzaakt door het negatief jaarrekeningresultaat.
Grondexploitatie (3)
Dit cijfer geeft aan hoe groot de grondpositie (waarde van grond) is ten opzichte van de totale baten. Met 0,3% zit deze ratio ruimschoots in de categorie minst risicovol. Wanneer deze ratio zou stijgen, zou er meer risico ontstaan: een positief risico bij goede marktomstandigheden en een negatief risico bij minder goede marktomstandigheden.
Structurele exploitatieruimte (4)
Dit cijfer helpt mee om te beoordelen welke structurele ruimte een gemeente heeft om de eigen lasten te dragen. Het kengetal wordt berekend door de incidentele baten en lasten en de structurele toevoegingen en onttrekkingen aan reserves te corrigeren op het jaarrekeningresultaat. Deze ratio is negatief.
Gemeentelijke belastingcapaciteit (5)
Dit cijfer geeft inzicht in hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Als dit percentage laag ligt, betekent dit dat de gemeente meer inkomsten uit belastingen zou kunnen verwerven. Onze lokale belastingen (OZB, afval- en rioolheffing) zijn relatief laag.
Debt Service Coverage Ratio (6)
Deze ratio geeft een goed beeld van de ruimte die rente en aflossingen innemen in de exploitatie en geeft aan welk deel van de vrij beschikbare geldstroom opgaat aan rente en aflossingen. In de ideale situatie is deze ratio minstens 1. Over 2024 is deze ratio 1,3. Dit is beïnvloed door de inzet van de algemene reserve ten gunste van het jaarrekeningsaldo.
Debt Service Coverage Ratio |
2024 |
---|---|
Resultaat voor bestemming (exclusief mutaties reserves) |
-3.431 |
Afschrijving |
9.563 |
Rente |
635 |
Vennootschapsbelasting |
84 |
EBITDA (A) |
6.851 |
Rentelasten |
635 |
Aflossingen bestaande leningen |
4.692 |
Aflossingen nieuwe leningen |
0 |
Rente + Aflossing (B) |
5.327 |
DSCR (A/B) |
1,3 |
Debt Service Coverage Ratio |
Begroting 2024 |
Voorjaarsnota 2024 |
Najaarsnota 2024 |
Jaarrekening 2024 |
---|---|---|---|---|
Jaar 2024 |
1,5 |
-0,8 |
-0,4 |
1,3 |
Afschrijvingsnorm (7)
De afschrijvingsnorm is strikt genomen geen financieel kengetal, zoals dat in het bedrijfsleven ook gebruik wordt. Het geeft niettemin een indruk van de ruimte die afschrijvingslasten in de totale begroting opnemen. Uit onderstaande tabel blijkt dat het percentage in 2024 3,4% was. De verwachting is dat op basis van de meerjarige investeringsplanning zoals opgenomen in de Begroting 2025 dit percentage verder oploopt.
Afschrijvingsratio |
2024 |
---|---|
Totaal afschrijvingslasten (A) |
9.563 |
Totaal exploitatielasten (B) |
278.864 |
Afschrijvingsnorm (A/B*100) |
3,4% |
Vergelijk afschrijving/investering |
2024 |
Totaal afschrijvingslasten |
9.563 |
Totaal netto investeringen |
28.786 |
Saldo afschrijving -/- investering |
-19.223 |
Algemene risico's
Terug naar navigatie - Algemene risico's1. Algemene uitkering Gemeentefonds
Terug naar navigatie - 1. Algemene uitkering GemeentefondsNummer / Naam |
1. Algemene uitkering Gemeentefonds |
---|---|
Omschrijving risico |
De algemene uitkering van het Gemeentefonds is de belangrijkste inkomstenbron voor onze gemeente. Het risico bestaat hieruit dat de feitelijke inkomsten afwijken ten opzichte van de bedragen waar we in de begroting rekening mee houden. In de praktijk blijkt vaak dat het Rijk werkt met 'dagkoersen', waardoor de wijzigingen in het fonds niet te voorspellen zijn. |
Specifieke risico's |
Er zijn verschillende onzekerheden met betrekking tot de hoogte van de algemene uitkering:
Nieuwe financieringssystematiek
Met ingang van 2024 is een nieuwe financieringssystematiek ingevoerd met betrekking tot de jaarlijkse indexering van de algemene uitkering uit het gemeentefonds (accres). Deze nieuwe systematiek houdt in dat de volumeontwikkeling van het gemeentefonds vanaf 2024 wordt gebaseerd op het historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) in plaats van de ontwikkeling van de rijksuitgaven. De cijfers worden elk jaar twee keer geraamd en de effecten hiervan worden verwerkt in de mei- en septembercirculaire. In het voorjaar van het lopende jaar wordt het accres definitief. De definitieve vaststelling kan lager uitvallen dan eerdere ramingen. Daarnaast bestaat het risico dat de nieuwe financieringssystematiek tekortschiet om de groei van de uitgaven te kunnen opvangen. Met name de vergoeding voor loon- en prijsontwikkelingen is in de nieuwe systematiek lager. Hierdoor kunnen in de begroting 2025 de budgetten te laag zijn opgenomen zijn om de prijsontwikkeling op te kunnen vangen.
BTW-compensatiefonds
Het BTW-compensatiefonds (BCF) wordt verrekend met het gemeentefonds. De afgelopen jaren is er ruimte onder het BCF-plafond geweest, maar deze ruimte wordt wel beperkter. Dit komt omdat gemeenten meer gaan investeren en daarmee meer gaan declareren in het BCF. Onze provinciaal toezichthouder waarschuwt ons dat de situatie ook om kan slaan naar een overschrijding van het plafond. In dat geval zouden gemeenten gekort worden op de algemene uitkering. Vanuit het uitgangspunt dat we de algemene uitkering reëel ramen, wordt vanaf de Najaarsnota 2022 het meerjarig geraamde voorschot in lijn gebracht met de verwachte meerjarige ruimte onder het plafond.
Herziening gemeentefonds
In de Meicirculaire 2022 zijn de resultaten van de ‘herziening gemeentefonds’ verwerkt. Capelle aan den IJssel komt hier negatief uit.
Op basis van het ingroeipad is het maximale nadeel voor een gemeente € 37,50 per inwoner. Het feitelijke nadeel is € 84,75 per inwoner. Hiervoor ontvangt Capelle een suppletie-uitkering van 3,2 miljoen in 2025 en volgende jaren. De suppletie-uitkering is structureel in de meerjarenraming opgenomen. In 2025 vindt een evaluatie van het nieuwe verdeelstelsel 2023 plaats. Hierin zal ook de suppletie-uitkering betrokken worden. We lopen het risico dat het vervallen van de suppletie-uitkering van 3,2 miljoen niet wordt gedekt door de mogelijke positieve effecten van de evaluatie. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Het gemeentefonds is erg onvoorspelbaar en het is niet mogelijk om de mogelijke effecten goed te kwantificeren. De ervaring van de afgelopen jaren is dat er zowel grote voor- als nadelen kunnen ontstaan. Daarom staat dit bedrag op P.M.
Uitzondering hierop is de suppletie-uitkering inzake de herijking van het gemeentefonds. Hierbij houden we rekening met een bedrag van 3,2 miljoen en een kans van 50% vanaf 2026. In de Jaarstukken 2024 is dit risico dus niet opgenomen in de gekwantificeerde risico’s en daarmee ook niet in de ratio. |
Beheersmaatregelen |
De beheersingsmaatregelen zijn beperkt. We hebben geen invloed op de uitkomsten. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2012. Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen van het Gemeentefonds. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
Niet van toepassing |
Ondernomen en mogelijke acties |
De laatst gepubliceerde circulaire is de Decembercirculaire 2024. Deze is verwerkt in de Jaarrekening 2024. |
2. Fiscaliteiten
Terug naar navigatie - 2. FiscaliteitenNummer / Naam |
2. Fiscaliteiten |
---|---|
Omschrijving risico |
Rijksbelastingen worden geheven aan de hand van fiscale wet- en regelgeving die voortdurend in beweging zijn. De voornaamste afdrachten vinden plaats voor de belastingmiddelen loonheffingen, btw en vennootschapsbelasting. Risico’s in aard en omvang zijn met name 1) proces-gerelateerd, 2) fiscaal administratief van aard en 3) inhoudelijk gedreven. Voornaamste is dat de fiscaliteit proactief doch op een natuurlijke wijze bij de start van het proces wordt betrokken en dat taken en rollen duidelijk zijn gedefinieerd. Dit voorkomt onjuiste boekingen, vermindert faalkosten en zorgt dat gericht een gewogen oordeel kan worden gegeven over de fiscale aanpak en de hieraan verbonden risico’s in het kader van besluitvorming en verantwoording. De Gemeente is zich bewust van de verschillende risico’s en neemt op een gesystematiseerde wijze maatregelen om deze risico’s verder te beheersen. In het onderdeel bewaking en te ondernomen acties wordt dit verder toegelicht. |
Specifieke risico's |
Niet van toepassing |
Bandbreedte financiële gevolgen |
P.M. |
Beheersmaatregelen |
We monitoren op gezette momenten de (landelijke) fiscale ontwikkelingen en beoordelen de fiscale transacties van onze gemeente. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Begroting 2014. Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.
Relevante fiscale processen worden getoetst in opzet en werking en doorontwikkeld en afgestemd op organisatieontwikkelingen en fiscale wet- en regelgeving. Ten aanzien van de fiscale advisering is de kwaliteit mede geborgd door de inzet van een fiscalist. De Gemeente werkt op concernniveau aan de verdere uitrol van een Tax Control Framework (TCF) teneinde meer fiscaal in control te komen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
We rapporteren over ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten of, als dat nodig is, afzonderlijk. |
Ondernomen en mogelijke acties |
In 2025 wordt verder ingezet op de doorontwikkeling van de fiscale functie op het gebied van coördinatie, kennisdeling en uitvoering. Medewerkers binnen de financiële functie krijgen daarbij maatwerk-cursussen aangeboden waarin relevante casuïstiek wordt besproken die de kennis in de breedte vergroot en het fiscaal bewustzijn verder versterkt. Daarnaast zal in overleg met de vakteams gericht de fiscaliteit wordt verankerd in het primaire proces ter beheersing van fiscale risico’s. |
3. Dividenden
Terug naar navigatie - 3. DividendenNummer / Naam |
3. Dividenden |
---|---|
Omschrijving risico |
We zijn aandeelhouder van onder andere Stedin N.V., N.V. Irado en B.V. Gemeenschappelijk Bezit Evides (Evides) en ontvangen hier jaarlijks dividend voor. Het risico bestaat hierin dat het dividend lager of hoger is dan waar we in de begroting rekening mee houden. |
Specifieke risico's |
Stedin
Voor het dividend van Stedin bestaat in algemene zin het risico dat we minder aan dividend ontvangen dan begroot. Stedin verwacht – mede ten gevolge van de CBb-uitspraak in de zomer van 2023 - hogere tarieven door te rekenen. Kosten stijgen per saldo ook, vooral als gevolg van een hogere kostendoorbelasting door TenneT, hogere afschrijvingen omdat de investeringen jaar op jaar toenemen, en de groei van de eigen organisatie. We ramen het dividend op basis van de laatst beschikbare (openbare) informatie. In de Begroting 2025 is het begrote dividend voor 2025 en verder V847.
Evides
Voor het dividend van Evides bestaat in algemene zin het risico dat we minder aan dividend ontvangen dan begroot.
Evides heeft aangekondigd dat het dividend vanaf 2025 fors minder wordt, veroorzaakt door meerjarige resultaatontwikkeling, gestegen marktrente en het hogere investeringsniveau. Voor ons betekent dit dat we vanaf 2025 V 235 aan dividend ontvangen. In de VJN24 is dit verwerkt in de meerjarenbegroting.
Irado
Voor het dividend van Irado bestaat in algemene zin het risico dat we minder aan dividend ontvangen dan begroot.
We bezitten, net als de gemeenten Schiedam en Vlaardingen, 1/3 deel van de aandelen. Op basis van de historische resultaten hebben we een dividend begroot van 330. Bij de Voorjaarsnota 2023 en de Najaarsnota 2024 is het begrote dividend voor 2024 en 2025 incidenteel bijgesteld naar V 110 door oplopende kosten voor Irado.
In 2025 wordt door Irado het Strategisch meerjarenplan 2025-2028 opgeleverd met een meerjarenbegroting en een verwachting over de verdere dividendontwikkeling voor komende jaren.
Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
We ontvangen ook jaarlijks dividend van de BNG. Jaarlijkse begroting vanaf 2025 is V 19. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Op dit moment is vooral het dividend van Irado risicovol, gezien stijgende kosten van Irado. Het nu geraamde dividend voor Irado is op basis van de meest recente inzichten. Toch bestaat het risico dat het dividend niet of niet geheel gerealiseerd zal worden. Dit risico schatten we in op een kans van 50%. |
Beheersmaatregelen |
We volgen de ontwikkelingen rondom de wetgeving en de bestuursbesluiten van Stedin, Irado en Evides nauwlettend. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Begroting 2016. Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Voor Evides is het begrote dividend vanaf 2025 verlaagd met N 347, naar V235.
Voor 2025 is het begrote dividend van Irado met V220K, naar V110, bijgesteld. |
4. Verleende borgstellingen voor instellingen
Terug naar navigatie - 4. Verleende borgstellingen voor instellingenNummer / Naam |
4. Verleende borgstellingen voor instellingen |
---|---|
Omschrijving risico |
Voor de Dorpstraat 164 B.V. en Stichting IJsselland staan we primair garant voor een aantal leningen die zij zijn aangegaan. Het risico bestaat hierin dat als deze organisaties niet meer aan hun verplichtingen tot terugbetaling kunnen voldoen, de lening verstrekker(s) op ons een beroep doen. |
Specifieke risico's |
Vanwege aanvullende voorschriften van de provincie in het kader van het financieel toezicht, is dit een verplicht onderdeel geworden bij de bepaling van het weerstandsvermogen. Het betreft garanties voor leningen waarvoor de gemeente 100% borg staat, zonder betrokkenheid van een andere waarborginstelling. Het gaat om leningen aan St. IJsselland ziekenhuis en het Rijksmonument Dorpsstraat 164, in totaliteit een bedrag van 6.462 (bedrag per 31-12-2024). |
Bandbreedte financiële gevolgen |
De ervaring leert dat geen enkele borgstelling wordt aangesproken. Vanuit het voorzichtigheidsbeginsel is het raadzaam een percentage te hanteren om de risico’s van deze borgstellingen te kwantificeren. We hebben dit percentage vastgesteld op 5%. Het risico komt dan uit op circa 323 (6.462 x 5%). |
Beheersmaatregelen |
De Verordening Borgstellingen Gemeente Capelle aan den IJssel 2020. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: begroting 2014. Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.
Bij de toetsing van de jaarstukken van de betrokken instellingen wordt gelet op het risico voor de gemeente. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Niet van toepassing. |
4. Tabel gewaarborgde geldleningen instellingen
Terug naar navigatie - 4. Tabel gewaarborgde geldleningen instellingenGeldnemer |
Stand per 1-1-2023 |
Stand per 31-12-2023 |
---|---|---|
St. IJsselland Ziekenhuis |
N5.332 |
N4.538 |
Rijksmonument Dorpsstraat 164 |
N1.958 |
N1.924 |
Totaal |
N7.290 |
N6.462 |
5. Oplopende rentelasten
Terug naar navigatie - 5. Oplopende rentelastenNummer / Naam |
5. Oplopende rentelasten |
---|---|
Omschrijving risico |
Het risico bestaat dat we op termijn onvoldoende rentelasten in onze begroting verwerkt hebben en dat de rentepercentages stijgen. |
Specifieke risico's |
Uit de liquiditeitsprognose blijkt dat er sprake is van een financieringsbehoefte gedurende, maar ook na, de looptijd van onze meerjarenbegroting. Door de toenemende financieringsbehoefte zal er sprake zijn van een oplopende rentelast. De onrust in de wereld en de grote investeringen die EU landen, met name Duitsland, van plan zijn te doen, beïnvloeden de hoogte van de het rentepercentage voor de langlopende leningen. De verwachting is een stijgend rentepercentage voor zeker het komende jaar. Deze factoren beïnvloeden de rentelasten negatief. Voor het komende jaar wordt nog één renteverlaging door de ECB rente verwacht van circa 0,25%punt, dit heeft vooral invloed op de rente voor de kortlopende leningen. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Alle op dit moment geprognosticeerde rentelasten zijn verwerkt in de begroting. Het gehanteerde rentepercentage vanaf 2023 is 3,5%. |
Beheersmaatregelen |
De beste beheersingsmaatregel is een structureel en reëel evenwicht in de begroting. Hierbij dienen de inkomsten ten minste gelijk te zijn aan de uitgaven en de investeringen maximaal de afschrijvingslast te bedragen. Het resterend risico is dan een stijgend rentepercentage. Als het rentepercentage bij financieringsbehoefte hoger is dan het begrote rentepercentage (3,5%), kan als maatregel gekozen worden voor een kortere looptijd om de rentelast te drukken. Om hier een goede keuze in te maken, zal dan ook het effect hiervan op de renterisiconorm worden meegenomen in de afweging. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018.
We monitoren continu de ontwikkeling van de rente. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
In deze risicoparagraaf zullen we communiceren over de verwachte financiële ontwikkelingen. |
Ondernomen en mogelijke acties |
We verwerken de meerjarige ontwikkeling van de rente in de begroting, voorjaarsnota en najaarsnota en stellen de te hanteren rentepercentages vast bij de begroting. |
6. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)
Terug naar navigatie - 6. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)Nummer / Naam |
6. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) |
---|---|
Omschrijving risico |
We zijn, na woningcorporaties en het Waarborgfonds Sociale Waarborgfonds (WSW), als tertiaire achtervang verantwoordelijk voor leningen van woningcorporaties. Woningcorporaties sluiten leningen af om het bouwen en onderhouden van sociale huurwoningen te financieren. Tot 2021 tekende de Gemeente per lening borgstelling mee (AO Bestaand). Dit is met ingang van 2021 veranderd. Vanaf 2021 kunnen corporaties leningen aantrekken tot het door het WSW en de Autoriteit woningcorporaties (Aw) ingestelde kredietplafond en staat het WSW staat hiervoor borg. WSW heeft met gemeenten achtervangovereenkomsten (AO 2021) gesloten. Met deze overeenkomst kent WSW de borgstelling van de afgesloten leningen door corporaties toe aan de deelnemende gemeenten. In het 1e kwartaal van het nieuwe jaar verstrekt WSW overzichten van het aantal leningen en de bijbehorende bedragen per ultimo van het voorgaande jaar aan de gemeenten. Per 1 mei 2024 is een nieuwe achtervangovereenkomst (AO nieuw) tussen WSW en gemeenten gesloten, waarmee alle vorige achtervangovereenkomsten (AO Bestaand en AO 2021) zijn vervallen. In de nieuwe overeenkomst is vastgelegd hoe en met welke verdeelsleutel we als gemeente kunnen worden aangesproken. Voor geborgde geldleningen aangegaan voor 1 augustus 2021 blijft de verdeelsleutel in de AO's Bestaand van toepassing, het Rijk voor 50% in de achtervang. 25% wordt verdeeld over alle gemeenten die borg staan en 25% wordt opgevraagd bij de gemeente die in de leningovereenkomst is genoemd. Voor geborgde geldleningen aangegaan vanaf 1 augustus 2021 geld de verdeelsleutel zoals opgenomen in AO 2021: het Rijk voor 50% en 50% verdeeld over alle gemeenten die borg staan.
Tot op heden is op deze tertiaire achtervang nooit een beroep gedaan. Door de beoordeling van de financiële positie van de woningcorporaties door de Autoriteit woningcorporaties(Aw) is het risico beperkt. |
Specifieke risico's |
Niet van toepassing |
Bandbreedte financiële gevolgen |
De woningcorporaties waarvoor de Gemeente borg staat zijn Stichting Havensteder, Stichting Woonzorg, Stichting Hef Wonen en Woonbron. Het totale openstaande bedrag van deze corporaties is per 31 december 2024 454.381. De kans van voordoen schatten we als zeer laag: 0,1%. Het totale risicobedrag komt daarmee op 454. |
Beheersmaatregelen |
We volgen de ontwikkelingen nauwlettend. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Begroting 2020.
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen door de berichtgeving van de VNG. Beoordeling van de jaarstukken van het WSW en de oordeelsbrieven van de Autoriteit woningcorporaties (Aw) vindt periodiek plaats. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Als Gemeente hebben we hier geen invloed op. |
6 Tabel gewaarborgde geldleningen WSW
Terug naar navigatie - 6 Tabel gewaarborgde geldleningen WSWGeldnemer |
Stand per 1-1-2024 |
Stand per 31-12-2024 |
---|---|---|
St. Woonzorg Nederland |
N8.768 |
N21.192 |
Stichting Havensteder |
N279.772 |
N430.725 |
Stichting Hef Wonen |
N0 |
N453 |
Woonbron |
N0 |
N2.011 |
Totaal |
N288.540 |
N454.381 |
Risico's sociaal domein
Terug naar navigatie - Risico's sociaal domein7. Participatiewet
Terug naar navigatie - 7. ParticipatiewetNummer / Naam |
7. Participatiewet |
---|---|
Omschrijving risico |
Risico's met betrekking tot de ontwikkeling van de rijksbijdrage BUIG (bundeling uitkeringen inkomensvoorzieningen gemeenten), participatiebudget en Wet sociale werkvoorziening (Wsw). |
Specifieke risico's |
BUIG
De uitkomsten van de definitieve BUIG van het lopende jaar worden jaarlijks pas op of rond 1 oktober bekend gemaakt. Deze kunnen in hoge mate afwijken van het (nader) voorlopig budget BUIG. Prognoses voor de langere termijn zijn lastig te maken. Op dit moment zijn we al jaren voordeelgemeente; de kosten van de uitkeringen zijn lager dan de rijksvergoeding. We hebben in de begroting daarom een meerjarig overschot op de BUIG opgenomen. Het Rijk stelt de indiciatoren voor de verdeling van het macrobudget jaarlijks bij om structurele overschotten of tekorten op de BUIG bij de gemeenten te beperken. We voorzien daarom dat het overschot op de BUIG van onze gemeente in de komende jaren afneemt en we nemen hiervoor voorzichtigheidshalve een risico op. Het voordeel in 2024 bedraagt 4.026. De prognose van IJsselgemeenten over de jaren 2024-2029 laat zien dat het voordeel op de BUIG afloopt naar 2.396 in 2029.
Participatiebudget
Sinds de invoering van de Participatiewet in 2015 groeit het aantal Capellenaren met een arbeidsbeperking die onder deze wet valt. Daarmee nemen de uitgaven binnen het participatiebudget toe. In de VJN 2024 en de actualisatie in de Begroting 2025 hebben we de ingeschatte extra uitgaven verwerkt. De uitgaven in 2024 zijn met 346k binnen het geactualiseerde budget gebleven.
Bijzondere bijstand
De financiële bestaanszekerheid staat onder druk, ook in Capelle. Hierdoor wordt een groter beroep gedaan op de bijzondere bijstand. In de Slotwijziging 2024 is een bedrag van N 89 aangeraamd voor 2024 en meerjarig verwerkt. De uitgaven voor bijzondere bijstand hebben in 2024 het geactualiseerde budget met 23 overschreden.
Energietoeslag
De toekenningen energietoeslag zijn binnen het toegekende rijksbudget gebleven. Het overschot bedraagt 700 over de gehele toeslagperiode. Er zijn ruim 4000 toeslagen uitgekeerd. Dit is 91% van alle aanvragen.
Weerstandsvermogen Promen
Promen heeft de gestegen loonkosten in 2023 ten laste gebracht van het weerstandsvermogen. Hierdoor is het weerstandsvermogen gedaald onder het benodigde volume. Op aanwijzing van de provincie is in 2024 het weerstandsvermogen van Promen aangevuld. Promen heeft daartoe een begrotingswijziging ingediend bij onze gemeente. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
De bandbreedte bedraagt N 4.521 in 2025, N 3.923 in 2026, N 3.626 in 2027 en N 2.921 vanaf 2028. Het gemiddelde bedraagt N 3.748, met een kans van 50%, waardoor het risicobedrag N 1.874 bedraagt. |
Beheersmaatregelen |
De realisatie op het participatiebudget en de BUIG wordt continu gemonitord om optimaal gebruik te maken van het budget. De impact van de verandering van de financiering van de loonkostensubsidie wordt nauwlettend in de gaten gehouden. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2011. Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien.
We rapporteren per P&C document en blijven de ontwikkelingen volgen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Van Hemert |
Communicatie |
In de risicoparagraaf wordt aandacht gegeven aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande budgetten en bestedingen. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Bij de Slotwijziging worden de BUIG-budgetten meerjarig bijgesteld op basis van de prognoses van de GR IJsselgemeenten. Het bestedingsplan voor het participatiebudget van de GR IJsselgemeenten wordt telkens aan het begin van het jaar beoordeeld en de gemeentelijke budgetten worden, als daartoe aanleiding is, daarop aangepast bij de Voorjaarsnota. De primitieve begroting Promen 2025 is verwerkt in de begroting 2024. De financiële consequenties uit het Ondernemingsplan Promen 2025, zijn verwerkt in de Slotwijziging 2024. |
8. Jeugdzorg
Terug naar navigatie - 8. JeugdzorgNummer / Naam |
8. Jeugdzorg |
---|---|
Omschrijving risico |
Risico's met betrekking tot de Jeugdzorg. |
Specifieke risico's |
Het risico ontstaat door een aantal aspecten. Dit kan resulteren in zowel een positief als negatief risico voor onze gemeentelijke begroting. Deze aspecten zijn:
-Het gebruik van jeugdhulp is de afgelopen jaren ieder jaar toegenomen. De financiële gevolgen van deze autonome groei zijn vanaf de Begroting 2024 structureel meegenomen als beheersmaatregel. De kans blijft bestaan dat de kosten harder of minder hard stijgen dan de opgenomen autonome groei. Op basis van de realisatie van 2024 zal een analyse gemaakt worden en de uitkomsten van deze analyse zullen we verwerken in de eerste bestuursrapportage 2025 en de kadernota 2026.
-Vanaf de najaarsnota 2023 hebben we voor het jaar 2027 en verder geen autonome groei meer opgenomen. De aanname hierbij is dat door de schaarste van personeel in de jeugdhulp en een natuurlijk plafond in de vraag naar jeugdhulp de kosten niet veel verder kunnen groeien. Bij het opstellen van de begroting voor 2026 zullen we deze aanname kritisch evalueren en indien nodig bijstellen. De effecten van de lokale en regionale maatregelen nemen we hier ook in mee.
-De deskundigencommissie voor de Hervormingsagenda Jeugd onder leiding van Tamara van Ark heeft in januari 2025 haar rapport ‘Groeipijn’ uitgebracht. Dit advies is te zien als het vervolg op het advies van de commissie van wijzen en dit advies vervalt daarmee. Nog niet bekend is op welke wijze het rijk de adviezen van de deskundigencommissie overneemt. Voor de jaren 2023 en 2024 concludeert de commissie dat het rijk en gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de tekorten van € 628 en € 828 miljoen en doet zij de aanbeveling dat partijen deze tekorten 50/50 verdelen. Voor Capelle zou dit op basis van de nu bekende informatie een compensatie van €1.235.000 respectievelijk €1.628.000 over 2023 en 2024 betekenen. In de meicirculaire 2025 hopen we dat het rijk duidelijkheid geeft over de wijze waarop de adviezen over worden genomen.
-Op uitdrukkelijk verzoek van de provinciaal toezichthouder hebben we de taakstelling en vordering op het rijk voor de jeugdhulpkosten uit de begroting voor 2025 en verder gehaald. De raad heeft hierover in december 2024 besloten. De compensatie die de commissie voorstelt is hoger dan de vordering was, dit betreft dus een positief risico.
-Veilig Thuis heeft aangegeven als gevolg van een toename in het aantal meldingen financiële problemen te hebben. De impact van hiervan schatten we vanaf 2026 in op 200k structureel voor Capelle.
-Rechters, gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering kunnen autonoom bepalen dat jeugdhulp nodig is. Daar kunnen we niet rechtstreeks op sturen. Dit heeft betrekking op ongeveer 15% van de waarde van de toewijzingen. Via het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming en de Regionale bestuursopdracht kostenbeheersing proberen we hier grip op te krijgen.
-De keuze om gesloten jeugdhulp af te bouwen leidt tot de inzet van duurdere alternatieve vormen van jeugdhulp. In de Regionale bestuursopdracht kostenbeheersing wordt gewerkt aan het versneld ontwikkelen van alternatieven, maar dit risico blijft actueel.
-Woonplaatsbeginsel. Landelijk is het mogelijk dat er nog kosten voor jeugdigen die in een andere gemeente jeugdhulp ontvangen, maar volgens het landelijk woonplaatsbeginsel onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Capelle vallen nakomen. In 2024 hebben we nog voor N61 facturen ontvangen. De kans dat we nog meer facturen ontvangen wordt steeds kleiner naarmate de invoerdatum van deze regeling verder in het verleden ligt. Het risico komt daarmee op N300 (was 450)
-De maatregelen die lokaal, regionaal en landelijk worden uitgewerkt moeten zich nog bewijzen. De afgelopen jaren laten zien dat de resultaten vaak te positief worden ingeschat, zowel financieel als in de tijd en kosten die nodig zijn om ze te realiseren.
-De kosten voor de uitvoering van het toekomstscenario jeugd- en gezinsbescherming kunnen hoger uitvallen dan nu begroot. Het kan zijn dat het CJG, Veilig Thuis en de GI’s hierdoor hogere kosten dan begroot moeten maken. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Na het realiseren van de besparingsmaatregelen taakstelling jeugdzorg resteert nog een verschil met de taakstelling zoals opgenomen in de begroting voor rekening Capelle van 792K in 2025, 2.600K in 2026, 2.416K in 2027 en 2.371K vanaf 2028.
Verder is in de begroting de post autonome groei naar beneden bijgesteld: 2.634K in 2025, 4.079K in 2026, 5.879K in 2027 en 6.158 in 2028. Er is echter een kans dat deze neerwaartse bijstelling tegenvalt.
In de begroting is een vordering op het Rijk op genomen: 2.400K in 2025, 3.700K in 2026, 4.200K vanaf 2027. Het is niet zeker dat deze vordering zal worden voldaan door het Rijk.
Daarnaast is voor Woonplaatsbeginsel (punt 9) een jaarlijks mogelijk risico van 300K.
De kans dat deze risico’s zich zullen voordoen wordt ingeschat op 25%, wat leidt tot een gezamenlijke impact van 1.532K in 2025, oplopend naar circa 3,2 miljoen euro vanaf 2027. |
Beheersmaatregelen |
Lokaal uitvoeren van het plan 'tegen de stroom in voor duurzame en betaalbare jeugdhulp'
Dit plan bestaat uit 3 actielijnen met daarin maatregelen die zich zowel op de vraagkant als de aanbodkant richten. De maatregelen zijn deels in uitvoering en worden deels voorbereid.
Regionale bestuursopdracht kostenbeheersing (RBOK)
Dit plan bestaat uit 50 maatregelen die zich vooral op de aanbodzijde en de regionaal gecontracteerde jeugdhulpaanbieders richten. De maatregelen zijn deels in uitvoering en worden deels voorbereid. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Najaarsnota 2015. Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.
Kwartaalrapportages van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Faassen |
Communicatie |
P&C-documenten van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel. |
Ondernomen en mogelijke acties |
We hebben meerdere maatregelen in uitvoering en voorbereiding om de kosten te beheersen. |
9. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Terug naar navigatie - 9. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)Nummer / Naam |
9. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) |
---|---|
Omschrijving risico |
Risico's met betrekking tot de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) |
Specifieke risico's |
De uitvoering van de Wmo 2015 is onderhevig aan wet- en regelgeving. De Wmo 2015 is een openeinderegeling. Mede door de demografische ontwikkelingen (vergrijzing in Capelle ) en invoering abonnementstarief is een toenemende vraag naar Wmo-voorzieningen ontstaan. Tevens richt het Rijksbeleid zich op langer thuis blijven wonen en extramuralisatie waardoor inzet van Wmo-maatwerkvoorzieningen langer nodig is. Mede hierdoor kunnen de gehanteerde uitgangspunten in werkelijkheid de komende jaren afwijken van de begrote uitgaven.
Daarnaast spelen binnen de Wmo de volgende ontwikkelingen/risico’s:
-De commissie 'Toekomst Beschermd Wonen' adviseert de functies beschermd wonen en maatschappelijke opvang verder te normaliseren. Concreet betekent dit minder opnames in een intramurale setting en meer opvang en begeleiding in de wijk. Deze extramuralisering is nu al merkbaar en zal de komende jaren verder toenemen. De doordecentralisatie zou ingaan in 2024, maar is (opnieuw) uitgesteld. Nog niet bekend is wat de nieuwe invoeringsdatum is. De verantwoordelijkheid verschuift van centrumgemeente Rotterdam naar alle zeven gemeenten in de Beschermd Wonen-regio, waaronder onze gemeente. Maatschappelijke opvang wordt op een later tijdstip doorgedecentraliseerd. Het Regionaal Beleidsplan Maatschappelijke Ontwikkeling en Beschermd Wonen 2022-2026 is op 7 februari 2022 door uw raad vastgesteld. Bij de overgang van taken hoort ook de overgang van middelen. Voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang komt er een nieuw objectief verdeelmodel, waarbij ook de huidige middelen voor begeleiding worden meegenomen. Vanwege de onzekerheid over de financiële consequenties, is landelijk gekozen voor een ingroeipad van meerdere jaren. We ontvangen op zijn vroegst met ingang van 2026 de middelen. Gedurende het ingroeipad gaan de middelen geleidelijk over van centrumgemeente Rotterdam naar de regiogemeenten, waaronder Capelle. Op grond van de meest recente meerjarenraming van centrumgemeente Rotterdam voor de regio, wordt er de eerstkomende jaren vooralsnog geen tekort verwacht.
-De richtlijn van de AMvB reële kostprijs schrijft voor Wmo-diensten (huishoudelijke ondersteuning, begeleiding, persoonlijke verzorging en dagbesteding) een reële kostprijs voor. Dit ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs en kwaliteitseisen van de levering. Om tot een reële kostprijs te komen volgen we de adviezen van de VNG. De toekomstige prijsstijgingen, die hieruit voortvloeien, kunnen afwijken van de financiële dekking via de accressen in het gemeentefonds.
-Een van de hoofdpunten van de Wmo en dus ook van ons beleidskader is extramuralisering, dat wil zeggen dat mensen zo lang mogelijk en zo zelfstandig mogelijk blijven wonen. Om dit mogelijk te maken, zijn investeringen in de sociale basisinfrastructuur en preventie nodig plus inzet van maatwerkvoorzieningen voor een lange duur;
-In voorgaande P&C- documenten is een risico opgenomen voor wat betreft resultaatgericht indiceren en financieren. In uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is geoordeeld dat een Capellenaar die ondersteuning ontvangt vanuit de Wmo recht heeft op de hoogte te worden gebracht op hoeveel uren en minuten ondersteuning hij of zij kan rekenen. In een resultaatgerichte beschikking wordt geen tijd opgenomen. In plaats daarvan wordt het beoogde doel, het te behalen resultaat, omschreven. We werken sinds 2015 resultaatgericht. Naar aanleiding van de uitspraken hebben we ons beleid verder geoptimaliseerd en meer rechtszekerheid aangebracht in het resultaatgericht indiceren, door de Capellenaar op de hoogte te brengen op welke huishoudelijke taken hij of zij recht heeft en met welke frequentie en niet langer alleen een resultaat;
-Binnen het deelprogramma 6C is een taakstelling opgelegd. Een van de genoemde onderdelen betreft de was- en strijkservice (een algemene voorziening). De uitgewerkte business case laat zien dat met huidige beleid deze niet rendabel is. Maar gelet op het feit dat een start wordt gemaakt met het inkooptraject diensten (2025), zal opnieuw beoordeeld worden of de inzet van een was- en strijkservice wel rendabel is.
Op dit moment is er onvoldoende onderbouwing om de taakstelling te wijzigen. U wordt in 2025 geïnformeerd over de voortgang. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
P.M. |
Beheersmaatregelen |
Bewaken en monitoren van de meerjarige prognose, monitoren en volgen van landelijke ontwikkelingen, implementeren van de ombuigingsmaatregelen Wmo. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.
We rapporteren per P&C-document en blijven de ontwikkelingen volgen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Wilson |
Communicatie |
Communicatie via reguliere P&C- documenten. |
Ondernomen en mogelijke acties |
We hebben meerdere maatregelen in uitvoering en voorbereiding om de kosten te beheersen. |
10. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen
Terug naar navigatie - 10. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingenNummer / Naam |
10. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen |
---|---|
Omschrijving risico |
Inkomensondersteunende regelingen zijn succesvol bij hoog bereik en gebruik, maar kunnen bij sterk toenemend gebruik zorgen voor oplopende kosten. |
Specifieke risico's |
Veel inkomensondersteunende maatregelen zoals de bijzondere bijstand en de individuele inkomenstoeslag zijn feitelijk succesvol wanneer het bereik en gebruik hoog is. Gezien de aard van de regelingen is uitsluiting van gebruik door Capellenaren niet mogelijk en niet gewenst.
Dit risico geldt elk jaar. De ontwikkeling voor 2025 is lastig in te schatten, omdat naar verwachting het aantal huishoudens met een laag inkomen afneemt, maar het aantal huishoudens met een bijstandsuitkering toeneemt. Hoe dit uitpakt is in hoge mate afhankelijk van de maatregelen van het Rijk (bijvoorbeeld de Wet Proactieve Dienstverlening) en de economische ontwikkeling. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
P.M. |
Beheersmaatregelen |
De te nemen maatregelen zijn afhankelijk van de ontwikkeling van de budgetten. Dit leidt tot eventueel bijstelling van beleid of aanpassing van het beschikbare budget. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname: Najaarsnota 2018. Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien.
Budgetten worden gemonitord, waarna bijstelling van beleid zou kunnen volgen of aanraming van het beschikbare budget. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Van Hemert |
Communicatie |
Communicatie via reguliere P&C-cyclus. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Met de door het Rijk beschikbaar gestelde middelen zijn inwoners van onze gemeente, die de steun nodig hebben, geholpen. |
Overige risico's
Terug naar navigatie - Overige risico'sOnderwijshuisvesting Capelle aan den IJssel
Terug naar navigatie - Onderwijshuisvesting Capelle aan den IJsselAfgelopen periode hebben we uw gemeenteraad een aantal keer meegenomen in de context van de grootschalige onderwijshuisvestingsopgave voor de komende jaren. In de paragrafen 11 tot en met 13 nemen we u mee in de risico’s die we de afgelopen tijd binnen onderwijshuisvesting hebben geconstateerd.
11. Onderwijshuisvesting – beleidsrisico’s
Terug naar navigatie - 11. Onderwijshuisvesting – beleidsrisico’sNummer / Naam |
11. Onderwijshuisvesting – beleidsrisico’s |
---|---|
Omschrijving risico |
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van beleid en andere ontwikkelingen in onderwijshuisvesting |
Specifieke risico's |
Onderwijshuisvesting gaat over het passend huisvesten van leerlingen in moderne en frisse schoolgebouwen. Meerdere ontwikkelingen, beleidsmatig of anders, kunnen van invloed zijn op onderwijshuisvesting. We hebben daarbij de volgende risico’s in beeld:
-Groei van scholen door concurrentie
-Kleine scholen, risico op opheffing/sluiting
-Onverwachtse groei van leerlingen door grote demografische ontwikkelingen (asielzoekers/Oekraïne)
-Huisvestingsconsequenties 'contouren werkagenda route naar inclusiever onderwijs'
-Eisen duurzaamheid
-Risico van een verouderde voorraad van gebouwen (zie ook risico’s langjarige opgave) |
Bandbreedte financiële gevolgen |
De financiële gevolgen kunnen zijn dat tijdelijke huisvesting nodig is voor (onverwachte) leerlingengroei. Voor de 'route naar inclusiever onderwijs' heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen benoemd dat ze dit risico ook zien en komen met een voorstel voor normering en bekostiging van de huisvestingsconsequenties van deze werkagenda. |
Beheersmaatregelen |
Onderwijshuisvesting is in belangrijke mate relatiemanagement. Tijdig ontwikkelingen met schoolbesturen bespreken, vinger aan de pols houden en relatie bestendigen.
Het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO) is daarbij een belangrijk instrument met als doelen vooruit kijken, ontwikkelingen benoemen en (proces)voorstellen voorleggen. Data als de capaciteit van schoolgebouwen, de ruimtebehoefte van scholen, leerlingenprognoses en beleidsstukken dragen bij aan beheersing.
Ook is er in sommige schoolgebouwen wat leegstand, leegstand die gebruikt kan worden voor het opvangen van de risico’s. |
Verloop en bewaking |
Het bewaken van deze ontwikkelingen is een continu proces, in de kern van het werk van de medewerkers onderwijshuisvesting en de rest van de organisatie.
Het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs is in 2024 in actualisatie en in concept afgerond. In het eerste kwartaal van 2025 verwachten we de actualisatie van het SHO definitief te maken en ter consultatie aan de raad voor te leggen.
Voor Bewaking: zie Beheersingsmaatregelen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: Samenleving (Stadsontwikkeling en Vastgoed)
Bestuurlijk: Wethouder Van Woudenberg |
Communicatie |
De communicatie over dit risico maakt onderdeel uit van de communicatie over onderwijshuisvesting en het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Zie Beheersingsmaatregelen |
12. Onderwijshuisvesting – projectrisico’s
Terug naar navigatie - 12. Onderwijshuisvesting – projectrisico’sNummer / Naam |
12. Onderwijshuisvesting – projectrisico’s |
---|---|
Omschrijving risico |
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van de lopende projecten onderwijshuisvesting. |
Specifieke risico's |
Onderwijshuisvesting gaat over het passend huisvesten van leerlingen in moderne en frisse schoolgebouwen. Hiervoor zijn er meerdere projecten in voorbereiding.
Voor alle projecten geldt een aantal landelijke risico’s:
-Tekort aan capaciteit en materieel om scholen te bouwen, te ontwerpen en het proces te managen;
-Prijsstijgingen;
-Netcongestie en daarmee mogelijk gepaarde uitstel en vertraging van projecten.
Voor Capelle aan den IJssel geldt als risico dat Capelle niet of nauwelijks een grondpositie heeft.
Voor de lopende projecten zijn er daarnaast nog specifieke risico’s.
Comenius College
Onderwijshuisvesting gaat niet alleen over de wettelijke ondergrens. Een oplossing met draagvlak zorgt op de lange termijn voor een betere toekomstbestendigheid. Voor het Comenius College kunnen we het wettelijk noodzakelijkst bekostigen uit de € 16.500.000,- die beschikbaar is voor dit project. Met het voortgezet onderwijs in Capelle wordt gesproken over de onderwijs infrastructuur in Capelle. De afspraken kunnen van invloed zijn op de huisvesting.
Wat betreft tijdelijke huisvesting is het Comenius College zodanig gegroeid dat de huisvesting aan de Lijstersingel niet passend zal zijn. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Comenius College:
-Vertraging leidt tot latere oplevering, daarmee tot hogere kosten;
-Onvoldoende tijdelijke huisvesting voor het gegroeide aantal leerlingen leidt tot hogere kosten;
-Ontwikkelingen rondom behoefte en aanbod bij bewegingsonderwijs kunnen tot hogere kosten leiden;
-Herstelwerkzaamheden rondom terreinverzakking kunnen tot hogere kosten leiden.
-Sloop, bouwrijp maken inclusief eventuele asbestverwijdering kan leiden tot hogere kosten.
KC Florabuurt en KC Meeuwensingel:
-Vertraging leidt tot latere oplevering, daarmee tot hogere kosten;
-Locatiegebonden kosten liggen gemiddeld tussen 10% en 30% van de bouwkosten.
Specifiek voor de inpassing van de Meeuwensingel is het risico op locatiegebonden kosten groot.
Voor tijdelijke huisvesting wordt gekeken naar meerdere scenario’s, waaronder inwoning in bestaande gebouwen. De financiële gevolgen voor de tijdelijke huisvesting kunnen zich beperken van een eenmalige aanpassing aan een gebouw. |
Beheersmaatregelen |
Voor het KC Florabuurt wordt rekening gehouden met uitbreiding van twee lokalen. In KC Meeuwensingel is een aantal flexlokalen binnen het programma en norm opgenomen, die flexibel ingedeeld kunnen worden. |
Verloop en bewaking |
Comenius College: Opgenomen op onderwijshuisvestingsprogramma 2010. Financiële besluitvorming begroting 2017, daarna jaarlijks geactualiseerd.
KC Meeuwensingel en KC Florabuurt. Financiële besluitvorming voorjaarsnota 2018, daarna jaarlijks geactualiseerd.
Voor Bewaking: zie Beheersingsmaatregelen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: Samenleving (Stadsontwikkeling en Vastgoed)
Bestuurlijk: Wethouder Van Woudenberg |
Communicatie |
De gemeenteraad zal zowel bij de P&C producten als via collegebrieven en raadsvoorstellen op de hoogte worden gehouden. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Per projectfase zullen de projectbegrotingen worden geactualiseerd. |
13. Onderwijshuisvesting - Meerjarige opgave (Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs)
Terug naar navigatie - 13. Onderwijshuisvesting - Meerjarige opgave (Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs)Nummer / Naam |
13. Onderwijshuisvesting - Meerjarige opgave (Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs) |
---|---|
Omschrijving risico |
De inbreng voor de risicoparagraaf voor onderwijshuisvesting is gesplitst in drie delen. Hier benoemen we de mogelijke risico’s van de langjarige opgaven onderwijshuisvesting. |
Specifieke risico's |
Veel schoolgebouwen in Capelle dateren uit de jaren ’70 en ’80, gebouwd tijdens de groei van Capelle aan den IJssel. Het geactualiseerde Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (besluitvorming in 2025) bestaat onder andere uit een perspectief voor deze oudere gebouwen.
In de voorjaarsnota 2024 is reeds opgenomen dat er een forse investering is gemoeid met het uitbreiden, vervangen en vernieuwen van de schoolgebouwen. Toen al is gesteld dat twee derde van het aantal schoolgebouwen in aanmerking zou komen voor een ingreep en dat de totale geschatte investering zich beweegt tussen de € 44 miljoen en € 93 miljoen, exclusief de onderwijshuisvesting in het kader van de gebiedsontwikkeling in Rivium. Ook is er een indicatie gegeven van het verloop van de jaarlijkse lasten. In het najaar 2024 is in samenspraak met de schoolbesturen gekomen tot een concrete en meer gedetailleerde planning van de projecten waardoor het verloop van de jaarlijkse lasten afwijkt van de indicatie bij de Voorjaarsnota 2024.
De geschatte investering ligt op 79 miljoen. Deze investering is gebaseerd op huidige inschattingen en kostenontwikkelingen en gaat over een doorlooptijd van 17 jaar. Hierin zijn de opgaven in Rivium en Fascinatio meegenomen. Daarnaast zijn ook kosten voor tijdelijke huisvesting en de organisatiekosten van 6% opgenomen.
Risico’s bij de geschatte investering zijn dat de raming is gebaseerd op kengetallen en huidige kostenontwikkelingen. De werkelijke situatie kan afwijken. Daarnaast zijn er meerdere scenario’s voor renovatie en nieuwbouw. Indien in de loop van de periode een ander scenario wordt geadviseerd, zal ook de prijs afwijken. Ook is nog geen rekening gehouden met eventuele ontwikkelingen binnen het aanbod voor bewegingsonderwijs. Daarnaast wordt de prioritering en fasering van de projecten bij elke actualisatie van het SHO in samenhang bezien met de periodieke herijking van de fasering en prioritering van de Omgevingsagenda.
Voor alle nieuwe projecten gelden overigens dezelfde risico’s als voor de huidige projecten. Waarbij we netcongestie hier nogmaals willen uitlichten. Op 5 november kondigde Stedin netcongestie af voor een groot deel van Capelle aan den IJssel, gevolgd door TenneT op 5 december voor de gehele regio. Dit betekent dat aanvragen voor nieuwe of grotere grootverbruikersaansluitingen vooralsnog op een wachtlijst komen. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
In de voorjaarsnota 2024 hebben we de kredieten met bijhorende kosten opgenomen tot en met het jaar 2032. |
Beheersmaatregelen |
Voor de vervangingsopgaven geldt na vaststelling de wetswijziging ‘planmatige en doelmatige aanpak onderwijshuisvesting’ vanaf de zomer 2025 (huidige planning) een plicht om schoolgebouwen ouder dan veertig jaar een perspectief te geven. Naast renovatie en vervanging kan ook worden gekozen om later of geen voorziening toe te kennen aan het schoolbestuur.
De kosten voor Rivium en Fascinatio zijn onvermijdelijk om de groei van het aantal leerlingen in Fascinatio op te vangen.
Het voorstel voor de ambtelijke organisatie van de uitvoering van het SHO maakt onderdeel uit van het SHO. Een definitief voorstel wordt met het SHO uitgewerkt. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2024 – totaalbeeld onderwijshuisvesting.
We maken nog een gedetailleerde meerjaren investering in de actualisatie van het SHO. Daarnaast blijven we de kostenontwikkeling de komende jaren volgen om de financiële risico’s te beoordelen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: Samenleving (Stadsontwikkeling en Vastgoed)
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.
Met de vaststelling van het SHO zal ook aandacht worden besteed aan de risico’s. |
Ondernomen en mogelijke acties |
De meerjareninvestering verwerken in het eerstvolgende P&C document. |
14. Grondexploitaties
Terug naar navigatie - 14. GrondexploitatiesNummer / Naam |
14. Grondexploitaties |
---|---|
Omschrijving risico |
Voor de toekomstige verwachte kosten en opbrengsten worden aannames gedaan op het gebied van planning, verwachte verkoopprijzen, geraamde kosten, verwachte rentelasten, plankosten, enzovoort. Diverse onzekerheden en risico's kunnen het begrote financiële eindresultaat van de grondexploitatie beïnvloeden. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen risico's die specifiek zijn voor een grondexploitatiecomplex en risico's die betrekking hebben op de gehele grondexploitatieportefeuille. |
Specifieke risico's |
In de Actualisatie Grondexploitaties MPP 2025 hebben we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project beschreven. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Kansen: 1.138
Risico: 2.929
Het betreft verschillende soorten risico’s. In de bepaling van de bandbreedte is reeds rekening gehouden met de kans van voordoen. Daarom zijn de risico's voor de bepaling van de weerstandsratio voor 100% meegenomen. |
Beheersmaatregelen |
In de Actualisatie Grondexploitaties MPP 2025 hebben we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project beschreven. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname in P&C-document: Najaarsnota 2019.
Bewaking: zie Beheersmaatregelen. |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Van Woudenberg |
Communicatie |
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Zie Beheersmaatregelen. |
15. Impact nieuwe Omgevingswet en Wkb op leges omgevingsvergunningen
Terug naar navigatie - 15. Impact nieuwe Omgevingswet en Wkb op leges omgevingsvergunningenNummer / Naam |
15. Impact nieuwe Omgevingswet en Wkb op leges omgevingsvergunningen |
---|---|
Omschrijving risico |
Met de invoering van de Omgevingswet en de hieraan gekoppelde Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) wijzigt de wet- en regelgeving voor bouwinitiatieven en omgevingsvergunningen. In 2024 zien we een daling van het aantal vergunningaanvragen. Dit is onder andere te verklaren door de toename van aanvragen eind 2023 nog onder de oude wetgeving. Daarnaast is met de invoering van de Omgevingswet een groter deel van de activiteiten vrijgesteld van de vergunningplicht dan onder de Wabo. Of en welke impact dit structureel heeft op onze inkomsten is voor nu nog onduidelijk. We verwachten mogelijk financiële gevolgen bij de vaststelling van de Omgevingsplannen. Uw raad bepaalt in het Omgevingsplan op welke wijze u invulling geeft aan deregulering en vergunningplichten voor bepaalde activiteiten. Tijdens de voorbereiding van het Omgevingsplan informeren we u ook over de financiele gevolgen van de opties.
De Wkb is op 1 januari 2024 uitsluitend voor de nieuwbouw van gevolgklasse 1 bouwwerken ingevoerd. Het ministerie verwacht tot 2028 nog niet over te gaan tot verdere invoering van de Wkb. Vooralsnog heeft deze beperkte invoering van de Wkb geen noemenswaardige impact op de opbrengsten. Er is in Capelle op dit moment slechts één project bekend, dat onder de Wkb valt. |
Specifieke risico's |
Lagere opbrengsten uit leges omgevingsvergunningen. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Het risico is op dit moment niet te kwantificeren. |
Beheersmaatregelen |
Niet van toepassing |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2021 |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: afdeling Stadsbeheer
Bestuurlijk: Manusama en Faassen |
Communicatie |
De impact van de Omgevingswet op de legesinkomsten worden gemonitord. Zodra hierover meer bekend is zullen we u hierover informeren. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Niet van toepassing |
16. Risico's Rivium District
Terug naar navigatie - 16. Risico's Rivium DistrictNummer / Naam |
16. Risico's Rivium District |
---|---|
Omschrijving risico |
Risico’s ten aanzien van het project Rivium District
Het risico’s voor de ontwikkeling van het Rivium District en de daaraan verbonden subsidiebeschikking WOKT, bestaan uit:
1) Specifieke project risico’s Rivium,
2) Risico ten aanzien van de WOKT-subsidie Rivium en
3) Cofinancieringsrisico door gemeente en regio. |
Specifieke risico's |
Ad 1. Specifieke project risico’s.
De project specifieke risico’s zijn financieel en procesmatig.
Om de gebiedsontwikkeling Nieuw Rivium mogelijk te maken moeten er kosten gemaakt worden voor nieuwe planologische kaders en binnen- en bovenwijkse voorzieningen. Op basis van het gebiedspaspoort Rivium 2.0 heeft de gemeente met marktpartijen een Samenwerkingsovereenkomst (SOK) gesloten waarin afspraken zijn vastgelegd om over de verschillende kostenonderdelen:
Plankosten A: taakstellend budget voor de boven- en ondergrondse infra en woonrijp-maken van het openbaar gebied.
Plankosten B: Mobiliteitsopgave van de nieuwe afwikkeling van OV, fiets en autoverkeer
Plankosten C: Kosten die het gemeentelijk projectteam maakt om tot een onherroepelijk Omgevingsplan en Anterieure overeenkomst (AO) te komen.
Plankosten D: overeenkomen van nieuwe geurcontouren met aanpassingen voor het AWZI.
Nieuwe kosten die na het sluiten van de SOK nog aan het licht zijn komen:
- Kosten/ compensatie stilstand windturbine
- Kosten snelheid aanpassing N210
- Grondaankopen derden (beperkte metrage)
Zonder direct in details te treden liggen de risico’s voor de gemeente in deze fase van de gebiedsontwikkeling met name bij Plankosten C, aangezien dit de aanloopkosten zijn om tot een Anterieure overeenkomst (AO) te komen en het Omgevingsplan in procedure te brengen. In de SOK zijn betaalmomenten opgenomen die gemeente in eerste instantie hadden moeten vrijwaren van voorfinanciering op bovenstaande plankosten. Zo is bij ondertekening een eerste betaling direct gedaan. Een volgend moment van betaling ligt bij ondertekening AO. Medio 2024 bleek echter dat deze betaling niet toereikend was. Eind 2024 is een voorbereidingskrediet aangevraagd van €2,5 mio om de kosten tot het moment van ondertekening AO verder te overbruggen. De Raad heeft hiermee ingestemd.
Inmiddels vinden er zeer constructieve gespreken plaats met de marktcoalitie. Ambitie is om voor het zomerreces tot 99% concept versie te komen wat naar verwachting voldoende comfort moet geven om tot een 2e betaling over te gaan.
Met deze AO zal een nieuw betalingsschema worden opgesteld dat de gemeente voor Plankosten C voor een langere duur weer zal vrijstellen. Daarbij hebben we de marktcoalitie ook al gemeld dat het opgenomen budget uit de SOK niet toereikend zal zijn en dat dit budget stevig zal moeten worden verhoogd. Plankosten C kent naast het toereikend budget nog een risico namelijk dat alle marktcoalitieleden de AO moeten ondertekenen. Wanneer één van de marktpartijen de AO niet ondertekend, moet de SOK worden ontbonden voor de desbetreffende partij en zal er naar verwachting een nieuw construct ontstaan. In dat geval bestaat het risico dat niet alle plankosten C kunnen worden verhaald vanuit het nieuwe construct. Dit mogelijke risico is ook onderdeel van de huidige gesprekken met de marktcoalitie, met als doel het risico zoveel als mogelijk bij de marktcoalitie te leggen.
Voor de overige plankostendelen A, B en D en aanvullende kosten vindt een nieuwe opstelling plaats met de marktcoalitie. Deze kosten zullen in een nog te sluiten AO herverdeeld worden omwille van risicobeheersing en te nemen regierol. Zo zal het kostengedeelte met betrekking tot mobiliteit (B) naar de gemeente komen om zo beter haar regionale taak te kunnen bewaken en alle infraprojecten die onder de WOKT vallen beter te kunnen beheersen (zie ad 2 WOKT). Kosten onder A, D en aanvullende zullen meer bij de marktpartijen komen te liggen. Hierover zal ten tijde van de AO-ondertekening uitvoerig op worden teruggekomen.
Tot slot vindt er een nacalculatie plaats met betrekking plankosten A, de Openbare Inrichting. Ook hier vindt een diepgaande controle plaats die concreter zal worden afgestemd met de marktcoalitie.
Ad 2. Risico ten aanzien van de WOKT
(Rijkssubsidie Woningbouw Op de Korte Termijn (versnellingsgelden) Rivium
In 2023 heeft de Gemeente een beschikking gekregen voor een subsidie van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in het kader van de woningbouw op korte termijn door bovenplanse infrastructuur. Verantwoording vindt plaats door middel van de jaarrekening en de SiSa-verantwoording (Spuk E104). In totaal is er een bedrag van € 27,0 miljoen beschikt voor een bijdrage van 65% aan de in de beschikking aangegeven infrastructurele project. Dit zijn: de vervoersknoop (Parkshuttle, P+R en Waterbushalte), Zuidelijke Fietsroute, Bovenplanse fietsmobiliteit voorzieningen, ondertunneling van de A16 en de Metropolitane fietsroute (MFR). Tegenover het beschikbaar stellen van de middelen staat de verplichting om 5.000 woningen te realiseren met een minimaal percentage van 50% betaalbaar.
Door de vertraging in de planvorming bestaat de kans dat de start van de eerste woningen niet tijdig is. Maar nu het plan naar alle waarschijnlijkheid in 2 fasen wordt uitgevoerd, bestaat de kans dat niet alle 5.000 kunnen worden gebouwd. Omdat bij niet (tijdige) realisatie er (een deel) moet worden terugbetaald van deze subsidiemiddelen dient er voor de al benutte middelen een risicoreservering opgenomen te worden.
Om bovenstaande risico’s financieel goed te kunnen becijferen zullen we eerst met het Rijk in overleg treden. We willen als gemeente niet wachten maar proactief de mobiliteitsproblemen rondom het Rivium direct aan te pakken. De uiteindelijke woningbouw oplevering is zeer afhankelijk externe factoren zoals een potentieel bezwaarproces tot aan de RvS, stikstof bepalingen of netcongestie. We hopen dat het Rijk ook bereid is te kijken naar dergelijke risico’s. En de gemeente achteraf niet te straffen voor een niet tijdig behaalde woningbouwproductie. Een AO met een dergelijke voorfinanciering moet in die zin voldoende comfort geven aan het Rijk.
Ad 3. Cofinancieringsrisico door gemeente en regio (Cofinanciering rijkssubsidie Woningbouw Op de Korte Termijn (versnellingsgelden) Rivium)
Voorwaarde van de rijkssubsidie is dat 35% van de kosten gefinancierd moet worden door regionale cofinanciering. Bij het bestuurlijke besluit om aan te melden voor deze subsidie is rekening gehouden met het feit dat de helft van deze regionale cofinanciering betaald zal worden door de gemeente (eigen bijdrage) en dan de andere 50% middelen zijn die via overige subsidies bij lagere overheden binnengehaald wordt. |
Bandbreedte financiële gevolgen |
Bandbreedte financiële gevolgen
1) Project specifieke Risico’s Rivium € 4.500.000
Reeds voldaan door coalitie bij sluiten SOK € 2.364.885 -
Aanvullend budget voorfinanciering 24 en 25 € 2.500.000
Hoogte risico voorfinanciering € 4.635.115
Risico: N 4.635mln in 2025 en de kans op het niet kunnen verhalen van deze voorfinanciering schatten we momenteel in op 25%.
2) Rijkssubsidie Woningbouw Op de Korte Termijn (versnellingsgelden) Rivium
Uitgegeven middelen t/m 31-12-2024: € 2.275.249
Benutte subsidie middelen t/m 31-12-2024: € 1.478.912 (65%)
Risico: N 49 afschrijvingslasten vanaf 2030 en kans op terugbetaling schatten we momenteel in op 50%.
3) Cofinanciering rijkssubsidie Woningbouw Op de Korte Termijn (versnellingsgelden) Rivium
In de meerjarenbegroting van 2025 is € 6.782.064 opgenomen als onze cofinanciering (ca. 17,5%). Door het opnemen in de meerjarenbegroting is het risico dat in de jaarrekening 2023 werd benoemd, komen te vervallen.
Risico: N 226 vanaf 2030 en de kans op niet te realiseren cofinanciering schatten we momenteel in op 25%. |
Beheersmaatregelen |
Beheersingsmaatregelen
Met de coalitie afspraken maken over de naar verwachting hogere plankosten A en C. Plankosten B zal naar alle waarschijnlijk worden beheerd door de gemeente.
De nadruk zal komen te liggen op kostenbesparingen en de bereidheid van de coalitie om bij te dragen in de hogere plankosten en mogelijke risico’s tijdens de (gefaseerde) realisatie.
Er zal een continue monitoring zijn van alle infrakosten m.b.t. mobiliteit die in relatie staan met de verkregen subsidies. We werken in deelprojecten, die samenhangen met deze subsidieaanvraag, verder uit tot concrete voorstellen die per deelproject ter definitieve besluitvorming en kredietvotering aan de gemeenteraad worden voorgelegd. |
Verloop en bewaking |
Eerste moment van opname in P&C-document: Begroting 2023 |
Verantwoordelijken |
Ambtelijk: Arian Pleizier
Bestuurlijk: René van Hemert |
Communicatie |
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht worden geschonken aan dit risico, daarnaast wordt de raad door middel van de voortgangsrapportages Rivium twee keer per jaar op de hoogte gehouden. |
Ondernomen en mogelijke acties |
Continu in overleg met coalitie voortgang planontwikkeling en kosten en met regionale partijen en Rijk om subsidies binnen te halen. |