Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit

Definitie weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Definitie weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen of waar na het treffen van maatregelen nog restrisico’s overblijven, met de kans dat deze risico’s zich voordoen. De verhouding wordt uitgedrukt in een ratio.

Ratio weerstandsvermogen is beschikbare weerstandscapaciteit gedeeld door benodigde weerstandscapaciteit (risico's)

Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Terug naar navigatie - Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Het beleid ten aanzien van risico’s en weerstandsvermogen hebben wij vastgelegd in de Nota Reserves, Voorzieningen, Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2017.
Wij streven na om geen onnodige risico’s te lopen, en zoveel mogelijk risico’s af te dekken, mits financieel verantwoord. Risico’s die niet worden afgedekt door bijvoorbeeld een verzekering of een voorziening, moeten kunnen worden opgevangen door de beschikbare weerstandscapaciteit.

De definitie van een risico luidt als volgt: De kans op het optreden van een gebeurtenis, die zowel positieve als negatieve gevolgen voor de gemeente kan hebben, waarvan de omvang nog onbekend is, maar van materiële betekenis kan zijn (groter dan N 250).

Eenvoudiger gezegd bestaat een risico dus uit kans * impact. In lijn met de genoemde beleidsnota hanteren we voor wat betreft de kans van voordoen hanteren we drie varianten: lage kans (25%), gemiddelde kans (50%) en hoge kans (75%). Voor wat betreft de impact, zijn er drie varianten mogelijk:

  1. Als de impact redelijk goed in te schatten is: als vaste waarde;
  2. Als de impact moeilijker in te schatten is: met een bandbreedte, waarin we een onder- en bovengrens geven en we rekenen met het gemiddelde;
  3. Als de impact (nog) niet in te schatten is: als pm.

Bij risico’s met een incidenteel karakter hanteren we een factor van 1, omdat het risico zich in één keer voor zal kunnen doen. Voor risico’s met een structureel karakter hanteren we een factor van 5 , gebaseerd op het lopende begrotingsjaar en de vier begrotingsjaren erna. Dat betekent dat de weerstandscapaciteit vijf maal zo groot moet zijn dan het totaalbedrag van het structurele risico.

De kwaliteit van het weerstandsvermogen wordt bij iedere document van de P&C cyclus gemeten. Dat wil zeggen dat we het weerstandsvermogen actualiseren en ook de risico’s opnieuw beoordelen. Zo kan het zijn dat er telkens nieuwe risico’s worden geïdentificeerd en dat eerder geconstateerde risico’s verdwijnen.

Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

Terug naar navigatie - Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

In het Overzicht Risico’s in deze paragraaf, geven we een overzicht van de risico’s die op dit moment nog bestaan en geven we aan wat die risico’s voor de komende jaren betekenen.

De risico’s die gekwantificeerd zijn, hebben wij in het onderstaande overzicht opgenomen. Het betreft risico’s die structureel zijn en daarom vermenigvuldigd worden met 5.

Berekening benodigde weerstandscapaciteit / risico's Risico = kans * impact
Nr. Risico's I/S* Kans Impact Riscobedrag
2021 2022 2023 2024 2025
4 Verleende garanties voor instellingen S 5% 10.526 N526 N526 N526 N526 N526
7 Positie Waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) S 1% 309.291 N3.093 N3.093 N3.093 N3.093 N3.093
10 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) - hulpmiddelen S 50% 350 N175 N175 N175 N175 N175
13 Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs S 75% 900 N675 N675 N675 N675 N675
15 Nieuwbouw voortvloeiende uit SHO S 75% 150 N113 N113 N113 N113 N113
17 Grondexploitaties S 75% 650 N488 N488 N488 N488 N488
Subtotaal structureel N5.069 N5.069 N5.069 N5.069 N5.069
Totaal, vermenigvuldigen met 5 N25.346 N25.346 N25.346 N25.346 N25.346
*) I = Incidenteel (1 jaar) S=structureel (4 of 5 jaar)

Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Terug naar navigatie - Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Hieronder staat de beschikbare weerstandscapaciteit en de berekening van de weerstandsratio. 

Beschikbare weerstandscapaciteit 2021 2022 2023 2024 2025
Post onvoorzien V33 V33 V33 V33 V33
Algemene Reserve minimumniveau * V10.000 V10.000 V10.000 V10.000 V10.000
Algemene reserve * V130.279 V129.513 V128.631 V129.711 V130.053
Bestemmingsreserves * V32.072 V23.278 V23.257 V22.927 V22.406
Totaal beschikbare weerstandscapaciteit V172.384 V162.824 V161.921 V162.671 V162.492
*) Reserves: stand per 1-1
Berekening weerstandsratio 2021 2022 2023 2024 2025
Benodigde weerstandscapaciteit N25.346 N25.346 N25.346 N25.346 N25.346
Beschikbare weerstandscapaciteit V172.384 V162.824 V161.921 V162.671 V162.492
Weerstandsratio 6,8 6,4 6,4 6,4 6,4

Algemene risico's

1. Algemene uitkering Gemeentefonds

Terug naar navigatie - 1. Algemene uitkering Gemeentefonds

Omschrijving risico
De algemene uitkering van het Gemeentefonds is de belangrijkste inkomstenbron voor onze gemeente. Het risico bestaat hieruit dat de feitelijke inkomsten afwijken ten opzichte van de bedragen waar wij in de begroting rekening mee houden. In de praktijk blijkt vaak dat het Rijk werkt met “dagkoersen”, waardoor de wijzigingen in het fonds niet te voorspellen zijn.
Het fonds volgt voor een belangrijk deel de uitgaven van de Rijksoverheid, volgens de systematiek van ‘samen de trap op, samen de trap af’: als het Rijk meer uitgeeft, ontvangen gemeenten ook meer en andersom geldt hetzelfde.

Specifieke risico’s
Er zijn verschillende onzekerheden met betrekking tot de hoogte van de algemene uitkering:
A. De moeilijkheid met betrekking tot het juist kunnen inschatten van de algemene uitkering en met name het accres (= groei van het fonds) is één van de grootste risico’s. Te vaak is sprake van dagkoersen. Het belemmert het zorgvuldig kunnen voeren van de financiële huishouding.  In de Septembercirculaire 2020 werd duidelijk dat het hele meerjarige accres bevroren wordt, waardoor we voorlopig geen mutaties meer hoeven te verwachten. Onzeker is wanneer de gebruikelijke "trap op, trap af" systematiek weer wordt aangezet. In deze Voorjaarsnota is een voorstel opgenomen om het meerjarige accres reëel te ramen op basis van de laatst bekende circulaire. 

B. Het kabinet heeft eind maart 2018 aangekondigd de ambitie te hebben om de aardgasproductie in Groningen terug te schroeven zodat deze helemaal 0 is in het jaar 2030. Dit betekent dat het Rijk minder inkomsten aan aardgasbaten ontvangt. Mogelijk heeft dit ook gevolgen voor de uitgaven van het Rijk, als er bezuinigd moet worden om de begroting sluitend te houden.  In de Meicirculaire 2018 was te lezen dat het accres iets lager uitvalt, omdat het Rijk in haar voorjaarsnota rekening houdt met minder gasbaten, waardoor ook de lasten meerjarig omlaag moesten. Dit heeft invloed op het accres. Mogelijk wordt er in latere circulaires meer duidelijk over de impact hiervan.

C. Het BTW-compensatiefonds (BCF) wordt verrekend met het gemeentefonds. De afgelopen jaren is er ruimte onder het BCF-plafond geweest, maar deze ruimte wordt wel beperkter. Dit komt omdat gemeenten meer gaan investeren en daarmee meer gaan declareren in het BCF. Onze provinciaal toezichthouder waarschuwt ons dat de situatie ook om kan slaan naar een overschrijding van het plafond. In dat geval zouden gemeenten gekort worden op de algemene uitkering. De afrekening in het jaar 2019 was V 130 positief en in het jaar 2020 V 391 positief (bron: Meicirculaires). In deze Voorjaarnota is een voorstel opgenomen om de ruimte onder het BCF-plafond meerjarig te ramen. 

D. Het accres wordt altijd nagecalculeerd en verrekend in de Meicirculaire. Soms is er sprake van onderuitputting van de rijksbegroting in een bepaald jaar, bijvoorbeeld in 2018. Toen moesten we N 573 nadelig verwerken (verrekening in jaar 2019). In 2019 was er gelukkig een positieve afrekening  van V 130 (verrekening in jaar 2020).  

E.  Begin 2021 zijn de voorlopige resultaten van de ‘herziening gemeentefonds’ gepresenteerd. Capelle aan den IJssel komt hier negatief uit, met een verwachte daling van N 700 structureel vanaf 2023. Het is onzeker of deze resultaten nog wijzigen als gevolg van bijvoorbeeld lobby's van andere gemeenten. 

F. In de Meicirculaire 2019 hebben gemeenten extra middelen voor Jeugdhulp ontvangen voor de jaren 2019, 2020 en 2021.  In de Septembercirculaire 2020 werd dit ook verlengd naar het jaar 2022. Volgens onze toezichthouder is het toegestaan dat we deze middelen als structureel aanmerken, ook al heeft er nog geen besluitvorming van het Rijk plaatsgevonden over eventuele continuering. Wij hebben er in de Begroting 2021 ook voor gekozen om de middelen in de begroting door te trekken. Het gaat om V 1.326 structureel vanaf 2023. In de berichtgeving van 3 juni jongstleden van het demissionair kabinet is aangegeven dat er in 2022 € 1,3 miljard extra wordt uitgetrokken voor de jeugdhulp. De effecten hiervan zijn nog niet bekend en niet verwerkt in deze voorjaarsnota. Het nieuwe kabinet zal een besluit nemen over de jaren na 2022.

G. Vanwege de coronacrisis geeft het Rijk  financiële tegemoetkomingen aan gemeenten, zoals het incidenteel opschorten van de opschalingskorting in 2020 en 2021. Dit is dus een positieve ontwikkeling.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het gemeentefonds is erg onvoorspelbaar en het is niet mogelijk om de mogelijke effecten goed te kwantificeren. De ervaring van de afgelopen jaren is dat er zowel grote voor- als nadelen kunnen ontstaan. Daarom staat dit bedrag op P.M.

Beheersingsmaatregelen
De beheersingsmaatregelen zijn beperkt. Wij hebben geen directe invloed op de uitkomsten.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2012
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Financiën
Bestuurlijk: Wethouder Van Veen

Communicatie
n.v.t.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen van het Gemeentefonds.

Ondernomen en mogelijke acties
De laatst gepubliceerde circulaire is de Maartcirculaire 2021. Deze verwerken wij in  de Voorjaarsnota 2021. 

2. Fiscaliteiten

Terug naar navigatie - 2. Fiscaliteiten

Omschrijving risico
In het jaar 2020 heeft de gemeente in totaal 27.000 aan fiscale transacties gehad. Het gaat hier om de btw, btw-compensatiefonds, loonheffingen op salarissen en vennootschapsbelasting. Belastingen worden geheven door de Belastingdienst aan de hand van wet- en regelgeving. Deze zijn continu in beweging. Omdat de gemeente op vele (fiscale) gebieden opereert dient zij rekening te houden met vele bijzonderheden in de uitvoering van deze wetten en de interpretatie hiervan. Vanaf 2015 is er meer aandacht besteed aan de fiscale positie van de gemeente naar aanleiding van een boekenonderzoek. De afgelopen zijn we vooral bezig geweest met losse dossiers en intern adviseren. Het strak opzetten van een Tax Control Framework (TCF) is daardoor blijven liggen. Dit zal dit jaar met plan van aanpak worden opgepakt. Hieronder zullen de thans bekende risico’s worden benoemd. Vele risico’s zijn echter nog niet bekend maar worden door interne controles ontdekt, deze lijst is niet limitatief maar een opsomming wat thans bekend is.

Specifieke risico’s

BTW grondexploitaties
De belastingdienst heeft vragen gesteld over de belastingaangifte 2018 over de grondexploitaties. Als gevolg van de toegezonden stukken heeft de belastingdienst een brief gestuurd over de inrichting van de administratie en het boeken van facturen voor wat betreft de btw en het recht op aftrek van de btw. Om een juiste aangifte te doen is er onderzoek gedaan door Deloitte en is er een herziende opgave gedaan. Deze herziende aangifte heeft ook effect op de reguliere aangifte en het BCF. Wij zijn met de Belastingdienst bezig om in compliance te komen. Dit betekent voor 2019 en 2020 dat er eveneens nog een suppletie te worden aangeleverd. Samen met Deloitte heeft afstemming plaats gevonden met de Belastingdienst hoe we de correctie in moeten dienen. De suppleties zullen medio 2021 worden ingediend.

BTW afvalbijdragen van Nedvang is ondernemerstaak ipv overheidstaak
De gemeenten krijgen voor het scheiden van het afval een bijdragen uit het fonds van Nedvang. Omdat dit geen wettelijke taak was (per juni 2020 is dit veranderd), is de belastingdienst landelijk bezig om de btw op deze bijdrage te vorderen. De gemeenten dienen dus een nota over de ontvangsten van de afgelopen 5 jaar een rekening sturen en voor de btw over de gemaakte kosten een correctie moeten maken op de aangiften BCF. In de administratie is er echter geen scheiding gemaakt over deze stromen en zal er nader onderzoek moeten worden gedaan over de kosten.
De correctie heeft plaatsgevonden in 2020, echter volgens de VNG zou de regeling per juni 2020  zijn veranderd waardoor er geen correctie zou moeten plaats vinden. Dit blijkt feitelijk onjuist. Ook voor het jaar 2020 dient er dus nog een correctie plaats te vinden. Daarnaast kan deze wijziging consequentie hebben voor de berekening van de afvalstoffenheffing.

BTW op bijdragen aan derden
In het verleden zijn er bijdragen verstrekt aan verschillende partijen, subsidies of overige bijdragen. Uit een de naheffingsaanslag bij het Isala Theater is gebleken dat dergelijke bijdragen niet altijd vrij zijn van btw. Naar aanleiding van deze uitkomst zal in 2021 een inventarisatie worden gedaan op de bijdragen aan derden om deze te toetsten op de btw-regelgeving. 

Vennootschapsbelasting
Per 1 januari 2016 zijn overheidsinstellingen onderworpen aan de Wet op de Vennootschapsbelasting (Vpb).

VPB grondexploitatie
Fiscaal wordt winst op een andere manier berekend dan de gemeente Capelle aan den IJssel dit doet voor grondexploitaties. Kort gezegd zijn de grondexploitaties die worden gepresenteerd in de P&C documenten op commerciële basis waarin keuzes worden gemaakt om kosten al dan niet toe te rekenen aan de grondexploitatie. Echter dit vertegenwoordigt niet de waarde conform de (fiscale) eisen van goed koopmansgebruik voor het bepalen van het resultaat in een jaar (winst/verlies). Kosten dienen fiscaal worden toegerekend op goed koopmansgebruik met in achtneming van een bestendige gedragslijn die onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst. Bij het controleren van de belastingdienst zal inhoudelijk worden gekeken (op factuur of memoriaal basis) of alle kosten wel juist zijn verantwoord en wel redelijkerwijs behoren in de berekening van het resultaat in een jaar. Kosten die ter discussie komen te staan en niet kunnen worden onderbouwd aan de hand van de vastgelegde administratie (externe facturen) of toerekeningen van commerciële tarieven aan het grondbedrijf, worden gecorrigeerd. 
Vanaf 2016 is er op basis van een Quickscan bepaald dat onze grondexploitatie niet door de ondernemerspoort komt, door verliezen uit het verleden. Of de belastingdienst akkoord is met het bepalen van de beginbalans en de jaarwinsten vanaf 2016 is niet bevestigd en de jaarlijkse scan is intern niet gecontroleerd. Aanvullend hierop is besloten om PWC een onderzoek te laten uitvoeren naar onze grondexploitaties in het kader van de winstgevendheid. Ook hieruit is gebleken dat de hoogte van de vpb plicht nihil is. Uiteraard blijft het risico bestaan dat de Belastingdienst hier een ander standpunt over inneemt. 

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M.

Beheersingsmaatregelen
Wij monitoren de landelijke ontwikkelingen en beoordelen de fiscale transacties van onze gemeente.

Verloop
1e moment van opname: Begroting 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Communicatie
Wij rapporteren over ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten of, als dat nodig is, afzonderlijk.

Bewaking
Er is specialistische kennis in huis en waar nodig wordt hier specialistische kennis voor ingehuurd om toe te zien op de juiste toepassing van de fiscale voorschriften. 

3. Dividenden

Terug naar navigatie - 3. Dividenden

Omschrijving risico
Wij zijn aandeelhouder van onder andere Stedin N.V., N.V. Irado en B.V. Gemeenschappelijk Bezit Evides (Evides) en ontvangen hier jaarlijks dividend voor. Het risico bestaat hierin dat het dividend lager of hoger is dan waar wij in de begroting rekening mee houden. Onder de tekst staat een tabel met de betreffende bedragen.

Specifieke risico’s
Stedin
De gemeente is samen met 43 andere gemeenten eigenaar van Stedin N.V. Per 31 januari 2017 is de splitsing van het netwerkbedrijf (Stedin N.V.) en het energiebedrijf (Eneco N.V.) gerealiseerd. U heeft als gemeenteraad ingestemd met deze splitsing. De splitsing heeft vooralsnog geen directe financiële effecten op de waardering van het aandeel/ de aandelen en het dividend. Voor het dividend van Stedin bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot.
In de Najaarsnota 2019 hebben wij op basis van de beschikbaar gestelde Jaarplan van Stedin voorgesorteerd op een mogelijke risico van een lager dividend. Wij hebben het dividend voor de jaren 2020 en 2021 (uit te betalen in 2021 en 2022) naar nul gebracht. In de Najaarsnota 2020 bent u geïnformeerd dat wij voor de jaren vanaf 2023 890 aan dividend begroten en dat wij het risico op het niet realiseren van dit dividend calculeren op 67%.
Stedin heeft de aandeelhouders voorgesteld om voor een bedrag van € 200 miljoen aan cumulatief preferente aandelen uit te geven. In de raadsvergadering van 31 mei 2021 heeft u besloten om maximaal in te tekenen op de uitgifte van de cumulatief preferente aandelen in Stedin N.V. Voor ons betekent dat een storting van N 7.620. In de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van Stedin op 25 juni 2021 zal dit besluit worden bekrachtigd. Aangezien de reële verwachting is dat het merendeel van de huidige aandeelhouders inschrijven met hun eigen aandelenpercentage rekenen wij uit oogpunt van voorzichtigheid met een storting van N 3.810 en een bijbehorende dividendrendement van V 114. Mocht de omvang van onze uiteindelijke verkrijging afwijken van N 3.810 informeren wij u door middel van een collegebrief en verwerken wij het verschil bij de Najaarsnota 2021.

Aangezien de uitkering van preferent dividend voorrang heeft op de uitkering van dividend op de gewone aandelen hebben wij een voorstel opgenomen in de Voorjaarsnota om de door ons geraamde dividenden (op onze gewone aandelen) vanaf 2023 te halveren tot 445.

Evides
Bij de Voorjaarsnota 2020 hebben we op basis van de dividendprognose het begroot dividend voor Evides meerjarig aangepast. Voor het dividend van Evides bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot. In de Najaarsnota 2020 hebben wij het meerjarig dividend verlaagd, om de solvabiliteit van Evides te verhogen.

Irado
Sinds 1 januari 2018 zijn we aandeelhouder geworden van Irado. Wij bezitten, net als de gemeenten Schiedam en Vlaardingen, 1/3 deel van de aandelen. Op basis van de historische resultaten hebben wij een dividend begroot vanaf 2019 van 330. Het dividend 2020 (te ontvangen in 2021) is naar verwachting N 83 lager (25%). In de Najaarsnota 2020 hebben wij dit verwerkt in de begroting. In 2020 is een deel van het dividend 257 aan dividend van Irado over 2019 niet tot uitkering gekomen in verband met Corona. In 2021 wordt dit nu alsnog dit deel uitbetaald, een bedrag van V257. Dit hebben wij verwerkt in deze Voorjaarsnota.

Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
We ontvangen ook jaarlijks dividend van de BNG. Vanwege de coronacrisis is het dividend 2019 (uit te keren in 2020) opgeschort en deels tot uitkering gekomen in 2021. Jaarlijkse begroting is V 9.

Bandbreedte financiële gevolgen
Op dit moment is vooral het dividend van Stedin risicovol. In 2021 en 2022 hebben we dit afgeraamd naar 0 en in deze voorjaarsnota is een voorstel opgenomen om de resterende jaren af te ramen naar V 445. Er blijft daarmee nog steeds een risico voor de toekomstige jaren welke we nauwlettend blijven monitoren. Het resterende risico schatten we in op p.m..

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2016
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
Wij volgen de ontwikkelingen rondom de wetgeving en de bestuursbesluiten van Stedin, Irado en Evides nauwlettend.

Informatie en communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen.

Ondernomen en mogelijke acties
Niet van toepassing.

Nutsbedrijf / Bank Rekening 2020 Begroting 2021 Begroting 2022 Begroting 2023 Begroting 2024 Begroting 2025
Eneco N.V. V1.295 N0 N0 N0 N0 N0
Stedin N.V. V971 N0 N0 V445 V445 V445
Evides N.V. V589 V498 V426 V426 V444 V444
Irado N.V. V110 V504 V330 V330 V330 V330
BNG N0 V9 V9 V9 V9 V9
Totaal V2.965 V1.011 V765 V1.210 V1.228 V1.228

4. Verleende borgstellingen voor instellingen

Terug naar navigatie - 4. Verleende borgstellingen voor instellingen

Omschrijving risico
Voor een aantal verenigingen en stichtingen staan wij garant voor leningen die zij zijn aangegaan. Het risico bestaat hierin dat als deze organisaties niet meer aan hun verplichtingen tot terugbetaling kunnen voldoen, de leningverstrekker een beroep kan doen op ons.

Specifieke risico’s
Vanwege aanvullende voorschriften van de provincie in het kader van het financieel toezicht, is dit een verplicht onderdeel geworden bij de bepaling van het weerstandsvermogen. Het betreft garanties voor leningen waarvoor de gemeente 100% garant staat, zonder betrokkenheid van een andere waarborginstelling. Het gaat om leningen aan Verpleeghuis Rijckehove, St. IJsselland ziekenhuis, VV Capelle en het Rijksmonument Dorpsstraat 164, in totaliteit een bedrag van 10.526 (bedrag per 31-12-2020). VV Capelle heeft in verband met de coronamaatregelen de laatste twee kwartalen van 2020 geen aflossing betaald. De lening had een einddatum van 1-4-2021. Dit is nu verplaatst naar 1-10-2021. Er staat nu nog een bedrag van 10 open.

Bandbreedte financiële gevolgen
De ervaring leert dat geen enkele garantie wordt aangesproken. Vanuit het voorzichtigheidsbeginsel is het raadzaam een percentage te hanteren om de risico’s van deze garantstellingen te kwantificeren. Wij hebben dit percentage vastgesteld op 5%. Het risico komt dan uit op circa 526 (10.526 x 5%).

Verloop
Eerste moment van opname: begroting 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
De Verordening Borgstellingen Gemeente Capelle aan den IJssel 2020.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
Bij de toetsing van de jaarstukken van de betrokken instellingen wordt gelet op het risico voor de gemeente.

5. Oplopende rentelasten

Terug naar navigatie - 5. Oplopende rentelasten

Omschrijving risico
Het risico bestaat dat we op termijn onvoldoende rentelasten in onze begroting verwerkt hebben.

Specifieke risico’s
Uit de liquiditeitsprognose blijkt dat er sprake is van een financieringsbehoefte gedurende, maar ook na, de looptijd van onze meerjarenbegroting. Door het hanteren van een oplopend rentepercentage in latere jaren zal er sprake zijn van een oplopende rentelast.

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment geprognosticeerde rentelasten zijn verwerkt in de begroting. De gehanteerde rentepercentages zijn: 2021: 0,5%; 2022 en 2023: 1,0%; 2024 en 2025: 1,5% en 2026 t/m 2029: 2,0%.

Wij presenteren hier in het vervolg een doorkijk naar de 4 jaar na de begrotingsperiode voor de geprognosticeerde nog aan te ramen rentelasten. Deze prognose is op basis van een aanname van historische investeringen en de van toepassing zijnde meerjarenbegroting. De rentelasten in deze doorkijk zijn als volgt. Ze maken deel uit van de meerjarige doorkijk in de begroting.

2026

2027

2028

2029

N 294

N 492

N 589

N 677


Beheersingsmaatregelen
De beste beheersingsmaatregel is om structureel en reëel evenwicht in de begroting te hebben. Hierbij dienen de inkomsten ten minste gelijk te zijn aan de uitgaven en de investeringen maximaal de afschrijvingslast te bedragen. Het resterend risico is dan een stijgend rentepercentage.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:     afdeling Financiën

Bestuurlijk:    wethouder Van Veen

Communicatie
In deze risicoparagraaf zullen wij communiceren over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
Wij monitoren continu de ontwikkeling van de rente.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij verwerken in de voorjaarsnota, begroting en najaarsnota de meerjarige ontwikkeling van de rente.

6. Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen

Terug naar navigatie - 6. Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen

Omschrijving risico
Het risico bestaat hierin dat we op termijn in onze begroting onvoldoende kapitaallasten verwerkt hebben van bijvoorbeeld (vervangings-)investeringen in gebouwen, openbare ruimte (IBOR) en herstructureringen, maar ook voor de onderwijshuisvesting. Daarnaast is er sprake van het risico op inflatie.

Specifieke risico’s
Het risico is dat investeringskosten onderhevig zijn aan inflatie en dat investeringen hoger uitvallen dan begroot. Investeringen in activa zoals panden of objecten in de openbare ruimte hebben vaak een doorlooptijd van meerdere jaren. In deze periode kunnen de bouw- of projectkosten toenemen, waardoor de begroting van de investeringskredieten overschreden wordt. Een overschrijding van een investeringskrediet leidt tot een onrechtmatigheid in de jaarrekening van de gemeente.
Eerder hebt u besloten de begroting duurzaam te willen transformeren. De eerste grote stappen daartoe zijn gezet met uw besluit het ten laste van de jaarlijkse exploitatie brengen van de afschrijvingslasten van de investeringen in de openbare ruimte (IBOR), de unilocaties voorgezet onderwijs en de sportparken. Tot en met het jaar 2025 zijn de afschrijvingslasten in de begroting verwerkt. De komende jaren – vanaf 2026 – zullen echter nieuwe structurele afschrijvingslasten ontstaan bij het investeren in nieuwe (school-)gebouwen, in de openbare ruimte (IBOR) en herstructureringsprojecten, die in de begroting verwerkt zullen moeten worden.

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment in beeld zijnde afschrijvingslasten zijn verwerkt in de (meerjaren)begroting 2021 tot en met 2025. Conform de toezegging bij de Voorjaarsnota 2017 presenteren we hier in het vervolg een doorkijk naar de 4 jaar na de begrotingsperiode voor de geprognosticeerde nog aan te ramen afschrijvingslasten. Deze prognose is op basis van een aanname van historische investeringen, toekomstige investeringen (zoals de 2e fase Comenius college) en de reeds geplande afschrijvingslasten. De gehanteerde gemiddelde afschrijvingstermijn voor de nieuwe investeringen is 25 jaar. De afschrijvingslasten in de jaren 2026 tot en met 2029 zijn als volgt. Ze maken deel uit van de meerjarige doorkijk in de begroting.

2026

2027

2028

2029

N 527

N 1.468 N 1.918 N 2.435


Beheersingsmaatregelen
Uw besluit de begroting duurzaam te willen transformeren, is de meest effectieve beheersingsmaatregel. Bij elk P&C document nemen we de te verwerken nieuwe afschrijvingslasten mee in de afwegingen.

Verloop
Eerste moment van opname: Jaarrekening 2009.
Geactualiseerd: Jaarrekening 2010 (informatie over ondernomen en mogelijke acties), Begroting 2012 (informatie over genomen actie), Begroting 2014 (aanpassing naar aanleiding van transformatie), elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:         Directie
Bestuurlijk:       wethouder Van Veen

Communicatie
In deze risicoparagraaf communiceren wij over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
Bij elke investering informeren wij u over de gevolgen voor de afschrijvingslasten. Daarnaast beoordelen we bij de jaarrekening de activa op bestaan.

Ondernomen en mogelijke acties
In de financiële doorkijk na de meerjarenbegroting hebben we de toename van de afschrijvingslasten opgenomen.

7. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Terug naar navigatie - 7. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Omschrijving risico
Wij zijn als tertiaire achtervang verantwoordelijk voor leningen van woningcorporaties, na het waarborgfonds sociaal domein (WSW) en de woningcorporaties. Ondanks dat er signalen waren dat het minder goed gaat met de financiële positie van het WSW, heeft Standard & Poor’s in 2020 de AAA-rating aan het WSW toegekend, hun positie wordt in 2020 stabiel geacht. Zij verwachten dat de Nederlandse overheid, zo nodig, tijdelijke steun zal verlenen aan het WSW. De vooruitzichten van het garantiestelsel van het WSW worden stabiel geacht. Ze verwachten dat de Covid-19 pandemie een beperkte invloed zal hebben op de positie van het WSW, omdat de overheid financiële steun verleent aan kwetsbare huurders. De toezichthouder Autoriteit woningcorporaties (Aw) heeft het rapport opgesteld waarin geconcludeerd wordt dat het WSW de gevraagde zekerheid, voor achtervang niet waar kan maken. Dit rapport is aangeboden aan het Ministerie van BZK. De Autoriteit Woningcorporaties concludeert dat het onzeker blijft of het kapitaal van WSW toereikend is op het moment dat woningcorporaties in betalingsproblemen komen. Deze conclusie is, voor de garantstellingen van de woningcorporaties, een vergoot risico voor de gemeente door de positie van het WSW.

Specifieke risico’s
Niet van toepassing.

Bandbreedte financiële gevolgen
De woningcorporaties waarvoor de gemeente garant staat zijn Stichting Havensteder, Stichting Woonzorg en Vestia. Het totale openstaande bedrag van deze corporaties is per 31 december 2020 309.291. De kans van voordoen schatten wij als laag: 1%. Het totale risicobedrag komt daarmee op 3.093.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2020. Ongewijzigd bij de Voorjaarsnota 2021.

Beheersingsmaatregelen
Wij volgen de ontwikkelingen nauwlettend.

Informatie en communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen door de berichtgeving van de VNG. Beoordeling van de jaarstukken van het WSW.

Ondernomen en mogelijke acties
Als gemeente hebben we hier geen invloed op.

Risico's sociaal domein

8. Participatiewet

Terug naar navigatie - 8. Participatiewet

Omschrijving risico
Risico’s met betrekking tot de ontwikkeling van de Rijksbijdrage BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten), Participatiebudget en Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw).

Specifieke risico’s
1) Alternatieve financiering loonkostensubsidie - risico vervalt in 2021, schuift door naar 2022
Eén van de middelen die het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking kan stimuleren is loonkostensubsidie. Hiermee worden werkgevers gecompenseerd die werknemers met een arbeidsbeperking in dienst nemen waarvan de loonkosten hoger liggen dan hun werkelijke productiviteit.
De staatssecretaris heeft een ‘Breed Offensief’ ingezet om belemmeringen weg te nemen die werkgevers ervaren bij het aannemen van mensen met een beperking. Binnen dit Offensief wordt gekeken naar een alternatieve wijze van de financiering van loonkostensubsidie, die wordt gefinancierd via de BUIG. Deze wijziging kan mogelijk een financieel effect hebben op de hoogte van de BUIG. De behandeling door de Tweede Kamer van de wetswijziging die leidt tot deze wijziging is uitgesteld. Waarschijnlijk zal deze niet eerder dan 2022 in werking treden waardoor dit risico zich niet meer zal voordoen in 2021, maar mogelijk in 2022.   

2) Onderkant arbeidsmarkt 

  • De eerdere bezuinigingen op de Rijksbijdrage (subsidie per Standaard Eenheid - SE) en de daling van het aantal Wsw-ers leidt tot een hogere gemeentelijke bijdrage.
    Dit is een structureel risico/ gegeven. De fictieve rijksbijdrage Wsw dekt jaarlijks structureel niet de kostprijs voor de Wsw. Dit is een landelijke tendens. 
  • Het ministerie van SZW voert een verdiepend onderzoek uit naar de financiering van beschut werk. Dit kan leiden tot een wijziging in de huidige financieringssystematiek. Net als bij punt 1 zal deze wetswijziging niet eerder ingaan dan in 2022. 
    Dit risico vervalt in 2021, schuift door naar 2022. 

3) Stichting CapelleWerkt (SCW)
Functionaris met wachtgeldregeling
Eén functionaris van de Stichting CapelleWerkt heeft een wachtgeldregeling. Op basis daarvan zijn er lagere salarislasten in de begroting van de Stichting CapelleWerkt opgenomen. Zodra de wachtgeldregeling eindigt moet rekening gehouden worden met een volledig marktconform salaris waarvoor geen dekking in de begroting is opgenomen. Hiervoor loopt de gemeente – hoewel relatief klein in omvang – als enig eigenaar, het volledige risico.

Toekomstverkenning SCW
Op 17 maart 2020 is de Toekomstverkenning activiteiten Stichting CapelleWerkt vastgesteld (collegevoorstel 145761). De Stichting CapelleWerkt  wordt conform planning in 2021 wordt opgeheven. De activiteiten zijn ondergebracht bij andere partijen. De medewerkers van CapelleWerkt zijn  ondergebracht bij de partijen die de activiteiten van Capellewerkt gaan voortzetten. De definitieve afrekening zal de komende maanden nog plaatsvinden. We verwachten, op basis van de huidige informatie waarover we beschikken, dat dit in lijn is met de budgetten die daarvoor binnen onze begroting beschikbaar zijn.

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De realisatie op het Participatiebudget en de BUIG wordt continu gemonitord om optimaal gebruik te maken van het budget. De ontwikkeling van een mogelijke alternatief model van financiering van de loonkostensubsidie wordt nauwlettend in de gaten gehouden.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2011
Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk:   Afdeling Samenleving
Bestuurlijk:  Wethouder Westerdijk

Communicatie
In de risicoparagraaf wordt aandacht gegeven aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande budgetten en bestedingen.

Bewaking
We rapporteren per P&C document en blijven de ontwikkelingen volgen.

Ondernomen en mogelijke acties
n.v.t.

9. Jeugdhulp

Terug naar navigatie - 9. Jeugdhulp

Specifieke risico’s
Het risico ontstaat door een aantal aspecten. Dit kan resulteren in zowel een positief als negatief risico voor onze gemeentelijke begroting. Deze aspecten zijn:

  1. Op basis van de voorlopige jaarstukken 2020 van de GR Jeugdhulp gaan wij uit van een meerjarige inleg waarbij ons aandeel voor 2022 en verder 5,332% (2021: 5,091%) bedraagt van het totaal aan bijdragen van de deelnemende gemeenten. Dit gewogen gemiddeld percentage wordt gehanteerd voor de begroting 2022. De komende jaren moet duidelijk worden of dit een reëel percentage is.
  2. Vanaf 2021 wordt de bijdrage van iedere individuele gemeente aan de gemeenschappelijke regeling bepaald door het gewogen gemiddelde gebruik te nemen over twee voorafgaande peiljaren. Evenals de rekenmethodiek die gehanteerd is tot en met 2020, betaalt bij deze rekensystematiek iedere gemeente uiteindelijk de eigen kosten. Echter eventuele schommelingen in de kosten worden gedurende twee jaar opgevangen in plaats van drie jaar. Met de nieuwe rekenmethodiek moet het verschil tussen de bijdrage (begroting) van de gemeenten en het werkelijk zorgverbruik dichter bij elkaar komen.
  3. De GRJR zal in juni 2021 een definitieve begroting 2021 voorleggen. Naar verwachting zullen hierin de corona-effecten worden meegenomen. Tevens zal de GRJR voorstellen om een deel van de extra jeugdmiddelen die het kabinet beschikbaar heeft gesteld voor 2021, landelijk zo'n  € 613 miljoen, in te zetten ter dekking van de hogere uitgaven die verwacht worden in de definitieve begroting 2021. De huidige ontwerpbegroting 2021 bedraagt in totaal € 246,69 miljoen. Hierin is een taakstelling opgenomen van € 2,69 miljoen. Hoewel de deelnemende gemeenten voor 2021 en 2022 de taakstelling voldoende hebben onderbouwd, is het onzeker of de taakstelling daadwerkelijk gerealiseerd zal worden. Met als uitgangspunten het gewogen gemiddeld aandeelpercentage van 5,091% en de correctie wegens een lagere zorgproductie over 2019 is de inleg 2021 voor onze gemeente berekend op € 11,31 miljoen. De inleg voor de jaren 2022 en 2023 is mede afhankelijk van de hoogte van de werkelijke zorgkosten over 2020.
  4. Het jaar 2020 werd gekenmerkt door de corona. De Jeugdzorg heeft hiermee ook te maken gehad. Enerzijds door uitgestelde zorg anderzijds door extra kosten wegens preventieve maatregelen en andere meerkosten. Vooralsnog bleken de incidentele extra kosten ten gevolge van de corona – voor wat betreft de regionale jeugdzorg – gedekt te kunnen worden uit het risicobudget dat de GRJR in de begroting 2020 had opgenomen. Op lokaal niveau hebben we de meerkosten voor het jaar 2020 gecompenseerd. Het is nog onduidelijk wat de financiële effecten voor 2021 en daarna zullen zijn. Het risico is dat uitgestelde zorg extra lasten zal veroorzaken in 2021 of in latere jaren. Ook bestaat er een kans dat extra zorg noodzakelijk is nadat de pandemie beteugeld is.
  5. Lopende het boekjaar 2020 bleek uit opgaven van het CJG en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dat het budget voor jeugd-PGB´s hoger zal liggen het niveau van 2019. Omdat de verwachting is dat dit meerjarig zal aanhouden is het budget bij de Najaarsnota 2020 structureel opgehoogd. Over de eerste maanden van 2021 lijkt het erop dat de ophoging niet toereikend is. Het is moeilijk in te schatten of het verhoogde budget toereikend zal zijn. 
  6. Het CJG ziet zich geconfronteerd met een sterke toename van de vraag naar lokale jeugdhulp in de vorm van zorg in natura en beschikkingszorg.  Oorzaken hiervan zijn: de hierboven genoemde moeilijke toegang voor jonge kinderen tot de Wlz, de op zich positieve ontwikkeling van een verschuiving van zwaardere (specialistische) jeugdhulp naar lichtere (lokale) jeugdhulp, een verschuiving van zorg verleend via PGB naar lokale zorg in natura, en daarnaast leidt de succesvolle inzet van het CJG op samenwerking met basisvoorzieningen (onderwijs, huisartsen) en inzet op preventie, tot meer ondersteuningsvragen. Dit is één van de doelen van de transformatie, maar deze leidt voor het CJG tot hogere kosten (inzet eigen trajecten en lokale inkoop).
  7. Partijen als huisartsen, gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering hebben een autonoom verwijsrecht naar specialistische jeugdhulp. Daar kan door ons niet rechtstreeks op worden gestuurd. Dit betreft veelal duurdere vormen van jeugdhulp als gesloten plaatsingen of andersoortige uithuisplaatsingen.
  8. In een advies van een arbitragecommissie aan het kabinet is opgenomen dat het rijk miljarden moet compenseren aan gemeenten voor de financiële tekorten in de jeugdzorg. De arbitragecommissie moest antwoord geven op de vraag wat te doen met het huidige tekort van 1,7 miljard euro en bepalen wat er nodig is om de jeugdzorgkosten weer onder controle krijgen. Het oordeel luidt dat het Rijk de komende jaren structureel geld dient vrij te maken om het gat in de begroting te dichten. In 2022 gaat het om 1,9 miljard euro. Het bedrag loopt af naarmate besparende maatregelen effect hebben. 

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen

  1. Een adequate controle systematiek ten aanzien van declaraties en facturen.
  2. Intensiveren van het contractmanagement met de aanbieders van jeugdhulp. 
  3. Komen tot afspraken met Capelse huisartsen over het verwijzen van jeugdigen naar de Stichting CJG Capelle aan den IJssel in plaats van rechtstreeks naar specialistische jeugdhulpaanbieders. Tevens komen tot afspraken met gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering over samenwerking bij de zorg rondom jeugdigen.
  4. Structureel overleg met de Stichting CJG Capelle aan den IJssel over het feitelijke (lokale) zorggebruik en de benodigde middelen.
  5. In het kader van de bezuinigingsopdracht, onderdeel "kostenbeheersing Jeugd", zal onze gemeente een onderzoeksopdracht (laten) uitvoeren om te bezien of de jeugdzorg voor onze gemeente op een andere wijze georganiseerd kan worden.

Verloop
1e moment van opname: Najaarsnota 2015.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:     afdeling Samenleving
Bestuurlijk:    Wethouder Hartnagel

Communicatie
P&C-documenten van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

Bewaking
Kwartaalrapportages van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

10. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Terug naar navigatie - 10. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Omschrijving risico
Sinds 2015 zijn wij verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo-2015. Er spelen verschillende ontwikkelingen, waardoor het lastig is een nauwkeurige bestedingsplanning op te stellen.

Specifieke risico’s
De uitvoering van de Wmo-2015 is onderhevig aan wet- en regelgeving, betreft een openeinderegeling en is mede door de demografische ontwikkelingen (dubbele vergrijzing in Capelle) en  invoering abonnementstarief een toenemende vraag naar Wmo- voorzieningen ontstaan. Mede hierdoor kunnen de gehanteerde uitgangspunten in werkelijkheid de komende jaren afwijken van de begrote uitgaven. Een feit is dat de Wmo- uitgaven de afgelopen jaren landelijke fors gestegen zijn, verwachting is dat deze trend zich de komende jaren zal voortzetten.

Daarnaast spelen binnen de Wmo de volgende ontwikkelingen/risico’s:

  • In de meerjarenbegroting zijn toekomstige prijsstijgingen en –indexaties niet meegenomen. Deze vloeien voort uit contractuele afspraken en toepassing van de AMvB (vaststellen reëel prijs conform Cao-afspraken) en dienen periodiek herzien te worden. De richtlijn van de AMvB reële kostprijs schrijft voor dat voor Wmo- diensten (HO, begeleiding en dagbesteding) een reële kostprijs vastgesteld moet worden. Dit ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van diezelfde voorziening. Om tot een reële kostprijs te komen maken wij gebruik van het landelijk beschikbaar gestelde rekentool opgesteld binnen een samenwerking van de brancheorganisaties alsook de VNG. Toekomstige prijsindexaties zijn onvermijdelijk en financiële dekking dient uit de algemene accressen die aan het gemeentefonds toegevoegd worden gezocht te worden;
  • Voor 2021 (voorbereiding zijn in 2020 gestart) staat een aanbesteding op de planning met betrekking tot de Wmo- hulpmiddelen, de prijs 40 tot 60% zal stijgen. De financiële consequenties zijn voor nu onbekend, dit is afhankelijk van de resultaten van de aanbesteding;
  • Een van de hoofdpunten van de Wmo en dus ook van ons beleidskader, is extramuralisering d.w.z. dat mensen zo veel als mogelijk, zo zelfstandig mogelijk en zo lang als mogelijk, thuis te laten wonen. Om dit mogelijk te maken, zijn investeringen in de sociale basisinfrastructuur nodig en zal meer aandacht aan preventie moeten worden geven;
  • De demografische groei van de bevolking en het toenemende aantal 65- plussers maakt dat de vraag naar Wmo- voorzieningen in de toekomst zal toenemen danwel dat de zorgzwaarte verschuift en het inzetten van zwaardere indicaties (bv. HO- licht naar HO- midden) onvermijdelijk is;
  • Diverse onderzoeken laten zien dat de Coronacrisis een negatief effect heeft op ons psychologisch welzijn. Het Wmo- loket ontvangt hierover steeds meer signalen. Dit vertaalt zich dat bij het Wmo- loket verzoeken van Capellenaren en zorgaanbieders worden ingediend voor ophoging van de indicaties, met name van individuele begeleiding;
  • De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in een viertal zaken over HO op grond van de Wmo. Kern van de uitspraken is dat toekenning van HO in resultaatsgebieden een duidelijke maatstaf mist en zodoende in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. In de uitspraak beval de rechter de betreffende gemeenten CIZ- normtijden als maatstaf te hanteren. Mochten wij genoodzaakt zijn resultaatgericht indiceren los te laten en de CIZ- normtijden (of een alternatief) alsnog in te voeren dan verwachten wij op grond van de kostenberekening 2014 (het laatste jaar waarin CIZ- normtijden gehanteerd zijn) voor 2021 en verder een extra budget van N 900 nodig te hebben.

En voor Wmo-collectief:

  • De commissie “Toekomst beschermd wonen” adviseert de functies beschermd wonen en maatschappelijke opvang verder te normaliseren. Concreet betekent dit minder opnames in een intramurale setting en meer opvang en begeleiding in de wijk. Deze extramuralisering is nu al merkbaar en zal de komende jaren verder toenemen. Met ingang van 2021 vindt een doordecentralisatie plaats van Beschermd wonen. De verantwoordelijkheid verschuift van centrumgemeente Rotterdam naar alle zeven gemeenten in de Beschermd Wonen-regio, waaronder onze gemeente. Maatschappelijke Opvang wordt door gedecentraliseerd met ingang van 2025. De regiogemeenten hebben de gezamenlijke opdracht te bepalen hoe ze gaan samenwerken op dit terrein. Overleg hierover vindt plaats. Regionaal is afgesproken dat de looptijd van het huidige Beleidsplan beschermd wonen en het mandaat aan Rotterdam, worden verlengd met een jaar zodat die ook in 2021 geldig zijn;
  • Met de overgang van taken hoort ook de overgang van middelen daarvoor. Voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang wordt gewerkt aan een nieuw objectief verdeelmodel waarbij ook de huidige middelen voor begeleiding worden meegenomen. Vanwege de onzekerheid over de financiële consequenties, is gekozen voor een ingroeipad naar het objectief verdeelmodel van 10 jaar (2022-2032). Onduidelijk is of (en wanneer) Capelle hier voor- of nadeel van zal ondervinden;
  • Vanwege doorstroom en uitstroom uit “Beschermd Wonen” zal er de komende jaren vraag gaan ontstaan naar begeleid wonen, een lichtere vorm van wonen met zorg (minder dan 24 uur begeleiding). Het betreft hier de doelgroep die na herindicatie te licht wordt gevonden voor beschermd wonen maar (nog) niet zelfstandig met begeleiding kan gaan wonen. Hetzelfde geldt voor doorstroom en uitstroom uit de (verlengde) jeugdzorg waarbij zelfstandig wonen (met of zonder begeleiding) niet mogelijk is maar betrokkene te licht is voor een indicatie Beschermd wonen. In beide gevallen wordt hier nu binnen Capelle nog niet in voorzien.

Bandbreedte financiële gevolgen: 
Wmo hulpmiddelen: N350. Kans van voordoen 50%.
Overige risico's: P.M.

Verloop
1e moment van opname: Voorjaarsnota 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
Bewaken en monitoren van de meerjarige prognose.
Monitoren en volgen van landelijke ontwikkelingen.
Onderzoeken mogelijkheden om uitgaven van de Wmo verder te beheersen, waarbij we de inwoners passend blijven ondersteunen.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Samenleving en Publiekszaken
Bestuurlijk: wethouder Wilson

Communicatie
De meest recente ontwikkelingen zijn opgenomen in deze omschrijving.

Bewaking
We rapporteren per P&C-document en blijven de ontwikkelingen volgen.

11. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Terug naar navigatie - 11. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Omschrijving risico
Inkomensondersteunende regelingen zijn succesvol bij hoog bereik en gebruik maar kunnen bij sterk toenemend gebruik zorgen voor oplopende kosten.

Specifieke risico’s
Veel inkomensondersteunende maatregelen zoals de bijzondere bijstand en de individuele inkomenstoeslag zijn feitelijk succesvol wanneer het bereik en gebruik hoog is. Gezien de aard van de regelingen is uitsluiting van gebruik door Capellenaren niet mogelijk en niet gewenst. 
Dit risico geldt elk jaar.  In het eerste kwartaal van 2021 zien we nog geen grote stijging van het gebruik ondanks dat de coronacrisis voor veel Capellenaren behoorlijke financiële effecten hebben.   Mogelijk stijgt het gebruik van de regelingen na afloop van de steunmaatregelen van de rijksoverheid. 

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De te nemen maatregelen zijn afhankelijk monitoring van de budgetten. Dit leidt tot eventueel bijstelling van beleid of aanraming van het beschikbare budget.

Verloop
Eerste moment van opname: Najaarsnota 2018.
Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:   Afdeling Samenleving
Bestuurlijk:  Wethouder Westerdijk

Communicatie
Communicatie via reguliere P&C-cyclus.

Bewaking
Budgetten worden gemonitord waarna bijstelling van beleid zou kunnen volgen of aanraming van het beschikbare budget.

12. Risico impact corona Bijzondere Bijstand, BUIG en Participatiebudget

Terug naar navigatie - 12. Risico impact corona Bijzondere Bijstand, BUIG en Participatiebudget

Omschrijving van het risico
Toename uitgaven Bijzondere Bijstand, BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) en participatiebudget wegens effecten corona.

Specifieke risico's
In het eerste kwartaal van 2021 heeft zich nog geen grote stijging van het bijstandsbestand voorgedaan. Een mogelijke stijging zal naar verwachting pas vanaf de tweede helft van 2021 zichtbaar worden. Op dat moment lopen de meeste rijkssteunmaatregelen af. En zullen mogelijk ook mensen vanuit de WW-uitkering vanuit het UWV doorstromen naar de bijstand. Pas vanaf dat moment is duidelijk welke impact dit op de BUIG en het participatiebudget heeft. Ook wordt dan duidelijk hoeveel en waarvoor de door het rijk beschikbaar gestelde extra budget bij de decembercirculaire 2020 ingezet moeten worden om de dienstverlening op peil te houden, dan wel, welke extra dienstverlening nodig is.
Indien dit risico zich voordoet zal daarvoor een voorstel voor inzet van het budget uit de decembercirculaire 2020, ter overweging aan u worden voorgelegd.

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De te nemen maatregelen zijn afhankelijk monitoring van de budgetten, vooral op basis van de rapportages van de GR IJsselgemeenten.
Dit leidt tot eventueel bijstelling van beleid of aanraming van het beschikbare budget.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2021.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:   Afdeling Samenleving
Bestuurlijk:  Wethouder Westerdijk

Communicatie
Communicatie via reguliere P&C-cyclus.

Bewaking
Budgetten worden gemonitord waarna bijstelling van beleid zou kunnen volgen of aanraming van het beschikbare budget.

Overige risico's

13. Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs

Terug naar navigatie - 13. Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van de nieuwbouw voor het Comenius College.

Specifieke risico’s
U heeft in uw vergadering van 15 februari 2010 ingestemd met de notitie ‘de ontwikkeling van twee unilocaties’, waarin de nieuwbouw van het Comenius College is benoemd. Deze nieuwbouw valt uiteen in twee fases. De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze fase is vastgelegd in de beschikking van 17 december 2010 met kenmerk D41/182856. De eerste fase is inmiddels in gebruik genomen. De tweede fase zou volgens deze beschikking mogelijk in 2023 in gebruik worden genomen. Door vertegenwoordigers van het Comenius College is in 2017 aangegeven dat de school en het schoolbestuur voordelen zien in een latere in gebruik name van de tweede fase. Inmiddels wordt uitgegaan van een oplevering van de tweede fase in 2026, dan wel 2027.
De beschikking van 2010 ging uit van een ruimtebehoefte, gebaseerd op 1.341 leerlingen. Het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober 2020 bedroeg echter 1.834 leerlingen en stijgt volgens de meest recente prognose (eerste kwartaal 2021) door naar 2.002 leerlingen voor deze locatie op 1 oktober 2038, de laatste teldatum die in de prognose is opgenomen. Een dergelijke stijging van het aantal leerlingen ten opzichte van de oorspronkelijke beschikking leidt niet alleen tot de noodzaak van het realiseren van meer onderwijskundige vierkante meters, maar heeft ook tot gevolg dat we naar verwachting een vijfde ‘gymvloer’ moeten realiseren. In 2010 gingen we nog uit van vier ‘gymvloeren’.
Naar aanleiding van de gegevens van 2010 verwachtten we dat voor de tweede fase van het Comenius College circa N 3.000 aan financiering nodig zou zijn voor de realisatie van de benodigde onderwijskundige vierkante meters (inclusief gymvoorziening, maar exclusief sloop, verhuizing en tijdelijke huisvesting). Bij het verloop van de Reserve Grote investeringen was beoogd dat het saldo beschikbaar was om de tweede fase van het Comenius College af te ronden. Het ‘Besluit Begroting en Verantwoording’ schrijft voor dat te activeren kosten zowel de vervaardigingprijs omvat, als de overige rechtstreeks aan de vervaardiging te relateren kosten. Om deze reden leidt de investering voor nieuwbouw van de tweede fase van het Comenius College op de bestaande locatie altijd tot een structurele extra kapitaallast binnen de gemeentelijke begroting.
In beginsel gaan wij uit van de VNG normbedragen, maar wij monitoren ook de mate waarin realistische marktconforme investeringen zich verhouden tot deze normbedragen. De aanbesteding staat pas over enkele jaren gepland. Het laat zich moeilijk voorspellen hoe de normbedragen en het marktconforme prijspeil zich in de loop van de jaren ontwikkelen. De huidige doorrekening betreft een aanvullende investering van € 16,5 miljoen (prijspeil 2020) vanaf heden, inclusief BTW en alle andere kosten, inclusief twee gymzalen. Het bedrag van € 16,5 miljoen is opgenomen in onze meerjarige doorkijk. Aanbesteding zal naar verwachting in 2023 of 2024 plaatsvinden, dit bedrag zal dan ook nog geïndexeerd worden. De beslissing of er één of twee gymzalen dienen te worden gebouwd zal in 2021 of 2022 volgen. Wij hebben de intentie om bij de Voorjaarsnota 2021 te besluiten over het definitieve investeringsbedrag zodat definitieve besluitvorming door ons in 2022 gebeuren. Sloop van het oude deel van het Comenius College vindt dan plaats in 2024 / 2025. Oplevering is uiterlijk gepland in 2027.
Bij de nieuwbouw van scholen hebben wij de intentie om tijdelijke huisvesting zoveel mogelijk te beperken en indien tijdelijke huisvesting toch noodzakelijk is, proberen wij deze huisvesting opvolgend voor meerdere scholen in te zetten. Op deze wijze gaan wij zo efficiënt mogelijk om met (de financiële lasten voor) tijdelijke huisvesting. In vervolg op vaststelling van de Najaarsnota 2018 en Voorjaarsnota 2019 is daarom aan de Lijstersingel tijdelijke huisvesting voor scholen gerealiseerd, verdeeld over twee gebouwen. Deze tijdelijke huisvesting wordt in eerste instantie ingezet voor de Eben Haëzerschool en De Bouwsteen, daarna voor een deel van de leerlingen van de scholen aan de Meeuwensingel en tot slot voor een deel van de leerlingen van het Comenius College.

Bandbreedte financiële gevolgen
De resterende investeringsbehoefte voor de nieuwbouw van de tweede fase Comenius College bedraagt 13.000 tot 20.000 met een afschrijvingslast (exclusief rente) van maximaal 500 structureel. De bijbehorende financieringslasten bedraagt maximaal 400 (2 % rente * maximale bouwsom). De kans van voordoen beschouwen wij als hoog. Vanwege de grote omvang van het krediet hebben wij, vooruitlopend op besluitvorming, in de doorkijk van de meerjarenbegroting al gemiddelde bouwsom (16.500) opgenomen. Wij verwachten  in de Voorjaarsnota 2022 een voorstel voor de nieuwbouw op te nemen.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2017. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd).

Beheersingsmaatregelen
Prognoses zijn zo goed mogelijke voorspellingen voor de toekomst op basis van de meest recente aanwezige gegevens. Met name op schoolniveau kunnen in de loop der jaren wijzigingen in de prognoses plaatsvinden en ook in de praktijk kan het leerlingenaantal afwijken van prognoses. Hierom laten wij prognoses gewoonlijk om de twee jaar actualiseren. De te verwachten lasten voor nieuwbouw en terug verhuizen verwerken wij uiterlijk bij de Voorjaarsnota 2022. Wij nemen uiterlijk in 2022 de beslissing over de definitieve grootte van de tweede fase van het Comenius College, op basis van de dan geldende prognoses. In aanloop hier naar toe laten wij jaarlijks prognoses opstellen voor alle scholen in Capelle, naar aanleiding waarvan ook de financiële prognose voor de tweede fase van het Comenius College bijgesteld wordt.

Informatie en communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij aandacht aan de te verwachten financiële financieringsbehoefte voor de tweede fase van het Comenius College.

Bewaking
Naar aanleiding van prognoses brengen wij jaarlijks het aantal te verwachten vierkante meters en de financieringsbehoefte in kaart.

14. Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting

Terug naar navigatie - 14. Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting

Omschrijving risico
Wij zijn over het algemeen geen eigenaar van schoolgebouwen, maar bezitten wel het zogenoemde ‘economisch claimrecht’. Dit betekent dat het eigendom van een schoolgebouw naar de gemeente terugvloeit, zodra het onderwijs in dit gebouw stopt. Wanneer scholen voornemens zijn om op termijn te sluiten, brengt dit zowel financiële als niet- financiële risico’s met zich mee. Wanneer scholen daarentegen groeien, moet de gemeente zorg dragen voor voldoende adequate onderwijshuisvesting en hebben scholen recht op een bedrag voor eerste inrichting en onderwijsleerpakket. Dit brengt financiële risico’s met zich mee.

Specifieke risico’s
Het eigendom van schoolgebouwen kan bij verschillende partijen liggen, maar over het algemeen ligt het juridisch eigendom van een schoolgebouw bij het schoolbestuur. Ook in Capelle is dit het geval, uitzondering hierop betreft de scholen die gehuisvest zijn in het MFC Fascinatio en de aanwezige tijdelijke huisvesting voor het onderwijs (onder meer bij de Lijstersingel). Bij het beëindigen van het gebruik van een schoolgebouw door een schoolbestuur wordt het eigendom van dit gebouw aan de gemeente ‘om niet’ overgedragen. Dit wordt ook wel het ‘economisch claimrecht’ van gemeenten genoemd.

Specifiek geldt dit jaar dat het schoolbestuur BLICK voornemens is om alle sectoren van het IJsselcollege samen te voegen binnen een unilocatie in het huidige gebouw aan de Pelikaanweg. Een mogelijk gevolg van deze ontwikkeling zou kunnen zijn dat BLICK het gebouw en de gronden van de onderwijslocatie aan de Wiekslag over zal dragen aan de gemeente. Indien dit het geval is, zal zorg gedragen moeten worden voor een goede overdracht en is er sprake van een (wellicht tijdelijke) groei van de gemeentelijke vastgoedportefeuille. Uiteraard zullen wij in dat geval zorgvuldig kijken naar de mogelijkheden die dit biedt voor de gemeente.

In zijn algemeenheid geldt dat indien een schoolbestuur besluit om een onderwijslocatie te sluiten en het bijbehorende gebouw over te dragen aan de gemeente, dan is er sprake van een (onvermijdelijke) groei van de gemeentelijke vastgoedportefeuille. Dit biedt soms mogelijkheden; wellicht dat de locatie of het gebouw gebruikt wordt voor herontwikkeling, dan wel dat er huurders gevonden worden. Echter, het brengt ook risico’s met zich mee. Maatschappelijke risico’s in de zin dat een school, die vaak een belangrijke rol in een buurt vervult, verdwijnt en het risico op leegstand van een pand. Ook financieel liggen er risico’s. Als wij besluiten een gebouw te slopen, brengt dit kosten met zich mee. Indien wij wensen dat het gebouw in gebruik blijft zijn er -zolang er geen gebruiker/huurder bekend is- risico’s aangaande onderhouds- en exploitatielasten. De gemeente betaalt nu al de kosten voor OZB en verzekeringen van schoolgebouwen, voor deze financiële componenten is dan ook dekking binnen de huidige gemeentelijke begroting.

Wanneer scholen groeien, moet de gemeente zorg dragen voor voldoende adequate onderwijshuisvesting, de kosten voor OZB en verzekeringen betalen en hebben scholen recht op een bedrag voor eerste inrichting en onderwijsleerpakket.

Bandbreedte financiële gevolgen
Niet te kwantificeren. Indien het zich voordoet betreft het eenmalige kosten. De kans van voordoen beschouwen wij als gemiddeld (50%).

Beheersingsmaatregelen
Wij laten prognoses maken om de leerlingenontwikkeling te monitoren. Naar aanleiding daarvan maken wij een analyse over welke scholen wel en niet, binnen de huidige wet- en regelgeving, formeel als zelfstandige school (of nevenvestiging) kunnen blijven bestaan. Ook maken wij een analyse over welke scholen in de toekomst recht zouden kunnen krijgen op extra onderwijskundige ruimte en een financiële bijdrage aangaande eerste inrichting en onderwijsleerpakket. Hierover treden wij in overleg met de schoolbesturen.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2017. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd).

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Samenleving en afdeling Facilitaire Diensten
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg en wethouder Van Veen

Communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij blijvend aandacht aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande de mogelijke opheffing van scholen, evenals aan de mogelijke financiële gevolgen van de stijging van het leerlingenaantal bij specifieke scholen.

Bewaking
Via het ‘Op Overeenstemming Gericht Overleg’ (Onderwijsplatform) bespreken wij met de schoolbesturen de ontwikkelingen aangaande de leerlingenaantallen en de toekomst van onderwijshuisvesting.

15. Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Terug naar navigatie - 15. Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke prijsstijging van de ontwikkelingen voortvloeiende uit het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs.

Specifieke risico’s
Bij vaststelling van de Najaarsnota 2018 heeft u besloten om een bedrag beschikbaar te stellen van in totaal 28.460 voor:

  • nieuwbouw van De Olijfboom (voormalige Eben Haëzerschool en Rehobothschool), inclusief gymzaal, op de huidige CSV-locatie (ontwikkeling 1);
  • nieuwbouw aan de Meeuwensingel voor De Horizon, De Klim-Op en voor enkele lokalen van de Montessorischool, inclusief gymzaal (ontwikkeling 2) en
  • nieuwbouw onderwijshuisvesting in de Florabuurt omgeving, inclusief gymzaal (ontwikkeling 3).

Opvolgend op de Najaarsnota 2018 hebben wij in januari 2019 voor de ontwikkelingen 1 en 2 een beschikking afgegeven waarin staat opgenomen dat vervangende nieuwbouw van de desbetreffende scholen wordt toegekend. Schoolbesturen kunnen hieraan dan ook rechten ontlenen. Voor ontwikkeling 3 hebben wij (vooralsnog) geen beschikking afgegeven waarmee vervangende nieuwbouw wordt toegekend. De reden hiervoor is dat onderwijshuisvestingsontwikkelingen in Schenkel onlosmakelijk verbonden zijn met de gebiedsontwikkeling Florabuurt. Uw raad beslist, naar verwachting in 2021, over de gebiedsvisie Florabuurt. Wij zijn van mening dat nadere invulling van eventuele nieuwbouw of aanpassingen van scholen in het Florabuurt gebied pas kan plaatsvinden na of gelijktijdig met vaststelling van deze gebiedsvisie. Definitieve besluitvorming over toekomstige onderwijshuisvesting in de Florabuurt loopt bij voorkeur dan ook parallel aan de besluitvorming over dit gebied.

Het door u bij de Najaarsnota 2018 toegekende bedrag was een marktconform budget bij aanbesteding in 2019. Wij zullen regelmatig aan u voorstellen dit markconforme budget aan de prijsontwikkeling aan te passen indien dit nodig is. Voor ontwikkeling 1 is inmiddels een aanbesteding doorlopen. Naar aanleiding hiervan is het aannemelijk dat de ontwikkeling binnen het door u vastgestelde budget gerealiseerd kan worden.

In ieder geval voor ontwikkeling 2, en naar verwachting ook voor ontwikkeling 3,  zullen wij aan u via de Begroting 2022 - 2025 voorstellen het budget aan te passen aan de prijsontwikkeling. De prijsontwikkeling in de bouw naar de toekomst toe laat zich in de huidige omstandigheden moeilijk voorspellen. Er is een reëel risico op prijsstijgingen in de bouw. Bij de ontwikkeling in de Florabuurt gaan wij er daarnaast vanuit dat tijdelijke huisvesting niet nodig is. Indien dit wel nodig blijkt te zijn, dit is afhankelijk van de uiteindelijke planvorming, brengt dit aanvullende kosten met zich mee.

Bandbreedte financiële gevolgen
Aanvullende investeringsbehoefte van 2.000 tot 6.000 met een afschrijvingslast (exclusief rente) van maximaal 150 structureel vanaf 2024. De kans van voordoen beschouwen wij gezien de huidige marktomstandigheden in de bouw als hoog (75%).

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd)

Beheersingsmaatregelen
Eerst zal besluitvorming plaatsvinden door uw raad (vaststellen kaders), waarna vervolgens beschikkingen afgegeven zullen worden aan de desbetreffende schoolbesturen. De fasering kan per ontwikkeling verschillen. De projecten zijn ingebed in een projectstructuur waarbinnen wij diverse kaders zoals inhoud, planning en financiën zorgvuldig en realistisch op elkaar afstemmen.

Informatie en communicatie
Aangaande ontwikkeling 3 geldt dat uw raad naar verwachting in 2021 over de gebiedsvisie Florabuurt beslist. Besluitvorming over de scholen in het Florabuurt gebied vindt plaats na of gelijktijdig met de vaststelling van deze gebiedsvisie. In de risicoparagraaf schenken wij, in ieder geval tot aan het moment van gunning, aandacht aan de mogelijke financiële risico’s voor de 3 genoemde ontwikkelingen.

16. Overschrijding budget door hogere aanneemsom

Terug naar navigatie - 16. Overschrijding budget door hogere aanneemsom

Omschrijving risico’s
Door de aantrekkende economie in de afgelopen jaren is er over het algemeen sprake van hogere prijzen voor materiaal en arbeid. Dit zien we terug in de aanbestedingen. Het risico bestaat dat de aanneemsom het beschikbare budget structureel significant overschrijdt. Dit kan ook effect hebben op de financiering van de gemeente: de benodigde externe financiering en de rentelasten nemen toe.

Specifieke risico’s
De afgelopen jaren zijn wij geconfronteerd met duurder uitvallende investeringen, bijvoorbeeld voor het zwembad Aquapelle (Voorjaarsnota 2018), het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (Najaarsnota 2018) of projecten in de openbare ruimte (Voorjaarsnota 2020). De prijzen in de bouw zijn behoorlijk gestegen. Het risico bestaat dat meer projecten in de toekomst boven hun budget uitkomen.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het risico is op dit moment niet te kwantificeren.

Verantwoordelijken
Gehele organisatie.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij blijven de ontwikkeling van de aanneemsommen en de eventuele overschrijdingen volgen om de financiële risico’s te beoordelen. Voor indexeringen plaatsen we jaarlijks bij de Begroting een Stelpost Prijzen / Indexeringen op programma 0. In de Begroting 2021 is deze echter al volledig benut.

Communicatie
Indien wij op basis van aanbestedingen kunnen concluderen dat er sprake is van structurele overschrijdingen, leggen wij u een wijzigingsvoorstel voor in de Begroting, Voorjaarsnota of Najaarsnota. Voor deze voorjaarsnota is er geen wijzigingsvoorstel.

17. Grondexploitaties

Terug naar navigatie - 17. Grondexploitaties

Omschrijving risico
Voor de toekomstige verwachte kosten en opbrengsten worden aannames gebruikt ten aanzien van planning, verwachte verkoopprijzen, geraamde kosten, verwachte rentelasten, plankosten, etc. Er zijn verschillende onzekerheden en risico’s die het begrote financiële eindresultaat van de grondexploitatie kunnen beïnvloeden. Er is een onderscheid te maken tussen enerzijds risico’s met betrekking tot de kosten en opbrengsten die specifiek binnen een grondexploitatiecomplex kunnen worden erkend en anderzijds risico’s die voor de grondexploitatieportefeuille als geheel gelden.

Specifieke risico’s
In de geheime bijlage Actualisatie Grondexploitaties bij de Voorjaarsnota 2021 beschrijven we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

Bandbreedte financiële gevolgen
0 – 1.300
Het betreft verschillende soorten risico’s met zowel een gemiddeld als hoge kans van voordoen.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Najaarsnota 2019

Beheersmaatregelen
In de geheime bijlage Actualisatie Grondexploitaties bij de Voorjaarsnota 2021 beschrijven we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

Informatie en communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.

18. Ontwikkelagenda Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Terug naar navigatie - 18. Ontwikkelagenda Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Omschrijving risico  
Dit  risico gaat over de mogelijke risico's van een organisatie ontwikkeltraject, 'Ontwikkelagenda' geheten  binnen de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR). Doel van dit traject is ambities van de VRR vast te stellen en de benodigde financiele middelen in overeenstemming te brengen. De uitkomsten van dit project moeten in ieder geval als financieel risico worden aangemerkt.  In haar vergadering van 10 februari 2021 hebben de burgemeesters in het AB reeds uitgesproken dat zij uiteindelijk de benodigde financiële middelen vaststellen, daarmee duidende dat de voorlopige schatting van kosten door Berenschot niet het finale voorstel zal worden. Het financieel risico (structureel) schatten wij vooralsnog binnen de bandbreedte van 100 tot 300 voor onze gemeente. Concrete financiële gevolgen worden via een begrotingswijziging 2022 (zienswijzeplichtig) aan de deelnemende gemeenteraden voorgelegd.

Specifieke risico’s
In de Ontwikkelagenda staat aangegeven welke ambities en opgaven de VRR onderkend. Adviesbureau Berenschot heeft de kosten van alle ambities uit de Ontwikkelagenda voorlopig ingeschat op 8.000 tot 12.000 (Capels deel 480 tot 720).

Bandbreedte financiële gevolgen
Het financieel risico (structureel) schatten wij vooralsnog binnen de bandbreedte van € 100 - € 300 voor onze gemeente. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Bestuurs- en Concernondersteuning, unit veiligheid
Bestuurlijk: Burgemeester

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2021. 

Beheersingsmaatregelen
-

Informatie en communicatie
De Ontwikkelagenda is in februari 2021 besproken in de commissie BVM. De bestuurlijke behandeling van het project binnen het Algemeen Bestuur VRR is tweemaal uitgesteld vanwege de coronamaatregelen, en nu voorzien eind mei 2021. Concrete financiële gevolgen worden via een Begrotingswijziging 2022 (zienswijze plichtig) door de VRR aan de deelnemende gemeenteraden voorgelegd. 

19. Impact nieuwe omgevingswet op leges omgevingsvergunningen

Terug naar navigatie - 19. Impact nieuwe omgevingswet op leges omgevingsvergunningen

Omschrijving risico
Volgens planning wordt de nieuwe omgevingswet ingevoerd per 1-1-2022. Het nieuwe stelsel gaat meer uit van algemene regels waarbij gestreefd wordt naar minder vergunningplicht. Als gevolg daarvan kunnen de opbrengsten uit de leges omgevingsvergunningen dalen waarbij niet gesteld kan worden dat de samenhangende lasten evenredig zullen dalen.

Specifieke risico’s
Lagere opbrengsten uit leges omgevingsvergunningen.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het risico is op dit moment niet te kwantificeren.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Stadsbeheer
Bestuurlijk: Wethouder Van Veen

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2021

Beheersingsmaatregelen
-

Informatie en communicatie
Momenteel is in onderzoek wat de financiële impact is van de nieuwe omgevingswet. Zodra hier meer bekend over is zullen wij u hierover informeren.

20. Vervangingsinvesteringen duikers en beschoeiingen

Terug naar navigatie - 20. Vervangingsinvesteringen duikers en beschoeiingen

Omschrijving risico
Aan het nieuwe Beleidsplan Water en Riolering wordt momenteel invulling gegeven. Zonder al concreet aan te kunnen geven welke investeringen gemoeid gaan met het vervangen van duikers en beschoeiingen, blijkt wel dat het tijdig baggeren en ophalen (rijzen) van duikers de komende jaren meer inspanning zal vergen. In samenspraak met het hoogheemraadschap is dit onderdeel van het nieuw op te stellen Water en Rioleringsplan 2021 e.v. Het is nu in onderzoek wat voor financiële consequenties hieraan verbonden zijn.

Specifieke risico’s
Hogere kapitaallasten als gevolg van de benodigde investeringen en hogere baggerkosten dan momenteel begroot staat.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het risico is op dit moment niet te kwantificeren.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Stadsbeheer
Bestuurlijk: Wethouder Wilson

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2021

Beheersingsmaatregelen
-

Informatie en communicatie
Bij de vaststelling van het beleidsplan Water en Riolering komen we bij u terug op de financiële consequenties die verbonden zijn aan het vervangen van duikers en beschoeiingen.