Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit

Definitie weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Definitie weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen of waar na het treffen van maatregelen nog restrisico’s overblijven, met de kans dat deze risico’s zich voordoen. De verhouding wordt uitgedrukt in een ratio.

Ratio weerstandsvermogen is beschikbare weerstandscapaciteit gedeeld door benodigde weerstandscapaciteit (risico's)

Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Terug naar navigatie - Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Het beleid ten aanzien van risico’s en weerstandsvermogen hebben wij vastgelegd in de Nota Reserves, Voorzieningen, Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2017. Wij streven na om geen onnodige risico’s te lopen, en zoveel mogelijk risico’s af te dekken, mits financieel verantwoord. Risico’s die niet worden afgedekt door bijvoorbeeld een verzekering of een voorziening, moeten kunnen worden opgevangen door de beschikbare weerstandscapaciteit.

De definitie van een risico luidt als volgt: De kans op het optreden van een gebeurtenis, die zowel positieve als negatieve gevolgen voor de gemeente kan hebben, waarvan de omvang nog onbekend is, maar van materiële betekenis kan zijn (groter dan N 250). Eenvoudiger gezegd bestaat een risico dus uit kans * impact. In lijn met de genoemde beleidsnota hanteren wij voor wat betreft de kans van voordoen hanteren wij in de basis drie varianten: lage kans (25%), gemiddelde kans (50%) en hoge kans (75%). Voor wat betreft de impact, zijn er drie varianten mogelijk:

  1. Als de impact redelijk goed in te schatten is: als vaste waarde;
  2. Als de impact moeilijker in te schatten is: met een bandbreedte, waarin wij een onder- en bovengrens geven en wij rekenen met het gemiddelde;
  3. Als de impact (nog) niet in te schatten is: als pm.

Bij risico’s met een incidenteel karakter hanteren wij een factor van 1, omdat het risico zich in één keer voor zal kunnen doen. Voor risico’s met een structureel karakter hanteren wij een factor van 4, gebaseerd op het aantal wettelijk voorgeschreven begrotingsjaren, in lijn met de Nota Reserves, Voorzieningen, Risico's en Weerstandsvermogen. Dat betekent dat de weerstandscapaciteit vier maal zo groot moet zijn dan het totaalbedrag van het structurele risico.

De kwaliteit van het weerstandsvermogen wordt bij de begroting en jaarstukken gemeten. Dat wil zeggen dat wij het weerstandsvermogen actualiseren en ook de risico’s opnieuw beoordelen. Zo kan het zijn dat er telkens nieuwe risico’s worden geïdentificeerd en dat eerder geconstateerde risico’s verdwijnen.

Overzicht risico's

Terug naar navigatie - Overzicht risico's

Hieronder een overzicht van de risico’s die op dit moment nog bestaan of nieuw zijn. 

Totaal lijst risico's Nieuw / bestaand Hoger / gelijk / lager risico t.o.v. JS21
Algemene risico's
1 Algemene uitkering Gemeentefonds Bestaand P.M.
2 Fiscaliteiten Bestaand P.M.
3 Dividenden Bestaand Hoger
4 Verleende borgstellingen voor instellingen Bestaand Lager
5 Oplopende rentelasten Bestaand P.M.
6 Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen Bestaand P.M.
7 Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) Bestaand Lager
Risico's sociaal domein
8 Participatiewet Bestaand Lager
9 Jeugdhulp Bestaand Hoger
10 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Bestaand P.M.
11 Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen Bestaand P.M.
Overige risico's
12 Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs Bestaand P.M.
13 Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting Bestaand P.M.
14 Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs Bestaand Gelijk
15 Overschrijding budget door hogere aanneemsom Bestaand Gelijk
16 Grondexploitaties Bestaand Hoger
17 Impact nieuwe Omgevingswet en Wkb op leges omgevingsvergunningen Bestaand P.M.
18 Vervangingsinvesteringen duikers en hogere baggerkosten Bestaand Lager
19 Overschrijding facilitaire budgetten door relatief hoge indexeringspercentages Bestaand Gelijk
20 Aanvullende investering Kindcentrum Florabuurt Bestaand P.M.
21 Stijging energie prijzen Bestaand Lager
22 Subsidie versnellingsafspraken Rivium Nieuw -

Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

Terug naar navigatie - Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

De risico's die gekwantificeerd zijn en daarbij de basis voor de "benodigde weerstandscapaciteit" vormen, staan in onderstaande tabel weergegeven. In een aantal gevallen is voor de impact gekozen om het gemiddelde risico over de jaren te presenteren.

Berekening benodigde weerstandscapaciteit / risico's I/S* Kans Impact Riscobedrag
2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Nr. Risico = kans * impact
1 Algemene uitkering - herverdeling gemeentefonds S 25% 3.200 N 0 N 0 N 0 N800 N800 N800 N800 N800
3 Dividenden S 50% 1.731 N866 N866 N866 N866 N866 N866 N866 N866
4 Verleende borgstellingen voor instellingen S 5% 8.776 N439 N439 N439 N439 N439 N439 N439 N439
7 Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) S 1% 287.393 N2.874 N2.874 N2.874 N2.874 N2.874 N2.874 N2.874 N2.874
8 Participatiewet (BUIG) S 50% 2.442 N1.221 N1.221 N1.221 N1.221 N1.221 N1.221 N1.221 N1.221
9 Jeugdhulp S 25% 1.630 N408 N408 N408 N408 N408 N408 N408 N408
14 Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs S 50% 123 N 0 N 0 N 0 N 0 N62 N62 N62 N62
15 Overschrijding budget door hogere aanneemsom S 75% 2.500 N1.875 N1.875 N1.875 N1.875 N1.875 N1.875 N1.875 N1.875
16 Grondexploitaties S 100% -864 V864 V864 V864 V864 V864 V864 V864 V864
16 Grondexploitaties S 100% 6.035 N6.035 N6.035 N6.035 N6.035 N6.035 N6.035 N6.035 N6.035
18 Vervangingsinvesteringen duikers en hogere baggerkosten S 75% 325 N244 N244 N244 N244 N244 N244 N244 N244
19 Overschrijding facilitaire budgetten door relatief hoge indexeringspercentages S 75% 300 N 0 N225 N225 N225 N225 N225 N225 N225
22 Subsidie versnellingsafspraken Rivium S 25% 326 N 0 N 0 N 0 N 0 N82 N82 N82 N82
Subtotaal structureel N13.097 N13.322 N13.322 N14.122 N14.265 N14.265 N14.265 N14.265
Totaal, vermenigvuldigen met 4 N52.387 N53.287 N53.287 N56.487 N57.059 N57.059 N57.059 N57.059
* I = Incidenteel (1 jaar) S=structureel (4 jaar)

Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Terug naar navigatie - Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Hieronder staat de beschikbare weerstandscapaciteit en de berekening van de weerstandsratio.

Beschikbare weerstandscapaciteit 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Post onvoorzien V33 V33 V33 V33 V33 V33 V33 V33
Algemene Reserve minimumniveau * V10.000 V10.000 V10.000 V10.000 V10.000 V10.000 V10.000 V10.000
Algemene reserve * V145.124 V148.278 V161.594 V177.211 V180.802 V182.854 V183.596 V182.978
Bestemmingsreserves * V23.608 V23.285 V22.902 V22.519 V21.786 V21.371 V20.945 V20.541
Totaal beschikbare weerstandscapaciteit V178.765 V181.596 V194.529 V209.763 V212.621 V214.258 V214.574 V213.552
*) Reserves: stand per 1-1
Berekening weerstandsratio 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Benodigde weerstandscapaciteit N52.387 N53.287 N53.287 N56.487 N57.059 N57.059 N57.059 N57.059
Beschikbare weerstandscapaciteit V178.765 V181.596 V194.529 V209.763 V212.621 V214.258 V214.574 V213.552
Weerstandsratio 3,4 3,4 3,7 3,7 3,7 3,8 3,8 3,7

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Financiële kengetallen

Het Besluit Begroting en Verantwoording provincie en gemeenten schrijft voor dat wij door middel van kengetallen inzicht geven in onze financiële positie. Gemeenten zijn vrij om hier zelf duiding aan te geven. Niettemin heeft de provincie Zuid-Holland in een themacirculaire een aantal signaleringswaarden aangegeven. De signaleringswaarden staan in onderstaande tabel.

Signaleringswaarden provincie Zuid Holland voor ratio's Categorie A minst risicovol Categorie B neutraal Categorie C meest risicovol
1a netto schuldquote <90% 90-130% >130%
1b netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen <90% 90-130% >130%
2 solvabiliteit >50% 20-50% <20%
3 grondexploitatie <20% 20-35% >35%
4 structurele exploitatieruimte >0% 0% <0%
5 belastingcapaciteit <95% 95-105% >105%

In de onderstaande tabel is een totaaloverzicht verstrekt van de verschillende ratio's. In de tabellen die volgen is inzichtelijk gemaakt hoe enkele ratio's zich ontwikkelen ten opzichte van de Najaarsnota 2021 en de Voorjaarsnota 2022. In algemene zin kan gesteld worden dat de ratio's zich gunstiger ontwikkelen dan bij de Voorjaarsnota 2022. Dit ondanks het ramen van het voorlopig krediet voor de versnellingsafspraken project Rivium District en Vervoersknoop en de MIRT. In alle jaren is er sprake van een financieringsbehoefte, waardoor de schuldquote oploopt en de solvabiliteit afneemt. In de laatste jaren komt de solvabiliteit in de neutrale categorie. 

Financiële ratio's Rekening 2021 Begroting 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
1a netto schuldquote 19,1% 37,8% 39,0% 48,8% 53,4% 66,3% 70,3% 77,0% 81,0% 90,0%
1b netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen 19,0% 37,7% 39,0% 48,7% 53,3% 66,3% 70,3% 77,0% 81,0% 90,0%
2 solvabiliteit 64,5% 54,9% 54,4% 53,8% 54,3% 51,4% 50,3% 48,8% 47,8% 46,0%
3 grondexploitatie 1,7% 2,8% -1,7% 0,3% 1,3% 2,6% 1,7% 2,0% 2,2% 2,3%
4 structurele exploitatieruimte 7,0% 3,5% 1,2% 5,2% 6,4% 1,4% 0,9% 0,3% -0,3% -0,9%
5 belastingcapaciteit 76,3% 78,0% 71,0% N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t.
6 debt service coverage ratio 2,6 0,4 1,5 2,8 2,9 1,6 1,6 1,4 1,3 1,2
7 afschrijvingsratio 3,0% 3,2% 3,6% 4,8% 5,6% 5,9% 6,7% 6,9% 7,0% 7,4%

Netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen (1a en 1b)
Dit cijfer geeft inzicht in het niveau van de gemeentelijke schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft dus een indicatie van de mate waarin de rentelasten op de eigen middelen drukken. De schuldquote stijgt in de komende jaren, maar iets minder hard dan bij de Voorjaarsnota 2022. In alle jaren is er sprake van een financieringsbehoefte. De voornaamste oorzaak hiervan is dat de omvang van de jaarlijkse investeringen groter is dan de totale afschrijvingslasten. Het rekeningresultaat dempt in enig opzicht de financieringsbehoefte.

De netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen geeft dezelfde ratio weer, maar dan zonder verstrekte leningen aan andere organisaties. De omvang van deze verstrekte leningen is dermate laag dat deze ratio dezelfde uitkomst heeft als de netto schuldquote. 

Netto schuldquote (gecorr.) 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
NJN 2021 41,4% 52,3% 61,0% 76,0% 83,1% 87,2% 89,7% 91,4%
VJN 2022 34,1% 34,3% 47,9% 59,3% 71,1% 77,0% 84,7% 86,7% 92,6%
Begroting 2023 39,0% 48,7% 53,3% 66,3% 70,3% 77,0% 81,0% 90,0%

Solvabiliteitsratio (2)
Dit cijfer geeft het percentage eigen vermogen ten opzichte van het totaal vermogen weer. Deze ratio daalt in de komende jaren naar de neutrale categorie. 

Solvabiliteit 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
NJN 2021 56,3% 53,9% 52,4% 49,2% 47,6% 46,7% 46,2% 46,0%
VJN 2022 56,8% 58,3% 54,9% 51,6% 48,4% 46,7% 44,9% 44,4% 43,5%
Begroting 2023 54,4% 53,8% 54,3% 51,4% 50,3% 48,8% 47,8% 46,0%

Grondexploitatie (3)
Dit cijfer geeft aan hoe groot de grondpositie (waarde van grond) is ten opzichte van de totale baten. Deze ratio is zeer laag en voldoet ruimschoots aan de categorie minst risicovol. Wanneer deze ratio zou stijgen, zou er meer risico ontstaan: een positief risico bij goede marktomstandigheden en een negatief risico bij minder goede marktomstandigheden.

Structurele exploitatieruimte (4)
Dit cijfer helpt mee om te beoordelen welke structurele ruimte een gemeente heeft om de eigen lasten te dragen. Het kengetal wordt berekend door de incidentele baten en lasten en de structurele toevoegingen en onttrekkingen aan reserves te corrigeren op het jaarrekeningresultaat. Onze meerjarenbegroting heeft een positief structurele exploitatieruimte met uitzondering van de jaren 2029 en 2030. De Provinciaal toezichthouder beoordeelt het saldo van structurele baten en lasten tot en met 2026. In deze jaren hebben wij een structureel sluitende begroting. 

Gemeentelijke belastingcapaciteit (5)
Dit cijfer geeft inzicht in hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Als dit percentage laag ligt, betekent dit dat de gemeente meer inkomsten uit belastingen zou kunnen verwerven. Onze lokale belastingen (OZB, afval- en rioolheffing) zijn relatief laag ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Om in aanmerking te komen voor financiële steun vanuit het Rijk (art. 12-status), moeten de lokale belastingen ten minste 120% van het landelijk gemiddelde zijn. 

Debt Service Coverage Ratio (6)
Deze ratio geeft een goed beeld van de ruimte die rente en aflossingen innemen in de exploitatie en geeft aan welk deel van de vrij beschikbare geldstroom opgaat aan rente en aflossingen. In de ideale situatie is deze ratio minstens 1. In alle jaren is deze ratio (ruim) boven de 1.

Debt Service Coverage Ratio 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Resultaat voor bestemming 2.831 12.933 15.234 2.858 1.637 316 -1.055 -2.537
Afschrijving 9.572 11.489 12.851 13.830 15.751 16.151 16.783 17.483
Rente 942 1.457 1.994 2.576 3.135 3.532 3.958 4.403
EBITDA (A) 13.345 25.879 30.079 19.264 20.523 19.999 19.686 19.349
Rentelasten 942 1.457 1.994 2.576 3.135 3.532 3.958 4.403
Aflossingen bestaande leningen 5.692 4.692 4.692 4.692 4.192 4.192 4.192 4.192
Aflossingen nieuwe leningen 2.062 3.035 3.615 4.805 5.366 6.088 6.780 7.614
Rente + Aflossing (B) 8.696 9.184 10.301 12.073 12.693 13.812 14.930 16.209
DSCR (A/B) 1,5 2,8 2,9 1,6 1,6 1,4 1,3 1,2
Debt Service Coverage Ratio 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
NJN 2021 2,0 1,6 1,9 1,5 1,5 1,5 1,6 1,5
VJN 2022 0,4 2,1 1,9 1,6 1,5 1,5 1,3 1,3 1,3
Begroting 2023 1,5 2,8 2,9 1,6 1,6 1,4 1,3 1,2

Afschrijvingsratio (7)
De afschrijvingsnorm is strikt genomen geen financieel kengetal, zoals dat in het bedrijfsleven ook gebruik wordt. Het geeft niettemin een indruk van de ruimte die afschrijvingslasten in de totale begroting opnemen. Uit onderstaande tabel blijkt dat het percentage de komende jaren toeneemt. De afschrijvingslasten nemen toe als gevolg van geplande investeringen. Daarnaast is tevens inzichtelijk gemaakt hoe de afschrijvingen zich verhouden tot de begrote investeringen. Uit deze tabel blijkt dat wij de komende jaren naar verwachting fors meer investeren dan dat wij afschrijven en dat in de latere jaren deze grootheden meer in lijn komen met elkaar. In 2030 neemt het verschil iets toe. Dit wordt ingegeven door de geraamde investeringen voor de MIRT. In een ideale situatie zijn de afschrijvingen gelijk aan de investeringen. 

Afschrijvingsratio 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Totaal afschrijvingslasten (A) 9.572 11.489 12.851 13.830 15.751 16.151 16.783 17.483
Totaal exploitatielasten (B) 265.435 236.976 230.889 232.883 235.159 233.475 240.327 236.030
Afschrijvingsratio (A/B*100) 3,6% 4,8% 5,6% 5,9% 6,7% 6,9% 7,0% 7,4%
Vergelijk afschijvingen/investeringen 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Totaal afschrijvingslasten 9.572 11.489 12.851 13.830 15.751 16.151 16.783 17.483
Totaal netto investeringen 29.587 33.908 35.088 38.344 30.098 29.374 23.038 29.686
Saldo afschrijvingen -/- investeringen -20.015 -22.419 -22.237 -24.514 -14.347 -13.223 -6.255 -12.203

Algemene risico's

1. Algemene uitkering Gemeentefonds

Terug naar navigatie - 1. Algemene uitkering Gemeentefonds

Omschrijving risico
De algemene uitkering van het Gemeentefonds is de belangrijkste inkomstenbron voor onze gemeente. Het risico bestaat hieruit dat de feitelijke inkomsten afwijken ten opzichte van de bedragen waar wij in de begroting rekening mee houden. In de praktijk blijkt vaak dat het Rijk werkt met “dagkoersen”, waardoor de wijzigingen in het fonds niet te voorspellen zijn.
Het fonds volgt voor een belangrijk deel de uitgaven van de Rijksoverheid, volgens de systematiek van ‘samen de trap op, samen de trap af’: als het Rijk meer uitgeeft, ontvangen gemeenten ook meer en andersom geldt hetzelfde.

Specifieke risico’s
Er zijn verschillende onzekerheden met betrekking tot de hoogte van de algemene uitkering:
A. De moeilijkheid met betrekking tot het juist kunnen inschatten van de algemene uitkering en met name het accres (= groei van het fonds) is één van de grootste risico’s. Te vaak is sprake van dagkoersen. Het belemmert het zorgvuldig kunnen voeren van de financiële huishouding. In de Septembercirculaire 2021 was het accres positief, dat een positief effect heeft op de begroting.

B. Het BTW-compensatiefonds (BCF) wordt verrekend met het gemeentefonds. De afgelopen jaren is er ruimte onder het BCF-plafond geweest, maar deze ruimte wordt wel beperkter. Dit komt omdat gemeenten meer gaan investeren en daarmee meer gaan declareren in het BCF. Onze provinciaal toezichthouder waarschuwt ons dat de situatie ook om kan slaan naar een overschrijding van het plafond. In dat geval zouden gemeenten gekort worden op de algemene uitkering. Het voorschot voor 2021 was V 868 (bron: Septembercirculaire 2021). In de Meicirculaire wordt geen informatie opgenomen over het voorschot BCF. Vanuit het uitgangspunt dat wij de algemene uitkering reëel ramen, is in de Najaarsnota 2021 het meerjarig geraamde voorschot in lijn gebracht met de verwachte meerjarige ruimte onder het plafond en niet meer op basis van de ruimte onder het plafond van 2020. Bij de Najaarsnota 2022 zal dit wederom worden gedaan op basis van de informatie zoals opgenomen in de Septembercirculaire 2022.

C. Het accres wordt altijd nagecalculeerd en verrekend in de Meicirculaire. Soms is er sprake van onderuitputting van de rijksbegroting in een bepaald jaar, bijvoorbeeld in 2018. Toen moesten wij N 573 nadelig verwerken (verrekening in jaar 2019). In 2019 was er gelukkig een positieve afrekening van V 130 (verrekening in jaar 2020).

D. In de Meicirculaire 2022 zijn de resultaten van de ‘herziening gemeentefonds’ verwerkt. Capelle aan den IJssel komt hier negatief uit, waarbij al eerder rekening mee is gehouden in de begroting.
Op basis van het ingroeipad is het maximale nadeel voor een gemeente € 37,50 per inwoner. Het feitelijke nadeel is ruim € 82 per inwoner. In de komende periode zal er met behulp van landelijke werkgroepen naar de systematiek voor na 2026 worden gekeken. Een eventueel besluit hierover is aan een nieuw kabinet. Zonder een fundamentele wijziging is er een risico dat het feitelijke nadeel alsnog verwerkt wordt. Dit risico is vanaf 2026 € 3,2 mln.

E. In de Meicirculaire 2019 hebben gemeenten extra middelen voor Jeugdhulp ontvangen voor de jaren 2019, 2020 en 2021. In de Septembercirculaire 2020 werd dit ook verlengd naar het jaar 2022. In de Meicirculaire 2022 zijn de middelen voor 2023 definitief toegekend en heeft de toezichthouder aangegeven dat wij voor 2024 e.v. rekening mogen houden met 100% van de middelen zoals opgenomen in het rapport van de arbitragecommissie. De effecten hiervan zijn meegenomen in deze begroting.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het gemeentefonds is erg onvoorspelbaar en het is niet mogelijk om de mogelijke effecten goed te kwantificeren. De ervaring van de afgelopen jaren is dat er zowel grote voor- als nadelen kunnen ontstaan. Daarom staat dit bedrag op P.M.. Ter illustratie: in de Septembercirculaire 2021 krijgen wij er in 2022 ruim 4.000 bij, terwijl bij de Septembercirculaire 2019 het resultaat voor 2020 2.000 nadelig was. 
Uitzondering hierop is de herijking van het gemeentefonds. Hierbij houden wij rekening met een bedrag van 3.200 en een kans van 25% vanaf 2026.

Beheersingsmaatregelen
De beheersingsmaatregelen zijn beperkt. Wij hebben geen invloed op de uitkomsten.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2012
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
n.v.t.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen van het Gemeentefonds.

Ondernomen en mogelijke acties
De laatst gepubliceerde circulaire is de Meicirculaire 2022. Deze hebben wij verwerkt in deze begroting voor de jaren 2023 en verder. 

2. Fiscaliteiten

Terug naar navigatie - 2. Fiscaliteiten

Omschrijving risico
Belastingen worden geheven aan de hand van wet- en regelgeving die continu in beweging is. De jaaromvang van de transacties ligt tussen de 25- 28 miljoen. Omdat de gemeente op vele onderdelen opereert dient zij rekening te houden met bijzonderheden in de uitvoering van deze wetten en de interpretatie hiervan. Hiervoor gelden strikte regels over bedrijfskosten, afschrijvingen, voorzieningen en waardering conform goedkoopmans gebruik die afwijken van wat voor gemeente altijd gebruikelijk was. Hierbij loopt de gemeente risico dat er afwijkingen ontstaan ten opzichte van die wet of regelgeving. Kleine fouten in aangiften of interpretatieverschillen kunnen grote financiële gevolgen hebben gezien de formele rol van de Belastingdienst.
De bedoeling is om in aankomend begrotingsjaar een Tax Control Framework (TCF) op te stellen. Dit heeft tot doel om meer gericht fiscale risico’s beter te beheren en tijdig fiscaal te kunnen adviseren bij nieuwe ontwikkelingen.

Specifieke risico’s
BTW grondexploitaties
Naar aanleiding van een controle door de Belastingdienst in 2018 heeft zij ons een waarschuwing gestuurd over de verplichtingen in de AWR over het voeren van een transparante en juiste administratie. Samen met Deloitte is er onderzoek gedaan naar de omissies in de administratie van de grondexploitaties en hierover is contact opgenomen met de Belastingdienst. Het nieuwe boekhoudpakket dat medio 2021 in gebruik is genomen, is beter ingericht in het verwerken van de verschillende soorten btw en we verwachten hier minder problemen bij als het gaat om de inrichting. Voor 2019 en 2020 dient hierover nog een suppletie te worden aangeleverd, zoals is afgesproken met de Belastingdienst.

BTW op subsidies/bijdragen aan derden
De gemeente verstrekt subsidie of een bijdrage aan derden of laat een derde partij een factuur sturen zonder te toetsen of deze bijdrage misschien wel inclusief btw is. Dit kan er toe leiden dat achteraf een naheffing bij de ontvanger wordt opgelegd aan verschuldigde btw of een derden onderzoek bij ons als de verstrekker. Ook kan het zo zijn dat het gefactureerd wordt, waarbij de gemeente de btw niet kan verrekenen wat mogelijk leidt tot een correctie. Om deze omissie te voorkomen zijn er begin 2022 beheersmaatregelen in werking gesteld bij het verstrekken van subsidies c.q. bijdrage aan derden en wordt er door middel van steekproeven gecontroleerd op de juiste uitvoering. Ondanks deze maatregelen kan het niet 100% voorkomen worden dat er een bijdrage met btw-plicht er tussendoor glipt. Dit kan dan ook achteraf tot correcties leiden.

VPB reclame inkomsten
In 2020 heeft de Belastingdienst ons standpunt voor onze aangiften over de jaren 2016 tot en met 2019 niet gevolgd. Dit heeft tot gevolg dat wij geconfronteerd zijn met extra lasten in de jaarrekening van 2020. Thans loopt hierop ons bezwaarschrift nog en ook een landelijk bezwaar tegen de belastingheffing op opbrengsten reclamemasten. Recentelijk heeft het Hof uitspraken gedaan over soortgelijke zaken van een individuele gemeenten met andere argumenten, waarin de ene keer een gemeente in het ongelijk was gesteld en de andere keer in het gelijk. Kortom het is nog erg onduidelijk. Het is afwachten op de uitspraak van een gemeentelijke breed bezwaarschrift die dit jaar behandeld wordt. Wij hebben al onze aanslagen betaald, bij een positieve uitspraak krijgen wij deze betaalde aanslagen terug.

Mogelijke VPB-plicht op de grondexploitatie
Fiscaal wordt winst op een andere manier berekend dan de gemeente doet voor grondexploitaties conform het BBV. Kort gezegd zijn de grondexploitaties die worden gepresenteerd in de P&C documenten op ‘semi’ commerciële basis en wijken af van de fiscale grondslag.  
Fiscaal dienen kosten en opbrengsten te worden toegerekend op basis van goed koopmansgebruik met in achtneming van een bestendige gedragslijn die onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst. Bij het controleren door de Belastingdienst zal inhoudelijk worden gekeken (op factuur basis of memoriaal) of alle kosten wel juist zijn verantwoord/toegerekend (zoals kosten wel in het juiste jaar verantwoord, juiste afschrijvingstermijn, is er wel sprake van kosten voor een grondexploitaties of dat er überhaupt sprake is van een grondexploitatie). In de praktijk houdt dit vaak in dat er een andere resultaat uit komt dan bij de grondexploitatie overzichten in de P&C documenten als gevolg van kostencorrecties. In 2020 is er door PWC een herziend onderzoek gedaan naar onze grondexploitaties in het kader van de winstgevendheid, dieper dan de door ons uitgevoerde QuickScan. Aan de hand van de verstrekte informatie heeft PWC onder voorbehoud van de juistheid, aangegeven dat dit niet leidt tot een winstgevende grondexploitatie. Dit is echter geen zekerheid en de Belastingdienst kan uit haar eigen onderzoek tot een andere conclusie kan komen en kan leiden tot vennootschapsbelastingplicht en een naheffing. 

Loonheffing
De gemeente heeft in 2021 aan haar ambtenaren een onbelaste thuiswerkvergoeding verstrekt in kader van het verplicht thuiswerken als gevolg van het coronavirus. Hoewel de verstrekking niet buitensporig hoog is per medewerker en verdedigbaar is, is deze verstrekking niet voorgelegd aan de Belastingdienst en kan de vergoeding elementen bevatten van loon waardoor er een kans bestaat dat een deel van de vergoeding aangewezen wordt al eindheffingsloon en belast wordt tegen 80%. Vanaf 2022 is de landelijke norm van 2 Euro per dag toegepast voor de meeste medewerkers en is men bezig met een fiscaal juiste thuiswerkregeling. In de opmaak naar deze thuiswerkregeling worden vooraf middelen verstrekt om te kunnen werken. Iedere werknemer krijgt een standaard computer en andere middelen ter beschikking op basis van een thuiswerkregeling. Naast deze ontwikkeling wordt de gemeente als gevolg van de (ongunstig) WKR regeling net als andere kleine of middelgrote gemeenten geraakt door de beperkte vrije ruimte na het verstrekken van reguliere vergoedingen aan haar raadsleden en college. Hierdoor ontstaat er voor de gemeente al snel een overschrijding van de WKR grens en dient de gemeente over het meerdere 80% belasting te betalen. Omdat pas gedurende het jaar de uitgaven worden gedaan wordt er een kwartaaluitputting opgesteld. Bijsturen gedurende het jaar op regeling is echter beperkt mogelijk. Wel is er gezien de bijzondere situatie al jaarlijks een bedrag begroot van 80K. 

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M.

Beheersingsmaatregelen
Wij monitoren de landelijke ontwikkelingen en beoordelen de fiscale transacties van onze gemeente.

Verloop
1e moment van opname: Begroting 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
Wij rapporteren over ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten of, als dat nodig is, afzonderlijk.

Bewaking
Er is specialistische kennis in huis en waar nodig wordt hier specialistische kennis voor ingehuurd om toe te zien op de juiste toepassing van de fiscale voorschriften.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij werken aan TCF om nog betere grip te kijken op de juiste toepassing van de fiscale wetten, fiscale ontwikkelingen en de risico’s proberen te beheersen.

3. Dividenden

Terug naar navigatie - 3. Dividenden

Omschrijving risico
Wij zijn aandeelhouder van onder andere Stedin N.V., N.V. Irado en B.V. Gemeenschappelijk Bezit Evides (Evides) en ontvangen hier jaarlijks dividend voor. Het risico bestaat hierin dat het dividend lager of hoger is dan waar wij in de begroting rekening mee houden.

Specifieke risico’s
Stedin
Voor het dividend van Stedin bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot.
Stedin heeft de aandeelhouders voorgesteld om voor een bedrag van € 200 miljoen aan cumulatief preferente aandelen uit te geven. In de raadsvergadering van 31 mei 2021 heeft u besloten om maximaal in te tekenen op de uitgifte van de cumulatief preferente aandelen in Stedin N.V. In de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van Stedin op 25 juni 2021 is dit besluit bekrachtigd. Doordat enkele (grotere) aandeelhouders niet hebben ingetekend, hebben wij uiteindelijk 3,63% van de preferente aandelen verworven. Hierdoor zal ons dividendrendement op deze aandelen uiteindelijk V 218 vanaf 2023 worden. Dit heeft geresulteerd in een storting van N 7.260.

Aangezien de uitkering van preferent dividend voorrang heeft op de uitkering van dividend op de gewone aandelen hebben wij een voorstel opgenomen in de Voorjaarsnota 2021 om de door ons geraamde dividenden (op onze gewone aandelen) vanaf 2023 te halveren tot 445. Op basis van de meest recente inzichten mogen wij in 2023 rekening houden met een hoger dividend dan waar nu rekening mee is gehouden (V 184). Wij hebben dit meegenomen in de Voorjaarsnota 2022.

Op dit moment is Stedin in een traject om de vermogenspositie te versterken. Het investeringsniveau is de komende jaren, gezien de energietransitie, onverminderd hoog en daarmee ook de financieringsbehoefte. Stedin onderzoekt de mogelijkheid om nieuwe aandeelhouders aan zich te verbinden. Als dat niet of onvoldoende lukt, dan zal opnieuw gekeken worden naar de zittende aandeelhouders voor het aanschaffen van aandelen. De aandelenemissie kan gevolgen hebben voor het voor ons te ontvangen dividend. Wij ramen het dividend op basis van de laatst beschikbare (openbare) informatie. Op het moment dat blijkt dat ons geraamde dividend te hoog of te laag is, dan zullen wij u door middel van een wijzigingsvoorstel voorstellen het geraamde dividend aan te passen.

Evides
Bij de Voorjaarsnota 2020 hebben wij op basis van de dividendprognose het begroot dividend voor Evides meerjarig aangepast. Voor het dividend van Evides bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot. In de Najaarsnota 2020 hebben wij het meerjarig dividend verlaagd, om de solvabiliteit van Evides te verhogen.

Irado
Sinds 1 januari 2018 zijn wij aandeelhouder geworden van Irado. Wij bezitten, net als de gemeenten Schiedam en Vlaardingen, 1/3 deel van de aandelen. Op basis van de historische resultaten hebben wij een dividend begroot vanaf 2019 van 330. Voor het dividend van Irado bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot. Daarnaast hebben wij het signaal van Irado ontvangen dat zij ook te maken hebben met aanhoudende prijsstijgingen, waardoor zij verwachten dat het dividend onder druk komt te staan.

Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
Wij ontvangen ook jaarlijks dividend van de BNG. Jaarlijkse begroting is V 9.

Bandbreedte financiële gevolgen
Op dit moment is vooral het dividend van Stedin risicovol gezien de investeringsbehoefte van Stedin. Het nu geraamde dividend voor Stedin is op basis van de meest recente inzichten. Toch bestaat het risico dat het dividend niet of niet geheel gerealiseerd zal worden. Dit risico schatten wij in op een kans van 50%.

Beheersingsmaatregelen
Wij volgen de ontwikkelingen rondom de wetgeving en de bestuursbesluiten van Stedin, Irado en Evides nauwlettend.

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2016
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
Wij rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen.

Ondernomen en mogelijke acties
Voor Stedin is het begrote dividend verhoogd met V 184 in de Voorjaarsnota 2022.

Rekening 2021 Begroting 2022 Begroting 2023 Raming 2024 Raming 2025 Raming 2026 Raming 2027 Raming 2028 Raming 2029 Raming 2030
Stedin N.V. V392 V125 V847 V847 V847 V847 V847 V847 V847 V847
Evides N.V. V489 V426 V426 V444 V582 V582 V582 V582 V582 V582
Irado N.V. V623 V330 V330 V330 V330 V330 V330 V330 V330 V330
BNG N.V. V24 V9 V9 V9 V9 V9 V9 V9 V9 V9
Totaal V1.528 V890 V1.612 V1.630 V1.768 V1.768 V1.768 V1.768 V1.768 V1.768

4. Verleende borgstellingen voor instellingen

Terug naar navigatie - 4. Verleende borgstellingen voor instellingen

Omschrijving risico
Voor een aantal verenigingen en stichtingen staan wij garant voor leningen die zij zijn aangegaan. Het risico bestaat hierin dat als deze organisaties niet meer aan hun verplichtingen tot terugbetaling kunnen voldoen, de leningverstrekker een beroep kan doen op ons.

Specifieke risico’s
Vanwege aanvullende voorschriften van de provincie in het kader van het financieel toezicht, is dit een verplicht onderdeel geworden bij de bepaling van het weerstandsvermogen. Het betreft garanties voor leningen waarvoor de gemeente 100% borg staat, zonder betrokkenheid van een andere waarborginstelling. Het gaat om leningen aan Verpleeghuis Rijckehove, St. IJsselland ziekenhuis en het Rijksmonument Dorpsstraat 164, in totaliteit een bedrag van 8.776 (bedrag per 31-12-2022).

Bandbreedte financiële gevolgen
De ervaring leert dat geen enkele borgstelling wordt aangesproken. Vanuit het voorzichtigheidsbeginsel is het raadzaam een percentage te hanteren om de risico’s van deze borgstellingen te kwantificeren. Wij hebben dit percentage vastgesteld op 5%. Het risico komt dan uit op circa 439 (8.776 x 5%).

Beheersingsmaatregelen
De Verordening Borgstellingen Gemeente Capelle aan den IJssel 2020.

Verloop
Eerste moment van opname: begroting 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Financiën

Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
Wij rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
Bij de toetsing van de jaarstukken van de betrokken instellingen wordt gelet op het risico voor de gemeente.

Ondernomen en mogelijke acties
Niet van toepassing.

5. Oplopende rentelasten

Terug naar navigatie - 5. Oplopende rentelasten

Omschrijving risico
Het risico bestaat dat wij op termijn onvoldoende rentelasten in onze begroting verwerkt hebben en dat de rentepercentages stijgen.

Specifieke risico’s
Uit de liquiditeitsprognose blijkt dat er sprake is van een financieringsbehoefte gedurende, maar ook na, de looptijd van onze meerjarenbegroting. Door de toenemende financieringsbehoefte zal er sprake zijn van een oplopende rentelast. Gezien de hoge inflatiecijfers en de renteverhogingen die de ECB voornemens is door te voeren, wordt het risico op een stijgende rentelast groter. 

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment geprognosticeerde rentelasten zijn verwerkt in de begroting. Het gehanteerde rentepercentages vanaf 2023 is 3,0%

Wij presenteren hieronder de opgenomen rentelasten in de begroting. Daarnaast presenteren wij de rentelasten indien het rentepercentage stijgt naar 4,0% vanaf 2023 en wat het verschil is tussen deze twee. 

2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Rentelasten Begroting 2023 (ob.v. 3,0%) N892 N1.407 N1.944 N2.526 N3.085 N3.482 N3.908 N4.353
Rentelasten o.b.v. 4,0% N959 N1.658 N2.382 N3.167 N3.919 N4.455 N5.031 N5.631
Verschil N67 N251 N438 N641 N834 N973 N1.123 N1.278

Beheersingsmaatregelen
De beste beheersingsmaatregel is om structureel en reëel evenwicht in de begroting te hebben. Hierbij dienen de inkomsten ten minste gelijk te zijn aan de uitgaven en de investeringen maximaal de afschrijvingslast te bedragen. Het resterend risico is dan een stijgend rentepercentage. Als het rentepercentage bij financieringsbehoefte hoger is dan het begrote rentepercentage (3%), dan kan als maatregel gekozen worden voor een kortere looptijd om de rentelast te drukken. Om hier een goede keuze in te maken zal dan ook het effect hiervan op de renterisiconorm worden meegenomen in de afweging.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
In deze risicoparagraaf zullen wij communiceren over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
Wij monitoren continu de ontwikkeling van de rente.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij verwerken in de voorjaarsnota, begroting en najaarsnota de meerjarige ontwikkeling van de rente en stellen de te hanteren rentepercentages vast bij de begroting.

6. Onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen

Terug naar navigatie - 6. Onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen

Omschrijving risico
Het risico bestaat hierin dat wij op termijn in onze begroting onvoldoende kapitaallasten verwerkt hebben van bijvoorbeeld (vervangings-)investeringen in gebouwen, openbare ruimte (IBOR) en herstructureringen, maar ook voor de onderwijshuisvesting door het risico op inflatie.

Specifieke risico’s
Het risico is dat investeringskosten onderhevig zijn aan inflatie en dat investeringen hoger uitvallen dan begroot. Investeringen in activa zoals panden of objecten in de openbare ruimte hebben vaak een doorlooptijd van meerdere jaren. In deze periode kunnen de bouw- of projectkosten toenemen, waardoor de begroting van de investeringskredieten overschreden wordt. Een overschrijding van een investeringskrediet leidt tot een onrechtmatigheid in de jaarrekening van de gemeente en tot hogere kapitaallasten.
Eerder heeft u besloten de begroting duurzaam te willen transformeren. De eerste grote stappen daartoe zijn gezet met uw besluit het ten laste van de jaarlijkse exploitatie brengen van de afschrijvingslasten van de investeringen in de openbare ruimte (IBOR), de unilocaties voorgezet onderwijs en de sportparken. 

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment in beeld zijnde afschrijvingslasten zijn verwerkt in de (meerjaren)begroting 2023 tot en met 2030.


Beheersingsmaatregelen
Bij elk P&C document nemen wij de te verwerken nieuwe afschrijvingslasten mee in de afwegingen.

Verloop
Eerste moment van opname: Jaarrekening 2009.

Geactualiseerd: Jaarrekening 2010 (informatie over ondernomen en mogelijke acties), Begroting 2012 (informatie over genomen actie), Begroting 2014 (aanpassing naar aanleiding van transformatie), elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën

Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
In deze risicoparagraaf communiceren wij over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
Bij elke investering informeren wij u over de gevolgen voor de afschrijvingslasten. Daarnaast beoordelen wij bij de jaarrekening de activa op bestaan.

Ondernomen en mogelijke acties
In de financiële doorkijk na de meerjarenbegroting hebben wij de toename van de afschrijvingslasten opgenomen.

7. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Terug naar navigatie - 7. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Omschrijving risico
Wij zijn als tertiaire achtervang verantwoordelijk voor leningen van woningcorporaties, na het waarborgfonds sociaal domein (WSW) en de woningcorporaties. Woningcorporaties trekken leningen aan om het bouwen en onderhouden van sociale huurwoningen te financieren. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) staat hiervoor borg. Als een corporatie niet meer kan voldoen aan haar betalingsverplichtingen, neemt het WSW de leningen over. Er zijn verschillende buffers en vangnetten. Als deze niet toereikend zijn vraagt WSW rentelozeleningen op bij Rijk en gemeenten. Het Rijk staat voor 50% in de achtervang. 25% wordt verdeeld over alle gemeenten die borg staan. 25% wordt opgevraagd bij de gemeente die in de leningovereenkomst is genoemd. Tot op heden is op deze tertiaire achtervang nooit een beroep gedaan.
De financiële problemen bij een woningcorporatie waren voor een aantal gemeenten aanleiding om het effect van de achtervang op de risicopositie van gemeenten nader te bekijken. Hier is door de VNG drie voorstellen gedaan om deze risico’s te beperken en de scheefheid in de verdeling recht te zetten. In juli 2020 heeft de gemeente Capelle tegen alle drie de voorstellen gestemd. Het blijkt dat de verdeling van de laatste 25% leidt tot een scheefheid in de verdeling van het risico tussen gemeenten. De VNG heeft in overleg met WSW en Rijk een schriftelijk voorstel gedaan om die scheefheid recht te zetten. Dit voorstel werd via een ledenraadpleging voorgelegd. In mei 2021 heeft de gemeente een brief ontvangen betreffende een nieuwe standaardovereenkomst tussen het WSW en de gemeenten. Ook voor de bestaande leningen wordt een nieuwe overeenkomst opgesteld worden. De verdeelsleutel zal niet op bestaande leningen worden toegepast. Dit beperkt het grootste risico voor de gemeente.
Op andere onderdelen is er wel sprake van een toename van risico voor de gemeente, dat is bij herfinanciering. Omdat bij herfinanciering van (een deel) de portefeuille de nieuwe verdeelsleutel van toepassing is. De berekening die vorig jaar is gemaakt op basis van de lopende portefeuille geeft aan dat de impact(toename) 52% is. Het is wel afhankelijk in welk tempo de herfinanciering plaatsvindt en of de gehele portefeuille geherfinancierd wordt. 
In 2022 is de lening van Vestia waar wij garant voor stonden overgenomen, waardoor er geen sprake meer is van een gewaarborgde geldlening voor Vestia.

Specifieke risico’s
Niet van toepassing.

Bandbreedte financiële gevolgen
De woningcorporaties waarvoor de gemeente borg staat zijn Stichting Havensteder en Stichting Woonzorg. Het totale openstaande bedrag van deze corporaties is per 31 december 2022 287.393. De kans van voordoen schatten wij als laag: 1%. Het totale risicobedrag komt daarmee op 2.874. In de paragraaf Financiering is nader uiteengezet hoe de borgstelling is opgebouwd.

Beheersingsmaatregelen
Wij volgen de ontwikkelingen nauwlettend.

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2020. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
Wij rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen door de berichtgeving van de VNG. Beoordeling van de jaarstukken van het WSW en de oordeelsbrieven van de Autoriteit woningcorporaties(Aw).

Ondernomen en mogelijke acties
Als gemeente hebben wij hier geen invloed op.

Risico's sociaal domein

8. Participatiewet

Terug naar navigatie - 8. Participatiewet

Omschrijving risico
Risico’s met betrekking tot de ontwikkeling van de Rijksbijdrage BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten), Participatiebudget en Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw).

Specifieke risico’s
BUIG
De uitkomsten van de definitieve BUIG van het lopende jaar worden jaarlijks pas op of rond 1 oktober bekendgemaakt. Deze kunnen in hoge mate afwijken van het (nader) voorlopig budget BUIG.
Het definitief budget van enig jaar is ook niet te voorspellen. Het open einde karakter van de Participatiewet, in combinatie met de onvoorspelbaarheid van de hoogte van de rijksvergoeding via de BUIG, maakt het lastig om een betrouwbare meerjarenprognose op te stellen. Met de kennis van nu geven wij echter wel met een consistente benadering onze beste schatting van de meerjarige ontwikkeling van zowel de BUIG vergoeding als de uitkeringslasten. Terugkijkend over de afgelopen 10 à 15 jaar zijn wij over het algemeen “neutraal” uitgekomen met de vergoeding BUIG en de uitkeringslasten. De komende jaren voorzien wij een overschot op de Participatiewet. Daarom nemen wij voorzichtigheidshalve een risico op van de bedragen, die wij thans als meerjarig overschot in de begroting hebben verwerkt.

Bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand kent een open einde regeling. Veelal is niet goed te prognosticeren in welke mate inwoners van de gemeente Capelle aan den IJssel een beroep moeten doen op de bijzondere bijstand.

Alternatieve financiering loonkostensubsidie
Werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen kunnen daarvoor loonkostensubsidie ontvangen, als stimulans. Hiermee worden zij gecompenseerd als de loonkosten hoger liggen dan de werkelijke productiviteit van de werknemer.
Met ingang van 2022 is de financieringssystematiek van de garantiebanen en beschut werk gewijzigd, waarvoor Capelle in het BUIG-budget een deel aan loonkostensubsidie ontvangt. Het deelbudget voor loonkostensubsidie wordt dan elk jaar gebaseerd op de feitelijk gerealiseerde garantiebanen en beschut werk in het voorgaande jaar. Hiermee wordt de bekostiging reëler aangezien gemeenten gerichter budget ontvangen voor het aantal mensen dat zij plaatsen in een garantiebaan of beschut werk. In Capelle hebben doorgaans minder mensen een garantiebanen nodig dan waarvoor Capelle tot nu toe jaarlijks budget ontving. Door de reëlere inschatting van plaatsingen en te ontvangen budget, zouden wij in de komende jaren een daling van het budget kunnen verwachten. Of dit daadwerkelijk zo is, hangt af van meerdere factoren waaronder de ontwikkeling van het rijksmacrobudget en de economie. 

Dit risico heeft zich in 2021 niet voorgedaan en vooralsnog ook niet in 2022 , maar kan mogelijk gaan spelen in 2023. 

WSW
Mede op basis van een nadere beleidsmatige en financiële analyse zijn de effecten vanaf 2027 e.v. thans in een wijzigingsvoorstel (Primitieve Begroting 2023 Promen) in deze begroting opgenomen. 

Bandbreedte financiële gevolgen
Bandbreedte BUIG: N 3.238 in 2023, N 2.526 in 2024, N 2.196 in 2025 en N. 1.809 vanaf 2026. De kans dat dit risico zich voordoet schatten wij in op 50%.

Beheersingsmaatregelen
De realisatie op het Participatiebudget en de BUIG wordt continu gemonitord om optimaal gebruik te maken van het budget. De impact van de verandering van de financiering van de loonkostensubsidie wordt nauwlettend in de gaten gehouden.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2011

Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving

Bestuurlijk: Westerdijk

Communicatie
In de risicoparagraaf wordt aandacht gegeven aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande budgetten en bestedingen.

Bewaking
Wij rapporteren per P&C document en blijven de ontwikkelingen volgen.

Ondernomen en mogelijke acties
Bij de Najaarsnota worden de BUIG-budgetten meerjarig bijgesteld op basis van de prognoses van de GR IJsselgemeenten. Het bestedingsplan voor het participatiebudget van de GR IJsselgemeenten wordt telkens aan het begin van het jaar beoordeeld en de gemeentelijke budgetten worden, als daartoe aanleiding is, daarop aangepast bij de Voorjaarsnota. De begrotingen en het ondernemingsplan van Promen zijn geanalyseerd en de gemeentelijke begroting daarop aangepast.

9. Jeugdhulp

Terug naar navigatie - 9. Jeugdhulp

Omschrijving risico
Risico's met betrekking tot de Jeugdwet.

Specifieke risico’s
Het risico ontstaat door een aantal aspecten. Dit kan resulteren in zowel een positief als negatief risico voor onze gemeentelijke begroting. 
Deze aspecten zijn:

  1. Op basis van de definitieve jaarstukken 2021 van de GR Jeugdhulp gaan wij uit van een meerjarige inleg waarbij ons aandeel voor 2023 en verder 5,813% (2021: 5,306%) bedraagt van het totaal aan bijdragen van de deelnemende gemeenten. Dit gewogen gemiddeld percentage wordt gehanteerd voor de begroting 2023. Dit hogere aandeel wordt met name veroorzaakt doordat de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam (MVS-gemeenten) met ingang van 2023 de specialistische hulp zelf inkopen. De komende jaren moet duidelijk worden of dit een reëel percentage is.
  2.  Met ingang van 2023 wordt de vlaktaksmethodiek afgeschaft. Belangrijke reden om met het vlaktaksmodel te stoppen is de verschuiving naar individuele gemeentelijke verantwoordelijkheid voor en sturing op de jeugdhulpinzet (Regiovisie, 2023). Vanaf 2021 werd de bijdrage per gemeente bepaald door het gewogen gemiddelde te nemen over twee voorafgaande peiljaren. Evenals de rekenmethodiek (vlaktaks) die gehanteerd is tot en met 2020, betaalde bij deze rekensystematiek iedere gemeente uiteindelijk de eigen kosten. Echter eventuele schommelingen in de kosten werden gedurende twee jaar opgevangen in plaats van drie jaar. De afrekening in verband met de beëindiging van de vlaktaksmethodiek kan voor de deelnemende gemeenten voor- of nadelig uitpakken. Deze afrekening zal per ultimo 2022 plaatsvinden.
  3. In de jaarstukken 2021 van de GRJR is een structurele toename zichtbaar van het zorggebruik en de toegewezen zorg. De financiële gevolgen hiervan zijn in de Begroting 2023 structureel meegenomen. Eveneens is, in het kader van realistisch begroten, een trendmatige ontwikkeling opgenomen. Voor de jaren 2023 en 2024 varieert de trend per perceel. Voor 2025 en verder is gerekend met een algemene trend van 2,667%, omdat een trend per perceel op de langere termijn niet realistisch wordt geacht.
  4. Naar aanleiding van de uitspraak van de Commissie van wijzen is, in samenspraak met de gemeenten, besloten dat het kabinet de komende jaren extra middelen aan de gemeenten beschikbaar zal stellen voor de tekorten in de jeugdhulp. In de meicirculaire 2023 is de definitieve verdeling van € 1.445 miljoen ter compensatie van de tekorten in de jeugdzorg voor het jaar 2023 opgenomen. Tevens zijn voor de jaren daarna, tot en met 2026, incidentele middelen toegevoegd aan het gemeentefonds in lijn met de financiële reeks van de uitspraak van de Commissie van Wijzen (CvW). De provincie, als wettelijk toezichthouder heeft aangegeven dat gemeenten de middelen tot en met 2026 mogen meenemen in hun begroting. De provincie doet geen uitspraken over de jaren na 2026. De gemeenten zijn vrij in het bepalen in het bepalen van het (aandeel) percentage dat zij daarvoor in de begroting willen opnemen.
  5. Bovenop de eerder afgesproken kostenbesparende maatregelen zijn conform het coalitieakkoord extra kostenbesparende maatregelen opgenomen die oplopen van € 100 miljoen voor 2024, € 500 miljoen voor 2025 en 2026 en daarna structureel € 511 miljoen. Het Rijk draagt het budgettaire risico ingeval (een deel van) deze maatregelen geen of niet tijdig doorgang vinden.   
    De gemeente Capelle aan den IJssel volgt de afspraken die Rijk en VNG hebben gemaakt waarbij wij de rijksmiddelen en de kostenbesparende maatregelen ook voor de jaren na 2026 structureel voor 100% in onze meerjarenbegroting meenemen. Behalve de extra bijdrage voor 2022 zijn in de Hervormingsagenda Jeugd (juni 2021) ook voor de jaren vanaf 2023 bedragen opgenomen die aan gemeenten beschikbaar gesteld zullen worden. In 2022 gaat het om 1,9 miljard euro. Het bedrag loopt af naarmate besparende maatregelen uit de hervormingsagenda Jeugd effect hebben. De provinciaal toezichthouder heeft aangegeven dat gemeenten rekening kunnen houden met 100% van de extra bijdragen met ingang van 2023. Voor 2023 zijn de extra inkomsten ook opgenomen in de Algemene uitkering. Voor 2024 en verder houden wij rekening met een aflopende stelpost voor de extra inkomsten,
    Daarnaast zijn er risico’s die niet, of minder goed te kwantificeren zijn zoals:
    o    maatregelen die wij niet of later in de tijd doorvoeren,
    o    geen of te late compensatie daarvoor door het Rijk,
    o    sterkere ontwikkeling van de vraag naar jeugdhulp,
    o    schaarser worden van personeel dat werkzaam is in de jeugdhulp. 
    De GRJR heeft medio 2022 aan het Rijk te kennen gegeven dat, op basis van de concept hervormingsagenda en de daaraan gerelateerde kostenbesparende maatregelen, een volledige realisatie van de taakstelling niet haalbaar wordt geacht. In het 4e kwartaal van 2022 wordt de hervormingsagenda definitief en is naar verwachting een betere inschatting te maken van de regionale mogelijkheden en hoe dit lokaal doorvertaald kan worden.
  6. Gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering hebben een autonoom verwijsrecht naar residentiele jeugdhulp. Daar kunnen wij niet rechtstreeks op sturen. Dit zijn veelal duurdere vormen van jeugdhulp.
  7. Het CJG ziet zich geconfronteerd met een sterke toename van de vraag naar lokale jeugdhulp. Oorzaken hiervan zijn de verschuiving van regionaal ingekochte jeugdhulp naar lokale jeugdhulp via CJG, meer jeugdigen en gezinnen met een hulpvraag en de impact van Corona. Daarnaast leidt de succesvolle inzet van het CJG op samenwerking met basisvoorzieningen tot meer ondersteuningsvragen.
  8. Met ingang van de Begroting 2023 neemt de GRJR geen bedrag voor risico's voor jeugdhulp op in haar begroting. In de begroting 2022 van de GRJR was hiervoor nog een bedrag van ca. € 3,6 miljoen (1,5%) opgenomen. 

Bandbreedte financiële gevolgen 
1 t/m 4, 6, 7 en 8: P.M.
5: 25% lagere inkomsten c.q. 25% lagere besparingen op de uitgaven: 1.630 vanaf 2024. De totale omvang van de hogere inkomsten en kostenbesparende maatregelen is vanaf 2024 jaarlijks 6.520. 
De kans dat deze risico’s zich voor zullen doen is op basis van onze verordening 25%.

Beheersingsmaatregelen

  1. Een adequate controle systematiek ten aanzien van declaraties en facturen.
  2. Intensiveren van het contractmanagement met de aanbieders van jeugdhulp.
  3. Komen tot afspraken met de huisartsen in Capelle over het verwijzen van jeugdigen naar de Stichting CJG Capelle aan den IJssel in plaats van rechtstreeks naar specialistische jeugdhulpaanbieders. Tevens komen tot afspraken met gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering over samenwerking bij de hulp rondom jeugdigen.
  4. Structureel overleg met de Stichting CJG Capelle aan den IJssel over het feitelijke (lokale) jeugdhulpgebruik en de benodigde middelen.
  5. In het kader van de bezuinigingsopdracht, onderdeel "kostenbeheersing Jeugd", zal onze gemeente een onderzoeksopdracht (laten) uitvoeren om te bezien of de organisatie van jeugdhulp voor onze gemeente geoptimaliseerd kan worden.
  6. In de hervormingsagenda jeugd wordt er gewerkt aan verbetering van de toegang tot en kwaliteit van jeugdhulp en een betere beheersing van de kosten. Door inzicht over het functioneren van het systeem is het streven om in de toekomst adequate beheersmaatregelen te kunnen implementeren.

Verloop
1e moment van opname: Najaarsnota 2015.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Faassen

Communicatie
P&C-documenten van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

Bewaking
Kwartaalrapportages van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

Ondernomen en mogelijke acties
De gemeente is een opdracht gestart om te onderzoeken in hoeverre de organisatie jeugdhulp geoptimaliseerd kan worden.   

10. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Terug naar navigatie - 10. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Omschrijving risico
Sinds 2015 zijn wij verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo-2015. Er spelen verschillende ontwikkelingen, waardoor het lastig is een nauwkeurige bestedingsplanning op te stellen.

Specifieke risico’s
De uitvoering van de Wmo-2015 is onderhevig aan wet- en regelgeving, betreft een openeinderegeling en is mede door de demografische ontwikkelingen (vergrijzing in Capelle) en invoering abonnementstarief een toenemende vraag naar Wmo-voorzieningen ontstaan. Daarnaast is er een verschuiving zichtbaar van de zorgzwaarte naar minder zware vormen van ondersteuning. Tevens richt Rijksbeleid zich op langer thuis blijven wonen en extramuralisatie waardoor inzet van Wmo- maatwerkvoorzieningen langer nodig is. Mede hierdoor kunnen de gehanteerde uitgangspunten in werkelijkheid de komende jaren afwijken van de begrote uitgaven. 

Daarnaast spelen binnen de Wmo de volgende ontwikkelingen/risico’s:

  • In de meerjarenbegroting zijn toekomstige prijsstijgingen en –indexaties niet meegenomen. Deze vloeien voort uit contractuele afspraken en toepassing van de AMvB (vaststellen reële kostprijs) en dienen periodiek herzien te worden. De richtlijn van de AMvB reële kostprijs schrijft voor dat voor Wmo- diensten (huishoudelijke ondersteuning, begeleiding en dagbesteding) een reële kostprijs vastgesteld moet worden. Dit ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van diezelfde voorziening. Om tot een reële kostprijs te komen maken wij gebruik van de landelijk beschikbaar gestelde rekentool opgesteld binnen een samenwerking van de brancheorganisaties alsook de VNG. Toekomstige prijsindexaties zijn onvermijdelijk en financiële dekking dient uit de algemene accressen die aan het gemeentefonds toegevoegd worden gezocht te worden;
  • In 2022 wordt de aanbesteding met betrekking tot de Wmo- hulpmiddelen afgerond. Verwacht werd dat de prijs voor de Wmo- hulpmiddelen zou stijgen. Hiervoor is er in de Najaarsnota 2021 besloten tot het beschikbaar stellen van een aanvullend krediet. De uiteindelijke financiële consequenties zijn echter voor nu onbekend, dit is afhankelijk van de resultaten van de aanbesteding;
  • Een van de hoofdpunten van de Wmo en dus ook van ons beleidskader, is extramuralisering, dat wil zeggen dat mensen zo lang mogelijk, zo zelfstandig mogelijk blijven wonen. Om dit mogelijk te maken, zijn investeringen in de sociale basisinfrastructuur en preventie een inzet van maatwerkvoorzieningen nodig;
  • Op basis van CBS- cijfers laat de demografische groei binnen Capelle aan den IJssel een afvlakking zien in het aantal 65-plussers alsook in de totale omvang van Capellenaren. Tevens is een trend zichtbaar dat de zorgzwaarte van de Wmo- diensten afvlakt naar minder zware vormen van ondersteuning. Rijksbeleid blijft de komende jaren gericht op extramuralisatie en langdurig thuis wonen, waardoor het in lijn der verwachting ligt dat de huidige indicaties Wmo een langere geldigheidsduur hebben dan voorheen om het langer zelfstandig thuis blijven wonen mogelijk te maken. Het is dan ook reëel te veronderstellen dat de kosten hierdoor voor Wmo- diensten op termijn zullen stijgen.   
  • In voorgaande begrotingen is een risico opgenomen voor wat betreft resultaatgericht indiceren en financieren. In uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is geoordeeld dat een Capellenaar die ondersteuning ontvangt vanuit de Wmo recht heeft op de hoogte te worden gebracht op hoeveel uren en minuten ondersteuning zij kan rekenen. In een resultaatgerichte beschikking wordt geen tijd opgenomen. In plaats daarvan wordt het beoogde doel, het te behalen resultaat, omschreven. Capelle aan den IJssel werkt sinds 2015 resultaatgericht. Naar aanleiding van de uitspraken heeft Capelle aan den IJssel haar beleid verder geoptimaliseerd en meer rechtszekerheid aangebracht in het resultaatgericht indiceren, door de Capellenaar op de hoogte te brengen welke huishoudelijke taken zij recht heeft en met welke frequentie en niet langer alleen een resultaat. Capelle is van mening dat hierdoor voldoende rechtszekerheid is aangebracht in lijn met de uitspraken van de CRvB. Op 15 januari 2020 heeft de minister van VWS een voorstel tot wijziging van de Wmo 2015 in consultatie gebracht. Een van de belangrijkste onderdelen van de beoogde wijziging bestaat uit de mogelijkheid voor een gemeente om resultaatgericht te indiceren en financieren. Gemeenten worden met het nieuwe wetsvoorstel opgedragen om bij of krachtens Verordening vast te stellen in welke gevallen resultaatgericht wordt beschikt. De minister is immers van mening dat resultaatgericht indiceren goed aansluit bij het uitgangspunt van de Wmo 2015 om maatwerk centraal te stellen. De minister streeft ernaar om het wetsvoorstel spoedig in werking te laten treden. Nu de rechtszekerheid rondom de resultaatgerichte indicatie wordt geborgd, is er niet langer sprake van een financieel risico wat opname in de risicoparagraaf van de begroting noodzakelijk maakt.

En voor Wmo-collectief:

  • De commissie “Toekomst Beschermd Wonen” adviseert de functies beschermd wonen en maatschappelijke opvang verder te normaliseren. Concreet betekent dit minder opnames in een intramurale setting en meer opvang en begeleiding in de wijk. Deze extramuralisering is nu al merkbaar en zal de komende jaren verder toenemen. Met ingang van 2024 vindt de doordecentralisatie van Beschermd Wonen plaats. De verantwoordelijkheid verschuift van centrumgemeente Rotterdam naar alle zeven gemeenten in de Beschermd Wonen-regio, waaronder onze gemeente. Maatschappelijke Opvang wordt op een later tijdstip doorgedecentraliseerd. Het Regionaal Beleidsplan Maatschappelijke Ontwikkeling en Beschermd Wonen 2022-2026 is op 7 februari 2022 door uw raad vastgesteld. 
  • Bij de overgang van taken hoort ook de overgang van middelen. Voor Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang komt er een nieuw objectief verdeelmodel waarbij ook de huidige middelen voor begeleiding worden meegenomen. Vanwege de onzekerheid over de financiële consequenties, is gekozen voor een ingroeipad naar het objectief verdeelmodel van meerdere jaren. Wij ontvangen middelen met ingang van 2024. Gedurende het ingroeipad gaan de middelen geleidelijk over van centrumgemeente Rotterdam naar de regiogemeenten, waaronder Capelle. De Gemeente Rotterdam een meerjarenraming voor de regio gemaakt. Tot en met 2030 wordt geen tekort voorzien. Daarna kan een tekort ontstaan. De omvang daarvan is nog niet goed in te schatten.

Bandbreedte financiële gevolgen: 
P.M.

Beheersingsmaatregelen
Bewaken en monitoren van de meerjarige prognose.
Monitoren en volgen van landelijke ontwikkelingen.
Onderzoeken mogelijkheden om uitgaven van de Wmo verder te beheersen, waarbij wij de inwoners passend blijven ondersteunen.

Verloop
1e moment van opname: Voorjaarsnota 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Wilson

Communicatie
De meest recente ontwikkelingen zijn opgenomen in deze omschrijving.

Bewaking
Wij rapporteren per P&C-document en blijven de ontwikkelingen volgen.

Ondernomen en mogelijke acties
Wmo -collectief: Regelmatig overleg met regiogemeenten en de gemeente Rotterdam. Hierbij zijn begroting en prognose na beoordeling besproken en zo mogelijk aangepast.

11. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Terug naar navigatie - 11. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Omschrijving risico
Inkomensondersteunende regelingen zijn succesvol bij hoog bereik en gebruik maar kunnen bij sterk toenemend gebruik zorgen voor oplopende kosten.

Specifieke risico’s
Veel inkomensondersteunende maatregelen zoals de bijzondere bijstand en de individuele inkomenstoeslag zijn feitelijk succesvol wanneer het bereik en gebruik hoog is. Gezien de aard van de regelingen is uitsluiting van gebruik door Capellenaren niet mogelijk en niet gewenst. 

Dit risico geldt elk jaar. Mogelijk stijgt het gebruik van de regelingen in 2023, omdat als gevolg van de hoge inflatie van de financiële bestaanszekerheid van meer Capellenaren onder druk zal komen te staan. Hoe dit daadwerkelijk uitpakt is in grote mate afhankelijk van de reparatie van de koopkracht door het kabinet in 2023.

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De te nemen maatregelen zijn afhankelijk monitoring van de budgetten. Dit leidt tot eventueel bijstelling van beleid of aanpassing van het beschikbare budget.

Verloop
Eerste moment van opname: Najaarsnota 2018.
Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving

Bestuurlijk: Westerdijk

Communicatie
Communicatie via reguliere P&C-cyclus.

Bewaking
Budgetten worden gemonitord waarna bijstelling van beleid zou kunnen volgen of aanraming van het beschikbare budget.

Ondernomen en mogelijke acties
Met de door het Rijk beschikbaar gestelde middelen zijn inwoners van onze gemeente, die de steun nodig hadden, geholpen.

Overige risico's

12. Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs

Terug naar navigatie - 12. Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van de nieuwbouw voor het Comenius College.

Specifieke risico’s
U heeft in uw vergadering van 15 februari 2010 ingestemd met de notitie ‘de ontwikkeling van twee unilocaties’, waarin de nieuwbouw van het Comenius College is benoemd. Deze nieuwbouw valt uiteen in twee fases. De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze fases is vastgelegd in de beschikking van 17 december 2010 met kenmerk D41/182856. De eerste fase is inmiddels in gebruik genomen. De tweede fase zou volgens deze beschikking mogelijk in 2023 in gebruik worden genomen. Door vertegenwoordigers van het Comenius College is in 2017 aangegeven dat de school en het schoolbestuur voordelen zien in een latere in gebruik name van de tweede fase. Inmiddels wordt uitgegaan van een oplevering van de tweede fase in 2028.
De beschikking van 2010 ging uit van een ruimtebehoefte, gebaseerd op 1.341 leerlingen. Op de teldatum 1 oktober 2021 had deze locatie echter 1.832 leerlingen. Volgens de meest recente prognose (januari 2022) is de verwachting dat op 1 oktober 2039, de laatste teldatum die in de prognose is opgenomen, er zich 1.849 leerlingen op deze locatie bevinden. Een dergelijke stijging van het aantal leerlingen ten opzichte van de oorspronkelijke beschikking leidt tot de noodzaak van het realiseren van meer onderwijskundige vierkante meters. 
Naar aanleiding van de gegevens van 2010 verwachtten wij destijds in 2010 dat voor de tweede fase van het Comenius College circa N 3.000 aan financiering nodig zou zijn voor de realisatie van de benodigde onderwijskundige vierkante meters (inclusief gymvoorziening, maar exclusief sloop, verhuizing en tijdelijke huisvesting). Bij het verloop van de Reserve Grote investeringen was beoogd dat het saldo beschikbaar was om de tweede fase van het Comenius College af te ronden. Het ‘Besluit Begroting en Verantwoording’ schrijft voor dat te activeren kosten zowel de vervaardigingprijs omvat, als de overige rechtstreeks aan de vervaardiging te relateren kosten. Om deze reden leidt de investering voor nieuwbouw van de tweede fase van het Comenius College op de bestaande locatie altijd tot een structurele extra kapitaallast binnen de gemeentelijke begroting.
In beginsel gaan wij uit van de VNG normbedragen, maar wij monitoren ook de mate waarin realistische marktconforme investeringen zich verhouden tot deze normbedragen. De aanbesteding staat pas over enkele jaren gepland. Het laat zich moeilijk voorspellen hoe de normbedragen en het marktconforme prijspeil zich in de loop van de jaren ontwikkelen. Er is een bedrag van € 16,5 miljoen inclusief BTW (het gemiddelde van de bandbreedte en prijspeil 2021), extracomptabel opgenomen in onze meerjarenbegroting, uitgaande van de meest recente prognoses, inclusief realisatie van twee gymzalen en alle overige kosten. Aanbesteding zal naar verwachting in 2024 of 2025 plaatsvinden, dit bedrag zal dan ook nog geïndexeerd worden. De beslissing of er één of twee gymzalen dienen te worden gebouwd zal in 2023 of 2024 volgen. Wij hebben de intentie om bij de Voorjaarsnota 2023, een voorstel aan u voor te leggen over het investeringsbedrag. Dit bedrag zal in het jaar van of voorafgaand aan aanbesteding geïndexeerd moeten worden. Sloop van het oude deel van het Comenius College vindt volgens de huidige planning plaats in 2026. 
Bij de nieuwbouw van scholen hebben wij de intentie om tijdelijke huisvesting zoveel mogelijk te beperken en indien tijdelijke huisvesting toch noodzakelijk is, proberen wij deze huisvesting opvolgend voor meerdere scholen in te zetten. Op deze wijze gaan wij zo efficiënt mogelijk om met (de financiële lasten voor) tijdelijke huisvesting. In vervolg op vaststelling van de Najaarsnota 2018 en Voorjaarsnota 2019 is daarom aan de Lijstersingel tijdelijke huisvesting voor scholen gerealiseerd, verdeeld over twee gebouwen. Deze tijdelijke huisvesting werd in eerste instantie ingezet voor de Eben Haëzerschool en De Bouwsteen. In de loop van 2022 wordt deze huisvesting voor een deel van de leerlingen van de scholen aan de Meeuwensingel ingezet. En tot slot, vanaf 2026, voor een deel van de leerlingen van het Comenius College.

Bandbreedte financiële gevolgen
De resterende investeringsbehoefte voor de nieuwbouw van de tweede fase Comenius College bedraagt 13.000 tot 20.000 met een afschrijvingslast (exclusief rente) van maximaal 500 structureel. De bijbehorende financieringslast bedraagt maximaal 600 (3 % rente * maximale bouwsom). De kans van voordoen beschouwen wij als hoog. Vanwege de grote omvang van het krediet hebben wij, vooruitlopend op besluitvorming, extracomptabel in de meerjarenbegroting al een bouwsom opgenomen ter hoogte van het gemiddelde van de weergegeven financiële bandbreedte. Wij verwachten in de Voorjaarsnota 2023 een voorstel voor de nieuwbouw op te nemen.

Beheersingsmaatregelen
Prognoses zijn zo goed mogelijke voorspellingen voor de toekomst op basis van de meest recente aanwezige gegevens. Met name op schoolniveau kunnen in de loop der jaren wijzigingen in de prognoses plaatsvinden en ook in de praktijk kan het leerlingenaantal afwijken van prognoses. Hierom laten wij prognoses gewoonlijk om de twee jaar actualiseren. De komende jaren laten wij jaarlijks prognoses opstellen voor alle scholen in Capelle, naar aanleiding waarvan ook de financiële prognose voor de tweede fase van het Comenius College bijgesteld wordt.

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2017. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd).

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij aandacht aan de te verwachten financiële financieringsbehoefte voor de tweede fase van het Comenius College.

Bewaking
Naar aanleiding van prognoses brengen wij jaarlijks het aantal te verwachten vierkante meters en de financieringsbehoefte in kaart.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij verwachten in de Voorjaarsnota 2023 een voorstel voor de nieuwbouw op te nemen.

13. Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting

Terug naar navigatie - 13. Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting

Omschrijving risico
Wij zijn over het algemeen geen eigenaar van schoolgebouwen, maar bezitten wel het zogenoemde ‘economisch claimrecht’. Dit betekent dat het eigendom van een schoolgebouw naar de gemeente terugvloeit, zodra het onderwijs in dit gebouw stopt. Wanneer scholen voornemens zijn om op termijn te sluiten, brengt dit zowel financiële als niet- financiële risico’s met zich mee. Wanneer scholen daarentegen groeien, moet de gemeente zorg dragen voor voldoende adequate onderwijshuisvesting en hebben scholen recht op een bedrag voor eerste inrichting en onderwijsleerpakket. Dit brengt financiële risico’s met zich mee.

Specifieke risico’s
Het eigendom van schoolgebouwen kan bij verschillende partijen liggen, maar over het algemeen ligt het juridisch eigendom van een schoolgebouw bij het schoolbestuur. Bij het beëindigen van het gebruik van een schoolgebouw door een schoolbestuur wordt het eigendom van dit gebouw aan de gemeente ‘om niet’ overgedragen. Dit wordt ook wel het ‘economisch claimrecht’ van gemeenten genoemd.
In zijn algemeenheid geldt dat indien een schoolbestuur besluit om een onderwijslocatie te sluiten en het bijbehorende gebouw over te dragen aan de gemeente, dat er dan sprake is van een (onvermijdelijke) permanente, dan wel tijdelijke groei van de gemeentelijke vastgoedportefeuille. Dit brengt soms mogelijkheden met zich mee. Wellicht dat het gebouw gebruikt kan worden voor een andere school, dat het gebouw en de grond verkocht en/of in gezet kan worden voor herontwikkeling, dan wel dat er huurders gevonden worden. Echter, het brengt ook risico’s met zich mee. Maatschappelijke risico’s in de zin dat een school, die vaak een belangrijke rol in een buurt vervult, verdwijnt en het risico op leegstand van een pand. Ook financieel liggen er risico’s. Als wij bijvoorbeeld besluiten een gebouw te slopen, brengt dit kosten met zich mee. Indien wij wensen dat het gebouw in gebruik blijft zijn er -zolang er geen gebruiker/huurder bekend is- risico’s aangaande onderhouds- en exploitatielasten. De gemeente betaalt nu al de kosten voor OZB en verzekeringen van schoolgebouwen, voor deze financiële componenten is dan ook dekking binnen de huidige gemeentelijke begroting.
Wanneer scholen groeien, moet de gemeente zorg dragen voor voldoende adequate onderwijshuisvesting, de kosten voor OZB en verzekeringen betalen en hebben scholen recht op een bedrag voor eerste inrichting en onderwijsleerpakket.

Bandbreedte financiële gevolgen
Niet te kwantificeren. Indien het zich voordoet betreft het eenmalige kosten. De kans van voordoen beschouwen wij als gemiddeld (50%).

Beheersingsmaatregelen
Wij laten prognoses maken om de leerlingenontwikkeling te monitoren. Naar aanleiding daarvan maken wij een analyse over welke scholen wel en niet, binnen de huidige wet- en regelgeving, formeel als zelfstandige school (of nevenvestiging) kunnen blijven bestaan. Ook maken wij een analyse over welke scholen in de toekomst recht zouden kunnen krijgen op extra onderwijskundige ruimte en een financiële bijdrage aangaande eerste inrichting en onderwijsleerpakket. Hierover treden wij in overleg met de schoolbesturen.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2017. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd).

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving en afdeling Dienstverlening
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij blijvend aandacht aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande de mogelijke opheffing van scholen, evenals aan de mogelijke financiële gevolgen van de stijging van het leerlingenaantal bij specifieke scholen.

Bewaking
Via het ‘Op Overeenstemming Gericht Overleg’ bespreken wij met de schoolbesturen de ontwikkelingen aangaande de leerlingenaantallen en de toekomst van onderwijshuisvesting.

Ondernomen en mogelijke acties
Jaarlijks laten wij leerlingprognoses maken om de leerlingenontwikkeling te monitoren. Deze prognoses zijn verwerkt in het geactualiseerde Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs die in de raad van 7 maart 2022 is vastgesteld.  

14. Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Terug naar navigatie - 14. Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke prijsstijging van de ontwikkelingen voortvloeiende uit het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO).

Specifieke risico’s
Bij vaststelling van de Najaarsnota 2018 heeft u besloten om een bedrag beschikbaar te stellen van in totaal 20.100 voor:

  • nieuwbouw aan de Meeuwensingel voor De Horizon, De Klim-Op en voor enkele lokalen van de Montessorischool, inclusief gymzaal (ontwikkeling 1) en
  • nieuwbouw onderwijshuisvesting in de Florabuurt omgeving, inclusief gymzaal (ontwikkeling 2).

Opvolgend op de Najaarsnota 2018 hebben wij in januari 2019 voor de ontwikkeling 2 een beschikking afgegeven waarin staat opgenomen dat vervangende nieuwbouw van de desbetreffende scholen wordt toegekend. Schoolbesturen kunnen hieraan dan ook rechten ontlenen. Voor ontwikkeling 2 hebben wij (vooralsnog) geen beschikking afgegeven waarmee vervangende nieuwbouw wordt toegekend. De reden hiervoor is dat onderwijshuisvestingsontwikkelingen in Schenkel onlosmakelijk verbonden zijn met de gebiedsontwikkeling Florabuurt. Uw raad heeft hierover in december 2021 besloten, met daarbij ook de intentie uitgesproken om nieuwbouw te realiseren voor De Triangel en De Klim-Op, locatie Bongerd. Voor ontwikkeling 1 en 2 is bij vaststelling van de Voorjaarsnota 2022 het budget aangepast aan de prijsontwikkeling. Bij de ontwikkeling in de Florabuurt gaan wij er vanuit dat tijdelijke huisvesting niet nodig is. Indien dit wel nodig blijkt te zijn, dit is afhankelijk van de uiteindelijke planvorming, brengt dit aanvullende kosten met zich mee.

Bandbreedte financiële gevolgen
Aanvullende investeringsbehoefte van 0 tot 3.500 met een afschrijvingslast van maximaal 88 structureel vanaf 2027 en een rentelast van maximaal 35. De kans van voordoen beschouwen wij gezien de huidige marktomstandigheden in de bouw als gemiddeld (50 %), omdat de bij de Voorjaarsnota 2022 vastgestelde investeringsbedragen zijn aangepast aan de te verwachten marktomstandigheden, maar de toekomstige marktomstandigheden niet exact te voorspellen zijn.

Beheersingsmaatregelen
Eerst zal besluitvorming plaatsvinden door uw raad (vaststellen kaders), waarna vervolgens beschikkingen afgegeven zullen worden aan de desbetreffende schoolbesturen. De fasering kan per ontwikkeling verschillen. De projecten zijn ingebed in een projectstructuur waarbinnen wij diverse kaders zoals inhoud, planning en financiën zorgvuldig en realistisch op elkaar afstemmen.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd)

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij, in ieder geval tot aan het moment van gunning, aandacht aan de mogelijke financiële risico’s voor de 2 genoemde ontwikkelingen.

Bewaking
Wij blijven de ontwikkeling van de aanneemsommen en de eventuele overschrijdingen volgen om de financiële risico’s te beoordelen.

Ondernomen en mogelijke acties
Het SHO is geactualiseerd en vastgesteld in de gemeenteraad van 7 maart 2022.

15. Overschrijding budget door hogere aanneemsom

Terug naar navigatie - 15. Overschrijding budget door hogere aanneemsom

Omschrijving risico’s
Door de aantrekkende economie in de afgelopen jaren is er sprake van hogere prijzen voor materiaal en arbeid. Dit wordt versterkt door de Coronapandemie waardoor een tekort aan grondstoffen is ontstaan waardoor de prijzen stijgen. Ook de oorlog in Oekraïne draagt hier aan bij. De inflatiecijfers over het eerste half jaar van 2022 zijn zeer fors. Dit zien wij terug in de aanbestedingen. Het risico bestaat dat de aanneemsom het beschikbare budget (structureel) significant overschrijdt. Dit kan ook effect hebben op de financiering van de gemeente: de benodigde externe financiering en de rentelasten nemen toe.

Specifieke risico’s
De afgelopen jaren zijn wij geconfronteerd met duurder uitvallende investeringen, bijvoorbeeld voor het zwembad Aquapelle (Voorjaarsnota 2018), het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (Najaarsnota 2018), projecten in de openbare ruimte (Voorjaarsnota 2020, Voorjaarsnota 2022) of de energielasten (Voorjaarsnota 2022, Begroting 2023). De prijzen in de bouw zijn behoorlijk gestegen. Het risico bestaat dat meer projecten en reguliere budgetten in de toekomst boven hun budget uitkomen.

Bandbreedte financiële gevolgen
De indicatieve bandbreedte is 0 - 5.000. De kans van voordoen schatten wij in op 75%.

Beheersingsmaatregelen
Niet van toepassing

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2019

Verantwoordelijken
Ambtelijk: gehele organisatie
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
Indien wij op basis van aanbestedingen kunnen concluderen dat er sprake is van structurele overschrijdingen, leggen wij u een wijzigingsvoorstel voor in de Begroting, Voorjaarsnota of Najaarsnota. 

Bewaking
Wij blijven de ontwikkeling van de aanneemsommen en de eventuele overschrijdingen volgen om de financiële risico’s te beoordelen. Daarnaast zijn er in de Financiële Verordening 2022 spelregels opgenomen wanneer wij de raad actief informeren over de verwachte prijsstijgingen. 

Ondernomen en mogelijke acties
Voor indexeringen plaatsen wij jaarlijks bij de Begroting een Stelpost Prijzen / Indexeringen op programma 0. 

16. Grondexploitaties

Terug naar navigatie - 16. Grondexploitaties

Omschrijving risico
Voor de toekomstige verwachte kosten en opbrengsten worden aannames gebruikt ten aanzien van planning, verwachte verkoopprijzen, geraamde kosten, verwachte rentelasten, plankosten, etc. Er zijn verschillende onzekerheden en risico’s die het begrote financiële eindresultaat van de grondexploitatie kunnen beïnvloeden. Er is een onderscheid te maken tussen enerzijds risico’s en kansen met betrekking tot de kosten en opbrengsten die specifiek binnen een grondexploitatiecomplex kunnen worden erkend en anderzijds risico’s en kansen die voor de grondexploitatieportefeuille als geheel gelden.

Specifieke risico’s
In de geheime Actualisatie Grondexploitaties versie Voorjaarsnota 2022 beschrijven wij de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

Bandbreedte financiële gevolgen
Kans: 864
Risico: 6.035
Het betreft verschillende soorten risico’s. In de bepaling van de bandbreedte is reeds rekening gehouden met de kans van voordoen. Daarom zijn de risico's en de kansen voor de bepaling van de weerstandsratio voor 100% meegenomen. 

Beheersmaatregelen
In de geheime Actualisatie Grondexploitaties beschrijven wij de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Najaarsnota 2019

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Faassen

Communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.

Bewaking
In de geheime Actualisatie Grondexploitaties beschrijven wij de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

Ondernomen en mogelijke acties
In de geheime Actualisatie Grondexploitaties beschrijven wij de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

17. Impact nieuwe Omgevingswet en Wkb op leges omgevingsvergunningen

Terug naar navigatie - 17. Impact nieuwe Omgevingswet en Wkb op leges omgevingsvergunningen

Omschrijving risico
Met de invoering van de Omgevingswet, en die hieraan gekoppelde Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb), wijzigt de wet- en regelgeving voor bouwinitiatieven en omgevingsvergunningen. Er zullen ook veranderingen optreden in de vergunningplicht, en daarmee in de legesheffing. Wij verwachten geen financiële gevolgen bij de invoering van de Omgevingswet, maar wel bij invoering van de Wkb (gepland 1 januari 2023) en mogelijk ook op termijn bij de vaststelling van het Omgevingsplan (vooralsnog gepland in 2025). Uw raad bepaalt in het Omgevingsplan op welke wijze u invulling geeft aan deregulering en vergunningplichten voor bepaalde activiteiten. Tijdens de voorbereiding van het Omgevingsplan informeren wij u ook over de financiële gevolgen van de opties. De Omgevingswet maakt het heffen van leges voor milieubelastende activiteiten weer mogelijk; sinds 1998 was dit niet toegestaan. Bij de herziening van de Leges verordening 2023 leggen wij u een voorstel voor.

Specifieke risico’s
Lagere opbrengsten uit leges omgevingsvergunningen.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het risico is op dit moment niet te kwantificeren.

Beheersingsmaatregelen
Niet van toepassing

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2021

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Stadsbeheer
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Communicatie
Momenteel is in onderzoek wat de financiële impact is van de nieuwe omgevingswet. Zodra hier meer bekend over is zullen wij u hierover informeren.

Bewaking
Niet van toepassing

Ondernomen en mogelijke acties
Niet van toepassing

18. Vervangingsinvesteringen duikers en hogere baggerkosten

Terug naar navigatie - 18. Vervangingsinvesteringen duikers en hogere baggerkosten

Omschrijving risico
Aan het nieuwe Beleidsplan Water en Riolering wordt momenteel invulling gegeven. Zonder al concreet aan te kunnen geven welke maatregelen benodigd zijn voor het vervangen van duikers, blijkt wel dat het tijdig ophalen (rijzen) van duikers de komende jaren meer inspanning zal vergen. Over de wijze van uitvoering en financiële bijdrage van HHSK aan het vervangen van duikers en beschoeiingen bestaat verschil van inzicht tussen de gemeente en HHSK. Dit zorgt voor vertraging van de uitvoering van de geplande onderhoudsmaatregelen aan duikers, beschoeiingen en het op te stellen beleidsplan water en riolering. Voor duikers rekenen wij vooralsnog met een extra jaarlijkse investering van N 100 - N 150. Voor de baggerkosten van HHSK gaan wij vooralsnog uit van jaarlijkse gemiddeld circa N 150 - N 250 vanaf 2023. 

Specifieke risico’s
Hogere kapitaallasten als gevolg van de benodigde investeringen en hogere baggerkosten dan momenteel begroot staat.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het financieel risico (structureel) schatten wij vooralsnog binnen de bandbreedte van jaarlijks N 100 - N 150 aan investeringskosten voor de duikers. De kans van voordoen schatten wij in op 75%. Met betrekking tot de baggerkosten zijn wij nog in afwachting van het definitieve baggerplan van HHSK dat volgens planning eind 2022 volgt. Het financieel risico schatten wij vooralsnog in binnen de bandbreedte van N 1.500 - N 2.500. De voorbereidingsperiode van HHSK is 2020-2023 gevolgd door de uitvoeringsperiode van 2024-2027. Iedere 10 jaar vindt deze baggercyclus van 4 jaar plaats. De jaarlijkse benodigde dotatie aan de egalisatiereserve Water bedraagt daarmee gemiddeld N 150 - N 250. Naast het baggeren door HHSK dient nog invulling gegeven te worden aan het baggeren van ons areaal. Het saldo in de Reserve Water om de baggerkosten op te vangen bedraagt V 2.359 per 1-1-2023. De kans van voordoen schatten wij in op 75%.

Beheersingsmaatregelen
Niet van toepassing

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2021

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Stadsbeheer
Bestuurlijk: Wilson

Communicatie
Vooruitlopend op de vaststelling van het beleidsplan Water en Riolering nemen wij in de afwegingen bij de Voorjaarsnota 2022 de financiële consequenties die verbonden zijn aan het vervangen van beschoeiingen mee.

Bewaking
Niet van toepassing

Ondernomen en mogelijke acties
Opstellen van nieuw Beleidsplan Water en Riolering

19. Overschrijding facilitaire budgetten door relatief hoge indexeringspercentages

Terug naar navigatie - 19. Overschrijding facilitaire budgetten door relatief hoge indexeringspercentages

Omschrijving risico
Dit risico gaat over het ontstaan van meerjarig oplopende tekorten op enkele facilitaire budgetten doordat wij een ander (in dit geval hoger) indexeringspercentage afgesproken hebben dan de algemene prijsindex.

Specifieke risico’s
Het niet jaarlijks indexeren van budgetten leidt tot structurele tekorten op de langere termijn. Deze tekorten lopen de laatste jaren sneller op doordat een hoger indexeringspercentage moet worden toegepast. Dit vaak ten gevolge van cao aanpassingen of stijgingen in productprijzen. De afgelopen jaren zijn indexeringspercentages van 4 of 5% normaal en vielen soms nog hoger uit. Voor enkele budgetten verwachten wij meerjarig oplopende tekorten.
Het gaat onder andere over de budgetten en kosten voor:

  • Beveiliging (budgetten vanaf 2023 conform de nu bekende indexaties aangepast);
  • Catering;
  • Hygiëne (schoonmaak algemeen, glasbewassing en sanitaire artikelen);
  • Postdiensten.

Bandbreedte financiële gevolgen
100 - 500 voor de jaren 2024 tot en met 2030. De kans van voordoen schatten wij in op 75%.

Beheersingsmaatregelen
Wij blijven de ontwikkeling van de prijzen en de eventuele overschrijdingen volgen om de financiële risico’s te beoordelen. Om in de pas te blijven met de werkelijke kosten stellen wij voor de budgetten jaarlijks op te hogen met de werkelijke indexeringspercentages en dit te dekken uit de Stelpost Prijzen. In de actualisatie bij deze begroting is rekening gehouden met de nu bekende prijsstijgingen.

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document:
Najaarsnota 2021

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Dienstverlening
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
In de P&C-documenten zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.

Bewaking
In de P&C-documenten zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij hebben de marktontwikkelingen gevolgd en blijven deze volgen. Indien nodig worden er budgetten aangeraamd in de tussentijdse rapportages.

20. Aanvullende investering Kindcentrum Florabuurt

Terug naar navigatie - 20. Aanvullende investering Kindcentrum Florabuurt

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van de besluitvorming over de definitieve gebiedsvisie Florabuurt en daarbij specifiek de te maken keuzes over de investering in het te realiseren kindcentrum.  

Specifieke risico’s
De gebiedsvisie én het gebiedspaspoort voor het middengebied zijn eind 2021 vastgesteld in de gemeenteraad. De bijbehorende grondexploitatie is verwerkt in de Voorjaarsnota 2022. Bij de Voorjaarsnota 2022 zijn ook de eerder gevoteerde voorbereidingsbudgetten voor de Florabuurt ingebracht in de boekwaarde van de grondexploitatie Florabuurt. 

Wij hebben in de afgelopen periode, zoals aangegeven in het raadsvoorstel bij de gebiedsvisie en het gebiedspaspoort, onderzoek gedaan naar welke partij in welke delen van het kindcentrum investeert. Daarbij zijn drie scenario’s onderzocht. In dit onderzoek is een eerste grove vergelijking van de financiële consequenties van deze scenario’s gemaakt. Tevens is door een specialistisch extern bureau (Hevo) een inventarisatie gedaan van de wensen van toekomstige gebruikers en de haalbaarheid in brede zin van de scenario’s. De keuze voor een bepaald scenario heeft geen nadelig effect op het saldo van de grondexploitatie.

In de huidige begroting is vooralsnog uitgegaan van het scenario (3) waarbij onze investering in enkel de scholen, gymzaal en Kinderlab conform de begroting 10.050 bedraagt. De investering in kinderopvang en kinderdagverblijf Cocon zou dan gedaan worden door een derde partij. In scenario 2 investeert een derde partij in de huisvesting voor alle functies. Uit het onderzoek van Hevo en de verdere financiële verkenning van de scenario’s blijkt dat het scenario (1), waarbij de gemeente in huisvesting voor alle functies investeert, de voorkeur geniet boven de andere scenario’s. De gemeente houdt het bouwheerschap en de exploitatie volledig in eigen hand en behoudt daarmee de regie op kwaliteit, planning en geld.

In scenario 1 verhuurt de gemeente aan de twee kinderopvangorganisaties en Pameijer om de aanvullende investering terug te verdienen. Alle (kapitaal)lasten die voortvloeien uit deze aanvullende investering, alsmede alle beheer- en exploitatielasten moeten worden gedekt via de huurprijs. Om het risico van de gemeente te verlagen, zullen alleen huurperiodes voor een lange periode worden aangegaan en wordt in de huur een toeslag opgenomen om het leegstandsrisico af te dekken.

Het voorkeursscenario (1) leidt tot een extra benodigd krediet van 7.972 om de totale investering van 18.022 te kunnen doen. In dit krediet is tevens rekening gehouden met de prijsstijging in de bouwkosten in de afgelopen periode. Voor alleen al de scholen, gymzaal en Kinderlab leidt deze stijging een benodigde verhoging van het krediet van 1.373. Bij dit scenario hoort een aanvullende structurele afschrijvingslast van N 219 (exclusief rente). Daartegenover verwachten wij een jaarlijkse huurinkomst van V 247 (exclusief indexatie).

De komende periode wordt het programma van eisen voor het kindcentrum opgesteld. Bij de Voorjaarsnota 2023 leggen wij u het exacte krediet voor op basis van het definitieve aantal vierkante meters van het gebouw en de bijbehorende stichtingskosten.

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M.

Beheersmaatregelen
In de Capelle bouwt aan de stad-monitor Najaarsnota 2022 beschrijven wij de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Najaarsnota 2021

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Faassen

Communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.

Bewaking
In de geheime bijlage van de Capelle Bouwt Aan de Stad Monitor schenken wij blijvende aandacht aan deze risico's, kansen en beheersmaatregelen.

Ondernomen en mogelijke acties
Niet van toepassing.

21. Stijging energie prijzen

Terug naar navigatie - 21. Stijging energie prijzen

Omschrijving risico
De energieprijzen zijn aanzienlijk gestegen. Naar verwachting zullen de budgetten voor energie vanaf 2023 niet toereikend zijn.

Specifieke risico’s
Hogere uitgaven energiekosten.

Bandbreedte financiële gevolgen
Doorrekening van de energie uitgaven voor 2023 levert een nadeel op van N 2.617. Dit is gebaseerd op de geldende energie groothandelsprijzen van 24 augustus 2022. De tarieven voor 2023 liggen nog niet vast, derhalve is dit slechts een indicatie.

Beheersingsmaatregelen
Niet van toepassing.

Verloop
De aanbesteding voor een nieuw energiecontract wordt in september afgerond. Het is momenteel niet mogelijk om een contract met vaste tarieven af te sluiten. Het verloop van de kosten voor 2023 en verder is daarom afhankelijk van het actuele verloop van de (dag)prijzen op de groothandelsmarkt, wat, in tegenstelling tot voorgaande jaren, grotere onzekerheid met zich meebrengt. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Dienstverlening
Bestuurlijk: Van Woudenberg

Communicatie
Niet van toepassing.

Bewaking
De tariefontwikkeling wordt nauwlettend gevolgd en op basis hiervan zullen regelmatig updates gegeven worden van de te verwachten uitgaven. Daarnaast wordt de strategie om het verbruik te verminderen verder doorontwikkeld.

Ondernomen en mogelijke acties
Door de onrustige energiemarkt zijn aanbieders zeer terughoudend in het aangaan van energiecontracten met een vaste prijs voor langere tijd. Om hieraan tegemoet te komen is in de aanbesteding energie 2023 (en verder) verzocht om een variabele prijs contract. Dit is niet noodzakelijk voordeliger of nadeliger dan een vaste prijs contract, maar het vergroot de kans op inschrijvingen wel aanzienlijk. Een nadeel is de grotere onzekerheid omtrent de energie-uitgaven.
Om minder afhankelijk te worden van de volatiele energiemarkt wordt naast de bestaande verduurzamingsprojecten, gekeken welke aanvullende stappen gezet kunnen worden. Door de gestegen energieprijzen wordt de terugverdientijd van besparingsmaatregelen verkort, waardoor voorheen niet-rendabele investeringen mogelijk toch binnen bereik komen. De subsidiemogelijkheden voor verduurzaming vanuit het Rijk zijn uitgebreid. Onderzocht wordt welke projecten (bestaand en nieuw) hiervoor in aanmerking komen.

22. Subsidie versnellingsafspraken Rivium

Terug naar navigatie - 22. Subsidie versnellingsafspraken Rivium

Omschrijving risico
De ministeries van VRO en IenW willen de realisatie van woningbouw versnellen. Hiervoor komen wij in aanmerking voor een subsidie van het Rijk. Daarnaast verwachten wij aanvullende subsidies van regionale partijen. In het wijzigingsvoorstel houden wij rekening met een Rijkssubsidie van 50% en een bijdrage van regionale partijen een bedrag van € 9.775 opgenomen als inkomst op het krediet.

Specifieke risico’s
De kans op een lagere cofinanciering (MRDH/provincie) bedraagt € 9.775 met bijbehorende kapitaallasten van 326 vanaf 2027. 

Bandbreedte financiële gevolgen
Risico: 326 vanaf 2027
Kans: 25%

Beheersingsmaatregelen
Continue in overleg met regionale partijen om subsidies binnen te halen. Wij werken de deelprojecten die samenhangen met deze subsidieaanvraag verder uit tot concrete voorstellen die per deelproject ter definitieve besluitvorming en kredietvotering aan de gemeenteraad worden voorgelegd. 

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Begroting 2023

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Westerdijk

Communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht worden geschonken aan dit risico.

Bewaking
Toetsing subsidie bij besluitvorming op deelprojecten.

Ondernomen en mogelijke acties
Continue in overleg met regionale partijen om subsidies binnen te halen.