Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit

Definitie weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Definitie weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen of waar na het treffen van maatregelen nog restrisico’s overblijven, met de kans dat deze risico’s zich voordoen. De verhouding wordt uitgedrukt in een ratio.

Ratio weerstandsvermogen is beschikbare weerstandscapaciteit gedeeld door benodigde weerstandscapaciteit (risico's)

Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Terug naar navigatie - Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Het beleid ten aanzien van risico’s en weerstandsvermogen hebben wij vastgelegd in de Nota Reserves, Voorzieningen, Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2017.
Wij streven na om geen onnodige risico’s te lopen, en zoveel mogelijk risico’s af te dekken, mits financieel verantwoord. Risico’s die niet worden afgedekt door bijvoorbeeld een verzekering of een voorziening, moeten kunnen worden opgevangen door de beschikbare weerstandscapaciteit.

De definitie van een risico luidt als volgt: De kans op het optreden van een gebeurtenis, die zowel positieve als negatieve gevolgen voor de gemeente kan hebben, waarvan de omvang nog onbekend is, maar van materiële betekenis kan zijn (groter dan N 250).

Eenvoudiger gezegd bestaat een risico dus uit kans * impact. In lijn met de genoemde beleidsnota hanteren we voor wat betreft de kans van voordoen hanteren we drie varianten: lage kans (25%), gemiddelde kans (50%) en hoge kans (75%). Voor wat betreft de impact, zijn er drie varianten mogelijk:

  1. Als de impact redelijk goed in te schatten is: als vaste waarde;
  2. Als de impact moeilijker in te schatten is: met een bandbreedte, waarin we een onder- en bovengrens geven en we rekenen met het gemiddelde;
  3. Als de impact (nog) niet in te schatten is: als pm.

Bij risico’s met een incidenteel karakter hanteren we een factor van 1, omdat het risico zich in één keer voor zal kunnen doen. Voor risico’s met een structureel karakter hanteren we een factor van 5 , gebaseerd op het lopende begrotingsjaar en de vier begrotingsjaren erna. Dat betekent dat de weerstandscapaciteit vijf maal zo groot moet zijn dan het totaalbedrag van het structurele risico.

De kwaliteit van het weerstandsvermogen wordt bij iedere document van de P&C cyclus gemeten. Dat wil zeggen dat we het weerstandsvermogen actualiseren en ook de risico’s opnieuw beoordelen. Zo kan het zijn dat er telkens nieuwe risico’s worden geïdentificeerd en dat eerder geconstateerde risico’s verdwijnen.

Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

Terug naar navigatie - Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

In het Overzicht Risico’s in deze paragraaf, geven we een overzicht van de risico’s die op dit moment nog bestaan en geven we aan wat die risico’s voor de komende jaren betekenen.

De risico’s die gekwantificeerd zijn, hebben wij in het onderstaande overzicht opgenomen. Het betreft risico’s die structureel zijn en daarom vermenigvuldigd worden met 5.

Berekening benodigde weerstandscapaciteit / risico's Risico = kans * impact
Risico's I/S* Kans Impact Riscobedrag
2021 2022 2023 2024 2025
Dividenden S 50% 445 N 0 N 0 N223 N223 N223
Verleende garanties voor instellingen S 5% 10.526 N526 N526 N526 N526 N526
Positie Waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) S 1% 309.291 N3.093 N3.093 N3.093 N3.093 N3.093
Participatiewet S 50% 2.196 - 3.911 N 0 N1.956 N1.619 N1.263 N1.098
Jeugd S 25% -2.037 V509 V509 V509 V509 V509
Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs S 50% 123 N62 N62 N62 N62 N62
Overschrijding budget door hogere aanneemsom S 75% 2.500 N1.875 N1.875 N1.875 N1.875 N1.875
Grondexploitaties S 50% 650 N325 N325 N325 N325 N325
Ontwikkelagenda Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond S 75% 87-184 N 0 N 0 N65 N102 N138
Ontwikkelagenda Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond S 25% 150-352 N 0 N 0 N38 N73 N88
Vervangingsinvesteringen duikers en beschoeiingen en hogere baggerkosten S 75% 700 N525 N525 N525 N525 N525
Overschrijding facilitaire budgetten door relatief hoge indexeringspercentages S 75% 300 N225 N225 N225 N225 N225
Subtotaal structureel N6.121 N8.077 N8.066 N7.782 N7.668
Totaal, vermenigvuldigen met 5 N30.607 N40.385 N40.329 N38.911 N38.340
*) I = Incidenteel (1 jaar) S=structureel (5 jaar)

Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Terug naar navigatie - Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Hieronder staat de beschikbare weerstandscapaciteit en de berekening van de weerstandsratio. 

Beschikbare weerstandscapaciteit 2021 2022 2023 2024 2025
Post onvoorzien V33 V33 V33 V33 V33
Algemene Reserve minimumniveau * V10.000 V10.000 V10.000 V10.000 V10.000
Algemene reserve * V130.279 V138.663 V151.617 V155.199 V159.017
Bestemmingsreserves * V32.072 V33.022 V23.059 V22.677 V22.347
Totaal beschikbare weerstandscapaciteit V172.384 V181.718 V184.709 V187.909 V191.397
*) Reserves: stand per 1-1
Berekening weerstandsratio 2021 2022 2023 2024 2025
Benodigde weerstandscapaciteit N30.607 N40.385 N40.329 N38.911 N38.340
Beschikbare weerstandscapaciteit V172.384 V181.718 V184.709 V187.909 V191.397
Weerstandsratio 5,6 4,5 4,6 4,8 5,0

Algemene risico's

Algemene uitkering Gemeentefonds

Terug naar navigatie - Algemene uitkering Gemeentefonds

Omschrijving risico
De algemene uitkering van het Gemeentefonds is de belangrijkste inkomstenbron voor onze gemeente. Het risico bestaat hieruit dat de feitelijke inkomsten afwijken ten opzichte van de bedragen waar wij in de begroting rekening mee houden. In de praktijk blijkt vaak dat het Rijk werkt met “dagkoersen”, waardoor de wijzigingen in het fonds niet te voorspellen zijn.
Het fonds volgt voor een belangrijk deel de uitgaven van de Rijksoverheid, volgens de systematiek van ‘samen de trap op, samen de trap af’: als het Rijk meer uitgeeft, ontvangen gemeenten ook meer en andersom geldt hetzelfde.

Specifieke risico’s
Er zijn verschillende onzekerheden met betrekking tot de hoogte van de algemene uitkering:
A. De moeilijkheid met betrekking tot het juist kunnen inschatten van de algemene uitkering en met name het accres (= groei van het fonds) is één van de grootste risico’s. Te vaak is sprake van dagkoersen. Het belemmert het zorgvuldig kunnen voeren van de financiële huishouding.  In de Septembercirculaire 2021 was het accres positief, wat een positief effect heeft op de begroting.  

B. Het kabinet heeft eind maart 2018 aangekondigd de ambitie te hebben om de aardgasproductie in Groningen terug te schroeven zodat deze helemaal 0 is in het jaar 2030. Dit betekent dat het Rijk minder inkomsten aan aardgasbaten ontvangt. Mogelijk heeft dit ook gevolgen voor de uitgaven van het Rijk, als er bezuinigd moet worden om de begroting sluitend te houden.  In de Meicirculaire 2018 was te lezen dat het accres iets lager uitvalt, omdat het Rijk in haar voorjaarsnota rekening houdt met minder gasbaten, waardoor ook de lasten meerjarig omlaag moesten. Dit heeft invloed op het accres. Mogelijk wordt er in latere circulaires meer duidelijk over de impact hiervan. In de Septembercirculaire 2021 is geen nieuwe informatie opgenomen omtrent de aardgasproductie en het effect op de algemene uitkering. 

C. Het BTW-compensatiefonds (BCF) wordt verrekend met het gemeentefonds. De afgelopen jaren is er ruimte onder het BCF-plafond geweest, maar deze ruimte wordt wel beperkter. Dit komt omdat gemeenten meer gaan investeren en daarmee meer gaan declareren in het BCF. Onze provinciaal toezichthouder waarschuwt ons dat de situatie ook om kan slaan naar een overschrijding van het plafond. In dat geval zouden gemeenten gekort worden op de algemene uitkering. Het voorschot voor 2021 was V 868 (bron: Septembercirculaire 2021). Vanuit het uitgangspunt dat wij de algemene uitkering reëel ramen, is in deze Najaarsnota het het meerjarig geraamde voorschot in lijn gebracht met de verwachte meerjarige ruimte onder het plafond en niet meer op basis van de ruimte onder het plafond van 2020.

D. Het accres wordt altijd nagecalculeerd en verrekend in de Meicirculaire. Soms is er sprake van onderuitputting van de rijksbegroting in een bepaald jaar, bijvoorbeeld in 2018. Toen moesten we N 573 nadelig verwerken (verrekening in jaar 2019). In 2019 was er gelukkig een positieve afrekening  van V 130 (verrekening in jaar 2020).  

E.  Begin 2021 zijn de voorlopige resultaten van de ‘herziening gemeentefonds’ gepresenteerd. Capelle aan den IJssel komt hier negatief uit, met een verwachte daling van N 700 structureel vanaf 2023.
Demissionair minister Ollongren heeft op 12 augustus 2021 een brief verstuurd aan de Raad voor het Openbaar Bestuur over de actualisatie verdeelvoorstel gemeentefonds naar 2019.
Op basis daarvan blijkt dat wij thans rekening moeten houden met een lagere algemene uitkering van € 47 per inwoner. Dit betreft een bedrag van N 3.149, waarbij eveneens sprake is van een ingroeipad van maximaal € 15 per inwoner per jaar. Dit betekent voor N 1.005 in 2023, N 2.010 voor 2024 en N 3.015 voor 2025 en N 3.149 vanaf 2026. Daarbij moeten we nog steeds rekening houden met onzekerheid over de uitkomsten. Het is immers onzeker of deze resultaten nog wijzigen als gevolg van bijvoorbeeld lobby's van andere gemeenten. Besluitvorming hierover zal genomen worden door het nieuwe kabinet. Voorzichtigheidshalve hebben wij bij de Begroting 2022 een wijzigingsvoorstel opgenomen om de nu bekende nadelen te verwerken in de meerjarenbegroting. Er blijft een risico op een aanvullend nadeel vanaf 2026.

F. In de Meicirculaire 2019 hebben gemeenten extra middelen voor Jeugdhulp ontvangen voor de jaren 2019, 2020 en 2021.  In de Septembercirculaire 2020 werd dit ook verlengd naar het jaar 2022. Volgens onze toezichthouder is het toegestaan dat we deze middelen als structureel aanmerken, ook al heeft er nog geen besluitvorming van het Rijk plaatsgevonden over eventuele continuering. Wij hebben er in de Begroting 2021 ook voor gekozen om de middelen in de begroting door te trekken. Het gaat om V 1.326 structureel vanaf 2023. In de berichtgeving van 3 juni jongstleden van het demissionair kabinet is aangegeven dat er in 2022 € 1,3 miljard extra wordt uitgetrokken voor de jeugdhulp, wat in lijn met de hervormingsagenda Jeugd afloopt in de komende jaren. De financiële effecten hiervan zijn verwerkt in de Begroting 2022, vooruitlopend op de definitieve besluitvorming van het nieuwe kabinet (conform de richtlijnen van de Provinciaal toezichthouder).

Bandbreedte financiële gevolgen
Het gemeentefonds is erg onvoorspelbaar en het is niet mogelijk om de mogelijke effecten goed te kwantificeren. De ervaring van de afgelopen jaren is dat er zowel grote voor- als nadelen kunnen ontstaan. Daarom staat dit bedrag op P.M.. Ter illustratie: in de Septembercirculaire 2021 krijgen we er in 2022 ruim € 4 miljoen bij, terwijl bij de Septembercirculaire 2019 het resultaat voor 2020 € 2 miljoen nadelig was. 

Beheersingsmaatregelen
De beheersingsmaatregelen zijn beperkt. Wij hebben geen invloed op de uitkomsten.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2012
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Financiën
Bestuurlijk: Wethouder Van Veen

Communicatie
n.v.t.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen van het Gemeentefonds.

Ondernomen en mogelijke acties
De laatst gepubliceerde circulaire is de Septembercirculaire 2021. Deze hebben we verwerkt in  deze Najaarsnota. 

Fiscaliteiten

Terug naar navigatie - Fiscaliteiten

Omschrijving risico
Belastingen worden geheven aan de hand van wet- en regelgeving die continu in beweging is. De jaaromvang van de transacties ligt tussen de 25- 28 miljoen. Omdat de gemeente op vele onderdelen opereert dient zij rekening te houden met bijzonderheden in de uitvoering van deze wetten en de interpretatie hiervan. Hiervoor gelden strikte regels over bedrijfskosten, afschrijvingen, voorzieningen en waardering conform goedkoopmans gebruik die afwijken van wat voor gemeente altijd gebruikelijk was. Hierbij loopt de gemeente risico dat er afwijkingen ontstaan ten opzichte van die wet of regelgeving. Kleine fouten in aangiften of interpretatieverschillen kunnen grote financiële gevolgen hebben gezien de formele rol van de Belastingdienst.
De bedoeling is om in aankomend begrotingsjaar een Tax Control Framework (TCF) op te stellen al dan niet in de opmaat naar Horizontaal toezicht. Dit heeft tot doel om meer gericht fiscale risico’s beter te beheren en tijdig fiscaal te kunnen adviseren bij nieuwe ontwikkelingen.

Specifieke risico’s
BTW Isala theater
Naar aanleiding van een boekenonderzoek van de Belastingdienst bij het theater Isala, is er een derden onderzoek uitgevoerd bij ons in verband met onduidelijk over de geldstromen van en naar de theater door de gemeente. De belastingdienst heeft vervolgens onderzoek gedaan binnen de gemeente. Het onderzoek ging zowel over het theater zelf als de hieraan gelegen Fluiterlaan 400. Het doel van het onderzoek van de belastingdienst is om te kijken wat voor afspraken er nu zijn tussen de gemeente met betrekking tot dit pand. Te denken valt aan huurovereenkomsten, onderhoudsovereenkomsten en andere geldstromen zoals subsidies. Het onderzoek is gericht op de juiste afdracht van btw. In gesprekken is gebleken dat er een aantal zaken niet juist zijn verwerkt, dit is ook aangegeven bij de Belastingdienst. Het doel was in eerst instantie helderheid in de geldstromen.
De Belastingdienst heeft aangegeven dat zij niet akkoord gaan met belast verhuur omdat zij van mening zijn dat er geen prestaties is onder bezwaarde titel. Het gevolg is dat er dan sprake zou zijn van onbelaste verhuur en dat de btw op de onderhoudskosten structureel niet meer kan worden terug gevorderd. De gemeente heeft over dit standpunt in samenwerking met Deloitte een bezwaar ingediend. Een indicatie van het bedrag waarover het gaat, bedraagt 260K in de jaren 2021- 2024. Deze kosten zullen kostprijs verhogend uitwerken op het desbetreffende taakveld.
In oktober 2021 heeft de belastingdienst vragen gesteld in kader van ons bezwaar. Wij verwachten dat het bezwaar op zijn vroegst volgend jaar zal worden afgehandeld.

BTW grondexploitaties
De Belastingdienst heeft vragen gesteld over belastingaangifte grondexploitaties van 2018. Als gevolg van de toegezonden stukken en aanvullende informatie heeft de belastingdienst een brief gestuurd over de verplichtingen in de AWR over van het voeren van een transparante administratie en het juist verwerken van facturen. Bij het ontbreken hiervan kan de Belastingdienst de vooraftrek weigeren.
Om een juiste aangifte te doen is er onderzoek gedaan o.a. met Deloitte en is er een herziene opgave gedaan. Deze herziene aangifte heeft ook effect op de reguliere aangifte en het BCF.
Wij zijn met de Belastingdienst bezig om in compliance te komen voor de grondexploitaties.
Voor 2019 dient hierover nog een suppletie te worden aangeleverd. Afhankelijk van de suppletie kan de belastingdienst over 2019 en eerder wederom vragen stellen en mogelijk een onderzoek starten. Mogelijke correcties kunnen ook effect hebben op de vpb.

Subsidies/bijdragen aan derden
De gemeente verstrekt subsidie of een bijdrage aan derden of laat een derde partij een factuur sturen zonder te toetsen of deze bijdrage misschien wel inclusief btw is. Dit kan er toe leiden dat achteraf een naheffing bij de ontvanger wordt opgelegd aan verschuldigde btw of een derden onderzoek bij ons als de verstrekker. Ook kan het zo zijn dat het gefactureerd wordt, waarbij de gemeente de btw niet kan verrekenen wat mogelijk leidt tot een correctie.

Vennootschapsbelasting
Per 1 januari 2016 zijn overheidsinstellingen voor ondernemersactiviteiten onderworpen aan de Wet op de Vennootschapsbelasting (Vpb).

VPB reclame inkomsten
In dit jaar heeft de Belastingdienst ons standpunt voor onze aangiften over de jaren 2016 tot en met 2019 niet gevolgd. Dit heeft tot gevolgd dat we geconfronteerd zijn met extra lasten in de jaarrekening van 2020. Thans loopt hier ons bezwaarschrift en nog een landelijk bezwaar tegen de belastingheffing op reclame masten.

VPB grondexploitatie
Fiscaal wordt winst op een andere manier berekend dan de gemeente doet voor grondexploitaties. Kort gezegd zijn de grondexploitaties die worden gepresenteerd in de P&C documenten op commerciële basis, maar vertegenwoordigen niet dezelfde kosten als de fiscale jaarrekening. Kosten dienen fiscaal te worden toegerekend op goed koopmansgebruik met in achtneming van een bestendige gedragslijn die onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst. Bij het controleren van de belastingdienst zal inhoudelijk worden gekeken (op factuur basis of memoriaal) of alle kosten wel juist zijn verantwoord (zoals kosten wel in het juiste jaar verantwoord, juiste afschrijvingstermijn, is er wel sprake van een grondexploitatie). In de praktijk houdt dit vaak in dat er een grotere winst als gevolg van kostencorrecties.
Sinds 2020 wordt er door PWC een onderzoek gedaan naar onze grondexploitaties in kader van de winstgevendheid. Aan de hand van de aangegeven informatie heeft PWC onder voorbehoud van de juistheid, aangegeven dat dit niet leidt tot een winstgevende grondexploitatie.
Dit is echter geen zekerheid en de Belastingdienst kan uit haar eigen onderzoek tot een andere conclusie kan komen.

Loonheffing
De gemeente heeft aan haar ambtenaren een onbelaste thuiswerkvergoeding verstrekt in kader van het verplicht thuiswerken als gevolg van het coronavirus. Hoewel de verstrekking niet buitensporig hoog is per medewerker en verdedigbaar is, is deze verstrekking niet voorgelegd aan de Belastingdienst en kan de vergoeding elementen bevatten van loon waardoor er een kans bestaat op naheffing van loonheffing tegen 80%.

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M.

Beheersingsmaatregelen
Wij monitoren de landelijke ontwikkelingen en beoordelen de fiscale transacties van onze gemeente.

Verloop
1e moment van opname: Begroting 2014,
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Communicatie
Wij rapporteren over ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten of, als dat nodig is, afzonderlijk.

Bewaking
Er is specialistische kennis in huis en waar nodig wordt hier specialistische kennis voor ingehuurd om toe te zien op de juiste toepassing van de fiscale voorschriften.

Dividenden

Terug naar navigatie - Dividenden

Omschrijving risico
Wij zijn aandeelhouder van onder andere Stedin N.V., N.V. Irado en B.V. Gemeenschappelijk Bezit Evides (Evides) en ontvangen hier jaarlijks dividend voor. Het risico bestaat hierin dat het dividend lager of hoger is dan waar wij in de begroting rekening mee houden.

Specifieke risico’s
Stedin
De gemeente is samen met 43 andere gemeenten eigenaar van Stedin N.V. Per 31 januari 2017 is de splitsing van het netwerkbedrijf (Stedin N.V.) en het energiebedrijf (Eneco N.V.) gerealiseerd. U heeft als gemeenteraad ingestemd met deze splitsing. De splitsing heeft vooralsnog geen directe financiële effecten op de waardering van het aandeel/ de aandelen en het dividend. Voor het dividend van Stedin bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot.

In de Najaarsnota 2019 hebben wij op basis van de beschikbaar gestelde Jaarplan van Stedin voorgesorteerd op een mogelijke risico van een lager dividend. Wij hebben het begroot dividend voor de jaren 2021 en 2022 naar nul gebracht. Echter, in de AvA van Stedin op 25 juni 2021 is vastgesteld het onverdeeld resultaat toch uit te keren als dividend, resulterend in een dividend van V 392 in 2021. Dit hebben wij verwerkt in deze Najaarsnota 2021. In de Najaarsnota 2020 bent u geïnformeerd dat wij voor de jaren vanaf 2023 890 aan dividend begroten en dat wij het risico op het niet realiseren van dit dividend calculeren op 67%.
Stedin heeft de aandeelhouders voorgesteld om voor een bedrag van € 200 miljoen aan cumulatief preferente aandelen uit te geven. In de raadsvergadering van 31 mei 2021 heeft u besloten om maximaal in te tekenen op de uitgifte van de cumulatief preferente aandelen in Stedin N.V. Voor ons betekent dat een storting van N 7.620. In de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van Stedin op 25 juni 2021 is dit besluit bekrachtigd. De reële verwachting was dat het merendeel van de huidige aandeelhouders zou inschrijven met het eigen percentage. Om die reden hebben we vanuit voorzichtigheid in de Voorjaarsnota 2021 rekening gehouden met een dividendrendement van V 114 en een storting van N3.810. Doordat enkele (grotere) aandeelhouders niet hebben ingetekend, hebben wij uiteindelijk 3,63% van de preferente aandelen verworven. Hierdoor zal ons dividendrendement op deze aandelen uiteindelijk V 218 vanaf 2023 worden. Dit heeft geresulteerd in een storting van N7.260.

Aangezien de uitkering van preferent dividend voorrang heeft op de uitkering van dividend op de gewone aandelen hebben wij een voorstel opgenomen in de Voorjaarsnota 2021 om de door ons geraamde dividenden (op onze gewone aandelen) vanaf 2023 te halveren tot 445.

Evides
Bij de Voorjaarsnota 2020 hebben we op basis van de dividendprognose het begroot dividend voor Evides meerjarig aangepast. Voor het dividend van Evides bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot. In de Najaarsnota 2020 hebben wij het meerjarig dividend verlaagd, om de solvabiliteit van Evides te verhogen.

Irado
Sinds 1 januari 2018 zijn we aandeelhouder geworden van Irado. Wij bezitten, net als de gemeenten Schiedam en Vlaardingen, 1/3 deel van de aandelen. Op basis van de historische resultaten hebben wij een dividend begroot vanaf 2019 van 330. Het dividend 2020 (te ontvangen in 2021) is naar verwachting N 83 lager (25%). In de Najaarsnota 2020 hebben wij dit verwerkt in de begroting. Echter, in de AvA van Irado op 1 juli 2021 heeft de vaststelling van de winstbestemming van 2020 plaatsgevonden. Daarin is vastgesteld dat wij V 366 ontvangen in 2021. Dit resulteert in een positief resultaat van V 119. Dit hebben wij in verwerkt in deze Najaarsnota 2021. In 2020 is een deel van het dividend 257 aan dividend van Irado over 2019 niet tot uitkering gekomen in verband met Corona. In 2021 is dit deel nu alsnog uitbetaald, een bedrag van V257. Dit hebben wij verwerkt in de Voorjaarsnota 2021. 

Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
We ontvangen ook jaarlijks dividend van de BNG. Vanwege de coronacrisis is het dividend 2019 (uit te keren in 2020) opgeschort en deels tot uitkering gekomen in 2021. Jaarlijkse begroting is V 9.

Bandbreedte financiële gevolgen
Op dit moment is vooral het dividend van Stedin risicovol. In 2021 en 2022 hebben we dit afgeraamd naar 0, echter in de AvA van Stedin op 25 juni 2021 is vastgesteld het onverdeeld resultaat toch uit te keren als dividend, resulterend in een dividend van V 392 in 2021. In de voorjaarsnota 2021  is een voorstel opgenomen om de resterende jaren af te ramen naar V 445. Er blijft daarmee nog steeds een risico voor de toekomstige jaren welke we nauwlettend blijven monitoren. Het resterende risico schatten we in op 445 vanaf 2023 en de kans op 50%.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2016
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
Wij volgen de ontwikkelingen rondom de wetgeving en de bestuursbesluiten van Stedin, Irado en Evides nauwlettend.

Informatie en communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen.

Ondernomen en mogelijke acties
Voor Stedin is het begrote dividend (gedeeltelijk) afgeraamd.

Nutsbedrijf / Bank Rekening 2020 Begroting 2021 Begroting 2022 Begroting 2023 Begroting 2024 Begroting 2025
Eneco N.V. V1.295 N0 N0 N0 N0 N0
Stedin N.V. V971 V392 N0 V445 V445 V445
Evides N.V. V589 V498 V426 V426 V444 V444
Irado N.V. V110 V623 V330 V330 V330 V330
BNG N0 V9 V9 V9 V9 V9
Totaal V2.965 V1.522 V765 V1.210 V1.228 V1.228

Verleende borgstellingen voor instellingen

Terug naar navigatie - Verleende borgstellingen voor instellingen

Omschrijving risico
Voor een aantal verenigingen en stichtingen staan wij garant voor leningen die zij zijn aangegaan. Het risico bestaat hierin dat als deze organisaties niet meer aan hun verplichtingen tot terugbetaling kunnen voldoen, de leningverstrekker een beroep kan doen op ons.

Specifieke risico’s
Vanwege aanvullende voorschriften van de provincie in het kader van het financieel toezicht, is dit een verplicht onderdeel geworden bij de bepaling van het weerstandsvermogen. Het betreft garanties voor leningen waarvoor de gemeente 100% garant staat, zonder betrokkenheid van een andere waarborginstelling. Het gaat om leningen aan Verpleeghuis Rijckehove, St. IJsselland ziekenhuis, VV Capelle en het Rijksmonument Dorpsstraat 164, in totaliteit een bedrag van 10.526 (bedrag per 31-12-2020). VV Capelle heeft in verband met de coronamaatregelen de laatste twee kwartalen van 2020 geen aflossing betaald. De lening had een einddatum van 1-4-2021. Dit is nu verplaatst naar 1-10-2021. Er staat nu nog een bedrag van 10 open.

Bandbreedte financiële gevolgen
De ervaring leert dat geen enkele garantie wordt aangesproken. Vanuit het voorzichtigheidsbeginsel is het raadzaam een percentage te hanteren om de risico’s van deze garantstellingen te kwantificeren. Wij hebben dit percentage vastgesteld op 5%. Het risico komt dan uit op circa 526 (10.526 x 5%).

Verloop
Eerste moment van opname: begroting 2014.

Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
De Verordening Borgstellingen Gemeente Capelle aan den IJssel 2020.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Financiën

Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
Bij de toetsing van de jaarstukken van de betrokken instellingen wordt gelet op het risico voor de gemeente.

Oplopende rentelasten

Terug naar navigatie - Oplopende rentelasten

Omschrijving risico
Het risico bestaat dat we op termijn onvoldoende rentelasten in onze begroting verwerkt hebben en dat de rentepercentages stijgen.

Specifieke risico’s
Uit de liquiditeitsprognose blijkt dat er sprake is van een financieringsbehoefte gedurende, maar ook na, de looptijd van onze meerjarenbegroting. Door de toenemende financieringsbehoefte zal er sprake zijn van een oplopende rentelast.

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment geprognosticeerde rentelasten zijn verwerkt in de begroting. Het gehanteerde rentepercentages vanaf 2022 is 1,0% en voor 2021 0,5%.

Wij presenteren hieronder de opgenomen rentelasten in de begroting. Deze rentelasten zijn op basis van de in de begroting , meerjarenraming en doorkijk opgenomen budgetten en investeringen. Daarnaast presenteren we de rentelasten indien het rentepercentage stijgt naar 2,0% vanaf 2022 en wat het verschil is tussen deze twee. 

2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Begrote rente o.b.v. 1% N414 N673 N836 N1.092 N1.330 N1.472 N1.565 N1.629
Rente op basis van 2% N619 N1.213 N1.614 N2.134 N2.629 N2.927 N3.132 N3.275
Verschil N205 N540 N778 N1.042 N1.299 N1.455 N1.567 N1.646

Beheersingsmaatregelen
De beste beheersingsmaatregel is om structureel en rëel evenwicht in de begroting te hebben. Hierbij dienen de inkomsten ten minste gelijk te zijn aan de uitgaven en de investeringen maximaal de afschrijvingslast te bedragen. Het resterend risico is dan een stijgend rentepercentage.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:     afdeling Financiën
Bestuurlijk:   wethouder Van Veen

Communicatie
In deze risicoparagraaf zullen wij communiceren over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
Wij monitoren continu de ontwikkeling van de rente.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij verwerken in de voorjaarsnota, begroting en najaarsnota de meerjarige ontwikkeling van de rente en stellen de te hanteren rentepercentages vast bij de begroting.

Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen

Terug naar navigatie - Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen

Omschrijving risico
Het risico bestaat hierin dat we op termijn in onze begroting onvoldoende kapitaallasten verwerkt hebben van bijvoorbeeld (vervangings-)investeringen in gebouwen, openbare ruimte (IBOR) en herstructureringen, maar ook voor de onderwijshuisvesting. Daarnaast is er sprake van het risico op inflatie.

Specifieke risico’s
Het risico is dat investeringskosten onderhevig zijn aan inflatie en dat investeringen hoger uitvallen dan begroot. Investeringen in activa zoals panden of objecten in de openbare ruimte hebben vaak een doorlooptijd van meerdere jaren. In deze periode kunnen de bouw- of projectkosten toenemen, waardoor de begroting van de investeringskredieten overschreden wordt. Een overschrijding van een investeringskrediet leidt tot een onrechtmatigheid in de jaarrekening van de gemeente.
Eerder heeft u besloten de begroting duurzaam te willen transformeren. De eerste grote stappen daartoe zijn gezet met uw besluit het ten laste van de jaarlijkse exploitatie brengen van de afschrijvingslasten van de investeringen in de openbare ruimte (IBOR), de unilocaties voorgezet onderwijs en de sportparken. Tot en met het jaar 2025 zijn de afschrijvingslasten in de begroting verwerkt. De komende jaren – vanaf 2026 – zullen echter nieuwe structurele afschrijvingslasten ontstaan bij het investeren in nieuwe (school-)gebouwen, in de openbare ruimte (IBOR) en herstructureringsprojecten, die in de begroting verwerkt zullen moeten worden.

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment in beeld zijnde afschrijvingslasten zijn verwerkt in de (meerjaren)begroting 2022 tot en met 2025. Conform de toezegging bij de Voorjaarsnota 2017 presenteren we hier in het vervolg een doorkijk naar de 4 jaar na de begrotingsperiode voor de geprognosticeerde nog aan te ramen afschrijvingslasten.  De afschrijvingslasten in de jaren 2026 tot en met 2029 zijn als volgt. Ze maken deel uit van de meerjarige doorkijk in de begroting.

2026

2027

2028

2029

N 1.050

N 2.853 N 3.174 N 3.778


Beheersingsmaatregelen
Bij elk P&C document nemen we de te verwerken nieuwe afschrijvingslasten mee in de afwegingen.

Verloop
Eerste moment van opname: Jaarrekening 2009.
Geactualiseerd: Jaarrekening 2010 (informatie over ondernomen en mogelijke acties), Begroting 2012 (informatie over genomen actie), Begroting 2014 (aanpassing naar aanleiding van transformatie), elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:         Directie
Bestuurlijk:       wethouder Van Veen

Communicatie
In deze risicoparagraaf communiceren wij over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
Bij elke investering informeren wij u over de gevolgen voor de afschrijvingslasten. Daarnaast beoordelen we bij de jaarrekening de activa op bestaan.

Ondernomen en mogelijke acties
In de financiële doorkijk na de meerjarenbegroting hebben we de toename van de afschrijvingslasten opgenomen.

Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Terug naar navigatie - Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Omschrijving risico
Wij zijn als tertiaire achtervang verantwoordelijk voor leningen van woningcorporaties, na het waarborgfonds sociaal domein (WSW) en de woningcorporaties. Ondanks dat er signalen waren dat het minder goed gaat met de financiële positie van het WSW, heeft Standard & Poor’s in 2020 de AAA-rating aan het WSW toegekend, hun positie wordt in 2020 stabiel geacht. Zij verwachten dat de Nederlandse overheid, zo nodig, tijdelijke steun zal verlenen aan het WSW. De vooruitzichten van het garantiestelsel van het WSW worden stabiel geacht. Ze verwachten dat de Covid-19 pandemie een beperkte invloed zal hebben op de positie van het WSW, omdat de overheid financiële steun verleent aan kwetsbare huurders. De toezichthouder Autoriteit woningcorporaties (Aw) heeft het rapport opgesteld waarin geconcludeerd wordt dat het WSW de gevraagde zekerheid, voor achtervang niet waar kan maken. Dit rapport is aangeboden aan het Ministerie van BZK. De Autoriteit Woningcorporaties concludeert dat het onzeker blijft of het kapitaal van WSW toereikend is op het moment dat woningcorporaties in betalingsproblemen komen. Deze conclusie is, voor de garantstellingen van de woningcorporaties, een vergoot risico voor de gemeente door de positie van het WSW.

Specifieke risico’s
Niet van toepassing.

Bandbreedte financiële gevolgen
De woningcorporaties waarvoor de gemeente garant staat zijn Stichting Havensteder, Stichting Woonzorg en Vestia. Het totale openstaande bedrag van deze corporaties is per 31 december 2020 309.291. De kans van voordoen schatten wij als laag: 1%. Het totale risicobedrag komt daarmee op 3.093. In de paragraaf Financiering is nader uiteengezet hoe de garantstelling is opgebouwd.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2020. Ongewijzigd bij de Najaarsnota 2021.

Beheersingsmaatregelen
Wij volgen de ontwikkelingen nauwlettend.

Informatie en communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen door de berichtgeving van de VNG. Beoordeling van de jaarstukken van het WSW.

Ondernomen en mogelijke acties
Als gemeente hebben we hier geen invloed op.

Risico's sociaal domein

Participatiewet

Terug naar navigatie - Participatiewet

Omschrijving risico
Risico’s met betrekking tot de ontwikkeling van de Rijksbijdrage BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten), Participatiebudget en Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw).

Specifieke risico’s
BUIG
De uitkomsten van de definitieve BUIG van het lopende jaar worden jaarlijks pas op of rond 1 oktober bekendgemaakt. Deze kunnen in hoge mate afwijken van het (nader) voorlopig budget BUIG.
Het definitief budget van enig jaar is ook niet te voorspellen. Het open einde karakter van de Participatiewet, in combinatie met de onvoorspelbaarheid van de hoogte van de rijksvergoeding via de BUIG, maakt het lastig om een betrouwbare meerjarenprognose op te stellen. Met de kennis van nu geven we echter wel met een consistente benadering onze beste schatting van de meerjarige ontwikkeling van zowel de BUIG vergoeding als de uitkeringslasten.
Terugkijkend over de afgelopen 10 à 15 jaar zijn we over het algemeen “neutraal” uitgekomen met de vergoeding BUIG en de uitkeringslasten.
De komende jaren voorzien we een overschot op de Participatiewet. Daarom nemen we voorzichtigheidshalve een risico op van de bedragen, die we thans als meerjarig overschot in de begroting hebben verwerkt.

Alternatieve financiering loonkostensubsidie
Werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen kunnen daarvoor loonkostensubsidie ontvangen, als stimulans. Hiermee worden zij gecompenseerd als de loonkosten hoger liggen dan de werkelijke productiviteit van de werknemer.
Met ingang van 2022 wijzigt de financieringssystematiek van de garantiebanen en beschut werk, waarvoor Capelle in het BUIG-budget een deel aan loonkostensubsidie ontvangt. Het deelbudget voor loonkostensubsidie wordt dan elk jaar gebaseerd op de feitelijk gerealiseerde garantiebanen en beschut werk in het voorgaande jaar. Hiermee wordt de bekostiging reëler aangezien gemeenten gerichter budget ontvangen voor het aantal mensen dat zij plaatsen in een garantiebaan of beschut werk. In Capelle hebben doorgaans minder mensen een garantiebanen nodig dan waarvoor Capelle tot nu toe jaarlijks budget ontving. Door de reëlere inschatting van plaatsingen en te ontvangen budget, zouden we in de komende jaren een daling van het budget kunnen verwachten. Of dit daadwerkelijk zo is, hangt af van meerdere factoren waaronder de ontwikkeling van het rijksmacrobudget en de economie. 

WSW
Op basis van het Ondernemingsplan 2022 van Promen, welke financieel verwerkt is in deze Najaarsnota, is zichtbaar dat onze jaarlijkse lasten voor de WSW minder hard afnemen dan eerder rekening mee gehouden bij het voorstel in de begroting 2022 naar aanleiding van de Primitieve begroting 2022 van Promen. In de periode tot en met 2025 is zichtbaar in de begroting van Promen dat ons aandeel in het aantal arbeidsplaatsen minder hard daalt dan verwacht, maar dat dit niet de gehele verklaring is van de nu doorgevoerde wijzigingen in de begroting. Er lijkt sprake te zijn van stijgende negatieve trend tot en met 2025. Er is een nadere beleidsmatige en financiële analyse nodig om de effecten vanaf 2026 e.v. te kunnen duiden. Omdat daar nu onzekerheid over is, benoemen we dit nu in deze risicoparagraaf. Als er duidelijkheid is vanuit de op te stellen analyse, dan zal daarover in de reguliere P&C-cyclus worden gerapporteerd. 

Bandbreedte financiële gevolgen
Bandbreedte BUIG: N 3.911 in 2022, N 3.238 in 2023, N 2.526 in 2024, N 2.196 in 2025 en N. 1.809 vanaf 2026. De kans dat dit risico zich voordoet schatten we in op 50%.
Bandbreedte WSW:  N150 over 2026, N300 over 2027, N450 over 2028 en N600 over 2029. Kans van optreden schatten we in op 75%.

Beheersingsmaatregelen
De realisatie op het Participatiebudget en de BUIG wordt continu gemonitord om optimaal gebruik te maken van het budget. De impact van de verandering van de financiering van de loonkostensubsidie wordt nauwlettend in de gaten gehouden.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2011

Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk:   Afdeling Samenleving

Bestuurlijk:  Wethouder Westerdijk

Communicatie
In de risicoparagraaf wordt aandacht gegeven aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande budgetten en bestedingen.

Bewaking
We rapporteren per P&C document en blijven de ontwikkelingen volgen.

Ondernomen en mogelijke acties
n.v.t.

Jeugdhulp

Terug naar navigatie - Jeugdhulp

Specifieke risico’s

Het risico ontstaat door een aantal aspecten. Dit kan resulteren in zowel een positief als negatief risico voor onze gemeentelijke begroting. 
Deze aspecten zijn:

  1. Op basis van de definitieve jaarstukken 2020 van de GR Jeugdhulp gaan wij uit van een meerjarige inleg waarbij ons aandeel voor 2022 en verder 5,306% (2021: 5,091%) bedraagt van het totaal aan bijdragen van de deelnemende gemeenten. Dit gewogen gemiddeld percentage wordt gehanteerd voor de begroting 2022. De komende jaren moet duidelijk worden of dit een reëel percentage is.
  2.  Vanaf 2021 wordt de bijdrage van iedere individuele gemeente aan de gemeenschappelijke regeling bepaald door het gewogen gemiddelde gebruik te nemen over twee voorafgaande peiljaren. Evenals de rekenmethodiek (vlaktaks) die gehanteerd is tot en met 2020, betaalt bij deze rekensystematiek iedere gemeente uiteindelijk de eigen kosten. Echter eventuele schommelingen in de kosten worden gedurende twee jaar opgevangen in plaats van drie jaar. Met deze huidige rekenmethodiek moet het verschil tussen de bijdrage (begroting) van de gemeenten en het werkelijk zorgverbruik dichter bij elkaar komen. 
    Sinds de vorige Kadernota van de GRJR is duidelijk dat dit vlaktaksmodel niet langer houdbaar is. De in de begroting 2021 opgenomen experimenteerruimte voor enkele gemeenten was een noodzakelijke eerste afwijking van deze methode. Belangrijk motief om met het vlaktaksmodel te stoppen is de verschuiving van gezamenlijke regionale anticipatie op onbekende risico’s naar individuele gemeentelijke verantwoordelijkheid voor en sturing op de jeugdhulpinzet (Regiovisie, 2023).  Afhankelijk van hetgeen dan afgerekend wordt kan dit voor deelnemende gemeenten voor- of nadelig uitpakken.
  3. De ontwerpbegroting 2021 bedraagt in totaal € 246,69 miljoen. Hierin is een taakstelling opgenomen van € 2,69 miljoen. Hoewel de deelnemende gemeenten voor 2021 en 2022 de taakstelling voldoende hebben onderbouwd, is het onzeker of de taakstelling daadwerkelijk gerealiseerd zal worden. Een nulmeting ten behoeve van de taakstelling en de effectiviteit van de onderliggende maatregelen vindt plaats in het kader van de regio-agenda.
  4. In de tweede bestuursrapportage 2021 is er een structurele toename zichtbaar van het zorggebruik en de toegewezen zorg, deze financiële gevolgen zijn in 2022 structureel meegewogen. Gezien de toenemende kosten wordt er samen met het ministerie van VWS, zorgaanbieders, cliënten en professionals een hervormingsagenda jeugd opgesteld. Deze hervormingsagenda wordt regionaal uitgewerkt en doorvertaald naar Capelle. De belangrijkste doelstellingen zijn verbetering van de toegang en de kwaliteit van de jeugdhulp, betere beheersing van de kosten,borging van de beschikbaarheid van jeugdhulp en versterking van inzicht in het functioneren van het systeem. Begin 2022 wordt de landelijke hervormingsagenda definitief vastgesteld.
  5. Het budget ten behoeve van de wachtlijsten van de GRJR is met ingang van 2023 niet meer in de begroting opgenomen. Zie Kadernota 2023 GRJR pag. 21 en pag.36.
  6. Lopende het boekjaar 2021 blijkt uit opgaven van het CJG Capelle aan den IJssel (CJG) en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dat het benodigde budget voor jeugd-voor het persoonsgebonden budget aanzienlijk hoger zal moeten zijn dan het niveau van 2020. In deze Najaarsnota hebben we het budget daarvoor structureel verhoogd. Het CJG ziet zich geconfronteerd met een sterke toename van de vraag naar lokale jeugdhulp in de vorm van beschikkingsvrije jeugdhulp en Zorg in Natura. Oorzaken hiervan zijn de moeilijke toegang voor jonge kinderen tot de Wlz, de op zich positieve ontwikkeling van een verschuiving van zwaardere (specialistische) jeugdhulp naar lichtere (lokale) jeugdhulp, en daarnaast leidt de succesvolle inzet van het CJG op samenwerking met basisvoorzieningen en inzet op preventie, tot meer ondersteuningsvragen. Dit is één van de doelen van de transformatie, maar deze leidt voor het CJG tot hogere kosten (inzet eigen trajecten en lokale inkoop).
  7. Partijen als huisartsen, gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering hebben een autonoom verwijsrecht naar jeugdhulp. Daar kunnen wij niet rechtstreeks op sturen. Dit betreft veelal duurdere vormen van jeugdhulp als gesloten plaatsingen of andersoortige uithuisplaatsingen.
  8. Naar aanleiding van de uitspraak van de Commissie van wijzen is, in samenspraak met de gemeenten, besloten dat het kabinet de komende jaren extra middelen aan de gemeenten beschikbaar zal stellen voor de tekorten in de jeugdhulp.
    Behalve de extra bijdrage voor 2022 zijn in de Hervormingsagenda Jeugd (juni 2021) ook voor de jaren vanaf 2023 bedragen opgenomen die aan gemeenten beschikbaar gesteld zullen worden. In 2022 gaat het om 1,9 miljard euro. Het bedrag loopt af naarmate besparende maatregelen uit de hervormingsagenda Jeugd effect hebben. De provinciaal toezichthouder heeft aangegeven dat gemeenten rekening kunnen houden met 75% van de extra bijdragen met ingang van 2023.
    Op basis hiervan hebben we zowel te maken met negatieve als positieve risico’s. De positieve risico’s hebben betrekking op een kans dat onze gemeente 100% extra middelen zullen ontvangen en 100% kunnen besparen. Daarnaast zijn er risico’s die niet, of minder goed te kwantificeren zijn zoals:
    • maatregelen die we niet of later in de tijd doorvoeren,
    • geen of te late compensatie daarvoor door het Rijk,
    • sterkere ontwikkeling van de vraag naar jeugdhulp,
    • schaarser worden van personeel dat werkzaam is in de  jeugdhulp.

Bandbreedte financiële gevolgen
1 t/m 7: P.M.
8:  25% extra inkomsten:

  • 2023: 1.620
  • 2024: 1.521
  • 2025: 1.401
  • 2026: 965
  • Vanaf 2027: 904

25% extra besparingen op de uitgaven:

  • 2023: 417
  • 2024: 516
  • 2025: 635
  • 2026: 1.071
  • Vanaf 2027: 1.133

De kans dat deze risico’s zich voor zullen doen is op basis van onze verordening 25%.

Beheersingsmaatregelen

  1. Een adequate controle systematiek ten aanzien van declaraties en facturen.
  2. Intensiveren van het contractmanagement met de aanbieders van jeugdhulp.
  3. Komen tot afspraken met Capelse huisartsen over het verwijzen van jeugdigen naar de Stichting CJG Capelle aan den IJssel in plaats van rechtstreeks naar specialistische jeugdhulpaanbieders. Tevens komen tot afspraken met gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering over samenwerking bij de hulp rondom jeugdigen.
  4. Structureel overleg met de Stichting CJG Capelle aan den IJssel over het feitelijke (lokale) jeugdhulpgebruik en de benodigde middelen.
  5. In het kader van de bezuinigingsopdracht, onderdeel "kostenbeheersing Jeugd", zal onze gemeente een onderzoeksopdracht (laten) uitvoeren om te bezien of  de organisatie van jeugdhulp voor onze gemeente geoptimaliseerd kan worden.
  6. In de hervormingsagenda jeugd wordt er gewerkt aan verbetering van de toegang tot en kwaliteit van jeugdhulp en een betere beheersing van de kosten. Door inzicht over het functioneren van het systeem is het streven om in de toekomst adequate beheersmaatregelen te kunnen implementeren.

Verloop
1e moment van opname: Najaarsnota 2015.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Wethouder Hartnagel

Communicatie
P&C-documenten van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

Bewaking
Kwartaalrapportages van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Terug naar navigatie - Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Omschrijving risico
Sinds 2015 zijn wij verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo-2015. Er spelen verschillende ontwikkelingen, waardoor het lastig is een nauwkeurige bestedingsplanning op te stellen.

Specifieke risico’s
De uitvoering van de Wmo-2015 is onderhevig aan wet- en regelgeving, betreft een openeinderegeling en is mede door de demografische ontwikkelingen (dubbele vergrijzing in Capelle) en  invoering abonnementstarief een toenemende vraag naar Wmo-voorzieningen ontstaan. Mede hierdoor kunnen de gehanteerde uitgangspunten in werkelijkheid de komende jaren afwijken van de begrote uitgaven. Een feit is dat de Wmo-uitgaven de afgelopen jaren landelijke fors gestegen zijn, verwachting is dat deze trend zich de komende jaren zal voortzetten.

Daarnaast spelen binnen de Wmo de volgende ontwikkelingen/risico’s:

  • In de meerjarenbegroting zijn toekomstige prijsstijgingen en –indexaties niet meegenomen. Deze vloeien voort uit contractuele afspraken en toepassing van de AMvB (vaststellen reëel prijs conform Cao-afspraken) en dienen periodiek herzien te worden. De richtlijn van de AMvB reële kostprijs schrijft voor dat voor Wmo- diensten (HO, begeleiding en dagbesteding) een reële kostprijs vastgesteld moet worden. Dit ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van diezelfde voorziening. Om tot een reële kostprijs te komen maken wij gebruik van het landelijk beschikbaar gestelde rekentool opgesteld binnen een samenwerking van de brancheorganisaties alsook de VNG. Toekomstige prijsindexaties zijn onvermijdelijk en financiële dekking dient uit de algemene accressen die aan het gemeentefonds toegevoegd worden gezocht te worden;
  • Voor 2021 (voorbereidingen zijn in 2020 gestart) staat een aanbesteding op de planning met betrekking tot de Wmo- hulpmiddelen, de prijs zal naar verwachting (marktconforme prijzen) 40% tot 60% stijgen. De financiële consequenties zijn voor nu onbekend, dit is afhankelijk van de resultaten van de aanbesteding. Het streven is om de nieuwe overeenkomsten per 1 januari 2022 in te laten gaan. Vanuit voorzichtigheid is er in deze Najaarsnota een voorstel opgenomen voor een aanvullend krediet;
  • Een van de hoofdpunten van de Wmo en dus ook van ons beleidskader, is extramuralisering d.w.z. dat mensen zo veel als mogelijk, zo zelfstandig mogelijk en zo lang als mogelijk, thuis te laten wonen. Om dit mogelijk te maken, zijn investeringen in de sociale basisinfrastructuur nodig en zal meer aandacht aan preventie moeten worden geven;
  • De demografische groei van de bevolking en het toenemende aantal 65- plussers maakt dat de vraag naar Wmo- voorzieningen in de toekomst zal toenemen danwel dat de zorgzwaarte verschuift en het inzetten van zwaardere indicaties (bv. HO- licht naar HO- midden) onvermijdelijk is;
  • Diverse onderzoeken laten zien dat de Coronacrisis een negatief effect heeft op ons psychologisch welzijn. Het Wmo-loket ontvangt hierover steeds meer signalen. Dit vertaalt zich dat bij het Wmo-loket verzoeken van Capellenaren en zorgaanbieders worden ingediend voor ophoging van de indicaties, met name van individuele begeleiding;
  • De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in een viertal zaken over HO op grond van de Wmo. Kern van de uitspraken is dat toekenning van HO in resultaatsgebieden een duidelijke maatstaf mist en zodoende in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. In de uitspraak beval de rechter de betreffende gemeenten CIZ-normtijden als maatstaf te hanteren. Mochten wij genoodzaakt zijn resultaatgericht indiceren los te laten en de CIZ-normtijden (of een alternatief) alsnog in te voeren dan verwachten wij op grond van de kostenberekening 2014 (het laatste jaar waarin CIZ- normtijden gehanteerd zijn) voor 2022 en verder een extra budget van N 900 nodig te hebben.

En voor Wmo-collectief:

  • De commissie “Toekomst beschermd wonen” adviseert de functies beschermd wonen en maatschappelijke opvang verder te normaliseren. Concreet betekent dit minder opnames in een intramurale setting en meer opvang en begeleiding in de wijk. Deze extramuralisering is nu al merkbaar en zal de komende jaren verder toenemen. Met ingang van 2022 vindt een doordecentralisatie plaats van Beschermd wonen. De verantwoordelijkheid verschuift van centrumgemeente Rotterdam naar alle zeven gemeenten in de Beschermd Wonen-regio, waaronder onze gemeente. Maatschappelijke Opvang wordt op zijn vroegst doorgedecentraliseerd met ingang van 2025. De regiogemeenten hebben de gezamenlijke opdracht te bepalen hoe ze gaan samenwerken op dit terrein. Er is een concept Regionaal Beleidsplan dat nog dit jaar ter vaststelling  aan u wordt voorgelegd. 
  • Bij de overgang van taken hoort ook de overgang van middelen. Voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang wordt gewerkt aan een nieuw objectief verdeelmodel waarbij ook de huidige middelen voor begeleiding worden meegenomen. Vanwege de onzekerheid over de financiële consequenties, is gekozen voor een ingroeipad naar het objectief verdeelmodel van 10 jaar (2022-2032). Gedurende deze periode gaan de middelen geleidelijk over van alleen de centrumgemeente Rotterdam naar de regiogemeenten, waaronder Capelle. Gemeente Rotterdam heeft op basis van de septembercirculaire de meerjarenraming voor de regio aangepast. Tot en met 2027 wordt geen tekort voorzien. Onduidelijk is of (en wanneer) Capelle hier voor- of nadeel van zal ondervinden;
  • Vanwege doorstroom en uitstroom uit “Beschermd Wonen” zal er de komende jaren vraag gaan ontstaan naar begeleid wonen, een lichtere vorm van wonen met zorg (minder dan 24 uur begeleiding). Het betreft hier de doelgroep die na herindicatie te licht wordt gevonden voor beschermd wonen maar (nog) niet zelfstandig met begeleiding kan gaan wonen. Hetzelfde geldt voor doorstroom en uitstroom uit de (verlengde) jeugdzorg waarbij zelfstandig wonen (met of zonder begeleiding) niet mogelijk is maar betrokkene te licht is voor een indicatie Beschermd wonen. In beide gevallen wordt hier nu binnen Capelle nog niet in voorzien.

Bandbreedte financiële gevolgen: 
P.M.

Verloop
1e moment van opname: Voorjaarsnota 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
Bewaken en monitoren van de meerjarige prognose.
Monitoren en volgen van landelijke ontwikkelingen.
Onderzoeken mogelijkheden om uitgaven van de Wmo verder te beheersen, waarbij we de inwoners passend blijven ondersteunen.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Samenleving en Publiekszaken
Bestuurlijk: wethouder Wilson

Communicatie
De meest recente ontwikkelingen zijn opgenomen in deze omschrijving.

Bewaking
We rapporteren per P&C-document en blijven de ontwikkelingen volgen.

Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Terug naar navigatie - Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Omschrijving risico
Inkomensondersteunende regelingen zijn succesvol bij hoog bereik en gebruik maar kunnen bij sterk toenemend gebruik zorgen voor oplopende kosten.

Specifieke risico’s
Veel inkomensondersteunende maatregelen zoals de bijzondere bijstand en de individuele inkomenstoeslag zijn feitelijk succesvol wanneer het bereik en gebruik hoog is. Gezien de aard van de regelingen is uitsluiting van gebruik door Capellenaren niet mogelijk en niet gewenst. 

Dit risico geldt elk jaar.  Mogelijk stijgt het gebruik van de regelingen in 2022 als gevolg van de naweeën van Corona, nadat in 2021 de meeste steunmaatregelen zijn gestopt.

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De te nemen maatregelen zijn afhankelijk monitoring van de budgetten. Dit leidt tot eventueel bijstelling van beleid of aanraming van het beschikbare budget.

Verloop
Eerste moment van opname: Najaarsnota 2018.
Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:   Afdeling Samenleving

Bestuurlijk:  Wethouder Westerdijk

Communicatie
Communicatie via reguliere P&C-cyclus.

Bewaking
Budgetten worden gemonitord waarna bijstelling van beleid zou kunnen volgen of aanraming van het beschikbare budget.

Risico impact corona Bijzondere Bijstand, BUIG en Participatiebudget

Terug naar navigatie - Risico impact corona Bijzondere Bijstand, BUIG en Participatiebudget

Omschrijving van het risico
Toename uitgaven Bijzondere Bijstand, BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) en participatiebudget wegens effecten corona.

Specifieke risico's
We zien nog geen grote stijging van het bijstandsbestand. De belangrijkste steunmaatregelen van de Rijksoverheid naar aanleiding van de corona eindigen na het derde kwartaal van 2021. Mogelijk moeten in 2022 alsnog meer Capellenaren een beroep doen op de algemene bijstand wat een negatief effect zou kunnen hebben op het BUIG-budget. Echter, is meer dan één jaar vooruit kijken bij gebundelde uitkering en uitkeringslasten feitelijk niet goed mogelijk omdat er teveel factoren zijn die invloed hebben op het daadwerkelijke resultaat. Hier heb je als organisatie of gemeente vrijwel geen directe invloed op en dit levert altijd een risico op. 
Indien dit risico zich voordoet zal daarvoor een voorstel ter overweging aan u worden voorgelegd.

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De te nemen maatregelen zijn afhankelijk monitoring van de budgetten, vooral op basis van de rapportages van de GR IJsselgemeenten.
Dit leidt tot eventueel bijstelling van beleid of aanraming van het beschikbare budget.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2021.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:   Afdeling Samenleving
Bestuurlijk:  Wethouder Westerdijk

Communicatie
Communicatie via reguliere P&C-cyclus.

Bewaking
Budgetten worden gemonitord waarna bijstelling van beleid zou kunnen volgen of aanraming van het beschikbare budget.

Overige risico's

Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs

Terug naar navigatie - Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van de nieuwbouw voor het Comenius College.

Specifieke risico’s
U heeft in uw vergadering van 15 februari 2010 ingestemd met de notitie ‘de ontwikkeling van twee unilocaties’, waarin de nieuwbouw van het Comenius College is benoemd. Deze nieuwbouw valt uiteen in twee fases. De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze fase is vastgelegd in de beschikking van 17 december 2010 met kenmerk D41/182856. De eerste fase is inmiddels in gebruik genomen. De tweede fase zou volgens deze beschikking mogelijk in 2023 in gebruik worden genomen. Door vertegenwoordigers van het Comenius College is in 2017 aangegeven dat de school en het schoolbestuur voordelen zien in een latere in gebruik name van de tweede fase. Inmiddels wordt uitgegaan van een oplevering van de tweede fase in 2028.
De beschikking van 2010 ging uit van een ruimtebehoefte, gebaseerd op 1.341 leerlingen. Het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober 2020 bedroeg echter 1.834 leerlingen en stijgt volgens de meest recente prognose (eerste kwartaal 2021) door naar 2.002 leerlingen voor deze locatie op 1 oktober 2038, de laatste teldatum die in de prognose is opgenomen. Een dergelijke stijging van het aantal leerlingen ten opzichte van de oorspronkelijke beschikking leidt niet alleen tot de noodzaak van het realiseren van meer onderwijskundige vierkante meters, maar heeft ook tot gevolg dat we naar verwachting een vijfde ‘gymvloer’ moeten realiseren. In 2010 gingen we nog uit van vier ‘gymvloeren’.
Naar aanleiding van de gegevens van 2010 verwachtten we dat voor de tweede fase van het Comenius College circa N 3.000 aan financiering nodig zou zijn voor de realisatie van de benodigde onderwijskundige vierkante meters (inclusief gymvoorziening, maar exclusief sloop, verhuizing en tijdelijke huisvesting). Bij het verloop van de Reserve Grote investeringen was beoogd dat het saldo beschikbaar was om de tweede fase van het Comenius College af te ronden. Het ‘Besluit Begroting en Verantwoording’ schrijft voor dat te activeren kosten zowel de vervaardigingprijs omvat, als de overige rechtstreeks aan de vervaardiging te relateren kosten. Om deze reden leidt de investering voor nieuwbouw van de tweede fase van het Comenius College op de bestaande locatie altijd tot een structurele extra kapitaallast binnen de gemeentelijke begroting.
In beginsel gaan wij uit van de VNG normbedragen, maar wij monitoren ook de mate waarin realistische marktconforme investeringen zich verhouden tot deze normbedragen. De aanbesteding staat pas over enkele jaren gepland. Het laat zich moeilijk voorspellen hoe de normbedragen en het marktconforme prijspeil zich in de loop van de jaren ontwikkelen.  Er is een bedrag van € 16,5 miljoen inclusief BTW  (het gemiddelde van de bandbreedte en prijspeil 2021), opgenomen in onze meerjarige doorkijk, uitgaande van de meest recente prognoses, inclusief realisatie van twee gymzalen en alle overige kosten. Aanbesteding zal naar verwachting in 2024 of 2025 plaatsvinden, dit bedrag zal dan ook nog geïndexeerd worden. De beslissing of er één of twee gymzalen dienen te worden gebouwd zal in 2022 volgen. Wij hebben de intentie om bij de Voorjaarsnota 2022 te besluiten over het definitieve investeringsbedrag zodat definitieve besluitvorming door ons in 2022 of 2023 kan plaats vinden. Sloop van het oude deel van het Comenius College vindt volgens de huidige planning plaats in 2026. 
Bij de nieuwbouw van scholen hebben wij de intentie om tijdelijke huisvesting zoveel mogelijk te beperken en indien tijdelijke huisvesting toch noodzakelijk is, proberen wij deze huisvesting opvolgend voor meerdere scholen in te zetten. Op deze wijze gaan wij zo efficiënt mogelijk om met (de financiële lasten voor) tijdelijke huisvesting. In vervolg op vaststelling van de Najaarsnota 2018 en Voorjaarsnota 2019 is daarom aan de Lijstersingel tijdelijke huisvesting voor scholen gerealiseerd, verdeeld over twee gebouwen. Deze tijdelijke huisvesting wordt in eerste instantie ingezet voor de Eben Haëzerschool en De Bouwsteen, daarna voor een deel van de leerlingen van de scholen aan de Meeuwensingel en tot slot voor een deel van de leerlingen van het Comenius College.

Bandbreedte financiële gevolgen
De resterende investeringsbehoefte voor de nieuwbouw van de tweede fase Comenius College bedraagt 13.000 tot 20.000 met een afschrijvingslast (exclusief rente) van maximaal 500 structureel. De bijbehorende financieringslast bedraagt maximaal 200 (1 % rente * maximale bouwsom). De kans van voordoen beschouwen wij als hoog. Vanwege de grote omvang van het krediet hebben wij, vooruitlopend op besluitvorming, in de doorkijk van de meerjarenbegroting al een bouwsom opgenomen ter hoogte van het gemiddelde van de weergegeven financiële bandbreedte. Wij verwachten  in de Voorjaarsnota 2022 een voorstel voor de nieuwbouw op te nemen.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2017. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd).

Beheersingsmaatregelen
Prognoses zijn zo goed mogelijke voorspellingen voor de toekomst op basis van de meest recente aanwezige gegevens. Met name op schoolniveau kunnen in de loop der jaren wijzigingen in de prognoses plaatsvinden en ook in de praktijk kan het leerlingenaantal afwijken van prognoses. Hierom laten wij prognoses gewoonlijk om de twee jaar actualiseren. De te verwachten lasten voor nieuwbouw en terug verhuizen verwerken wij uiterlijk bij de Voorjaarsnota 2022. Wij nemen naar verwachting in 2022 ook de beslissing over de definitieve grootte van de tweede fase van het Comenius College, op basis van de dan geldende prognoses. De komende jaren laten wij jaarlijks prognoses opstellen voor alle scholen in Capelle, naar aanleiding waarvan ook de financiële prognose voor de tweede fase van het Comenius College bijgesteld wordt.

Informatie en communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij aandacht aan de te verwachten financiële financieringsbehoefte voor de tweede fase van het Comenius College.

Bewaking
Naar aanleiding van prognoses brengen wij jaarlijks het aantal te verwachten vierkante meters en de financieringsbehoefte in kaart.

Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting

Terug naar navigatie - Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting

Omschrijving risico
Wij zijn over het algemeen geen eigenaar van schoolgebouwen, maar bezitten wel het zogenoemde ‘economisch claimrecht’. Dit betekent dat het eigendom van een schoolgebouw naar de gemeente terugvloeit, zodra het onderwijs in dit gebouw stopt. Wanneer scholen voornemens zijn om op termijn te sluiten, brengt dit zowel financiële als niet- financiële risico’s met zich mee. Wanneer scholen daarentegen groeien, moet de gemeente zorg dragen voor voldoende adequate onderwijshuisvesting en hebben scholen recht op een bedrag voor eerste inrichting en onderwijsleerpakket. Dit brengt financiële risico’s met zich mee.

Specifieke risico’s
Het eigendom van schoolgebouwen kan bij verschillende partijen liggen, maar over het algemeen ligt het juridisch eigendom van een schoolgebouw bij het schoolbestuur. Ook in Capelle is dit het geval, uitzondering hierop betreft de scholen die gehuisvest zijn in het MFC Fascinatio en de aanwezige tijdelijke huisvesting voor het onderwijs (onder meer bij de Lijstersingel). Bij het beëindigen van het gebruik van een schoolgebouw door een schoolbestuur wordt het eigendom van dit gebouw aan de gemeente ‘om niet’ overgedragen. Dit wordt ook wel het ‘economisch claimrecht’ van gemeenten genoemd.

In zijn algemeenheid geldt dat indien een schoolbestuur besluit om een onderwijslocatie te sluiten en het bijbehorende gebouw over te dragen aan de gemeente, dat er dan sprake is van een (onvermijdelijke) permanenten, dan wel tijdelijke groei van de gemeentelijke vastgoedportefeuille. Dit biedt soms mogelijkheden met zich mee. Wellicht dat het gebouw gebruikt kan worden voor een andere school, dat het gebouw en de grond verkocht en/of in gezet kan worden voor herontwikkeling, dan wel dat er huurders gevonden worden. Echter, het brengt ook risico’s met zich mee. Maatschappelijke risico’s in de zin dat een school, die vaak een belangrijke rol in een buurt vervult, verdwijnt en het risico op leegstand van een pand. Ook financieel liggen er risico’s. Als wij besluiten een gebouw te slopen, brengt dit kosten met zich mee. Indien wij wensen dat het gebouw in gebruik blijft zijn er -zolang er geen gebruiker/huurder bekend is- risico’s aangaande onderhouds- en exploitatielasten. De gemeente betaalt nu al de kosten voor OZB en verzekeringen van schoolgebouwen, voor deze financiële componenten is dan ook dekking binnen de huidige gemeentelijke begroting.

Wanneer scholen groeien, moet de gemeente zorg dragen voor voldoende adequate onderwijshuisvesting, de kosten voor OZB en verzekeringen betalen en hebben scholen recht op een bedrag voor eerste inrichting en onderwijsleerpakket.

Bandbreedte financiële gevolgen
Niet te kwantificeren. Indien het zich voordoet betreft het eenmalige kosten. De kans van voordoen beschouwen wij als gemiddeld (50%).

Beheersingsmaatregelen
Wij laten prognoses maken om de leerlingenontwikkeling te monitoren. Naar aanleiding daarvan maken wij een analyse over welke scholen wel en niet, binnen de huidige wet- en regelgeving, formeel als zelfstandige school (of nevenvestiging) kunnen blijven bestaan. Ook maken wij een analyse over welke scholen in de toekomst recht zouden kunnen krijgen op extra onderwijskundige ruimte en een financiële bijdrage aangaande eerste inrichting en onderwijsleerpakket. Hierover treden wij in overleg met de schoolbesturen.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2017. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd).

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Samenleving en afdeling Facilitaire Diensten
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg en wethouder Van Veen

Communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij blijvend aandacht aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande de mogelijke opheffing van scholen, evenals aan de mogelijke financiële gevolgen van de stijging van het leerlingenaantal bij specifieke scholen.

Bewaking
Via het ‘Op Overeenstemming Gericht Overleg’ bespreken wij met de schoolbesturen de ontwikkelingen aangaande de leerlingenaantallen en de toekomst van onderwijshuisvesting.

Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Terug naar navigatie - Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke prijsstijging van de ontwikkelingen voortvloeiende uit het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs.

Specifieke risico’s
Bij vaststelling van de Najaarsnota 2018 heeft u besloten om een bedrag beschikbaar te stellen van in totaal 28.460 voor:

  • nieuwbouw van De Olijfboom (voormalige Eben Haëzerschool en Rehobothschool), inclusief gymzaal, op de huidige CSV-locatie (ontwikkeling 1);
  • nieuwbouw aan de Meeuwensingel voor De Horizon, De Klim-Op en voor enkele lokalen van de Montessorischool, inclusief gymzaal (ontwikkeling 2) en
  • nieuwbouw onderwijshuisvesting in de Florabuurt omgeving, inclusief gymzaal (ontwikkeling 3).

Opvolgend op de Najaarsnota 2018 hebben wij in januari 2019 voor de ontwikkelingen 1 en 2 een beschikking afgegeven waarin staat opgenomen dat vervangende nieuwbouw van de desbetreffende scholen wordt toegekend. Schoolbesturen kunnen hieraan dan ook rechten ontlenen. Voor ontwikkeling 3 hebben wij (vooralsnog) geen beschikking afgegeven waarmee vervangende nieuwbouw wordt toegekend. De reden hiervoor is dat onderwijshuisvestingsontwikkelingen in Schenkel onlosmakelijk verbonden zijn met de gebiedsontwikkeling Florabuurt. Uw raad beslist, naar verwachting in 2021, over de gebiedsvisie Florabuurt. Wij zijn van mening dat nadere invulling van eventuele nieuwbouw of aanpassingen van scholen in het Florabuurt gebied pas kan plaatsvinden na of gelijktijdig met vaststelling van deze gebiedsvisie.

Voor ontwikkeling 1 is inmiddels een aanbesteding doorlopen. Naar aanleiding hiervan is het aannemelijk dat de ontwikkeling binnen het door u vastgestelde budget gerealiseerd kan worden.

Voor ontwikkeling 2 en 3 is bij vaststelling van de Begroting 2022 - 2025 het budget aangepast aan de prijsontwikkeling. Bij de ontwikkeling in de Florabuurt gaan wij er daarnaast vanuit dat tijdelijke huisvesting niet nodig is. Indien dit wel nodig blijkt te zijn, dit is afhankelijk van de uiteindelijke planvorming, brengt dit aanvullende kosten met zich mee.

Bandbreedte financiële gevolgen
Aanvullende investeringsbehoefte van 0 tot 3.500 met een afschrijvingslast van maximaal 88 structureel vanaf 2027 en een rentelast van maximaal 35. De kans van voordoen beschouwen wij gezien de huidige marktomstandigheden in de bouw als gemiddeld (50 %), omdat de bij de Begroting 2022 - 2025 vastgestelde investeringsbedragen zijn aangepast aan de te verwachten marktomstandigheden, maar de toekomstige marktomstandigheden niet exact te voorspellen zijn.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd)

Beheersingsmaatregelen
Eerst zal besluitvorming plaatsvinden door uw raad (vaststellen kaders), waarna vervolgens beschikkingen afgegeven zullen worden aan de desbetreffende schoolbesturen. De fasering kan per ontwikkeling verschillen. De projecten zijn ingebed in een projectstructuur waarbinnen wij diverse kaders zoals inhoud, planning en financiën zorgvuldig en realistisch op elkaar afstemmen.

Informatie en communicatie
 Besluitvorming over de scholen in het Florabuurt gebied vindt plaats na of gelijktijdig met de vaststelling van deze gebiedsvisie. In de risicoparagraaf schenken wij, in ieder geval tot aan het moment van gunning, aandacht aan de mogelijke financiële risico’s voor de 3 genoemde ontwikkelingen.

Overschrijding budget door hogere aanneemsom

Terug naar navigatie - Overschrijding budget door hogere aanneemsom

Omschrijving risico’s
Door de aantrekkende economie in de afgelopen jaren is er over het algemeen sprake van hogere prijzen voor materiaal en arbeid. Dit wordt versterkt door de Coronapandemie waardoor een tekort aan grondstoffen  is ontstaan waardoor de prijzen stijgen. Dit zien we terug in de aanbestedingen. Het risico bestaat dat de aanneemsom het beschikbare budget structureel significant overschrijdt. Dit kan ook effect hebben op de financiering van de gemeente: de benodigde externe financiering en de rentelasten nemen toe.

Specifieke risico’s
De afgelopen jaren zijn wij geconfronteerd met duurder uitvallende investeringen, bijvoorbeeld voor het zwembad Aquapelle (Voorjaarsnota 2018), het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (Najaarsnota 2018) of projecten in de openbare ruimte (Voorjaarsnota 2020). De prijzen in de bouw zijn behoorlijk gestegen. Het risico bestaat dat meer projecten in de toekomst boven hun budget uitkomen.

Bandbreedte financiële gevolgen
De indicatieve bandbreedte is 0 - 5.000. De kans van voordoen schatten we in op 75%.

Verantwoordelijken
Gehele organisatie.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij blijven de ontwikkeling van de aanneemsommen en de eventuele overschrijdingen volgen om de financiële risico’s te beoordelen. Voor indexeringen plaatsen we jaarlijks bij de Begroting een Stelpost Prijzen / Indexeringen op programma 0. In de Begroting 2021 is deze echter al volledig benut.

Communicatie
Indien wij op basis van aanbestedingen kunnen concluderen dat er sprake is van structurele overschrijdingen, leggen wij u een wijzigingsvoorstel voor in de Begroting, Voorjaarsnota of Najaarsnota.

Grondexploitaties

Terug naar navigatie - Grondexploitaties

Omschrijving risico
Voor de toekomstige verwachte kosten en opbrengsten worden aannames gebruikt ten aanzien van planning, verwachte verkoopprijzen, geraamde kosten, verwachte rentelasten, plankosten, etc. Er zijn verschillende onzekerheden en risico’s die het begrote financiële eindresultaat van de grondexploitatie kunnen beïnvloeden. Er is een onderscheid te maken tussen enerzijds risico’s met betrekking tot de kosten en opbrengsten die specifiek binnen een grondexploitatiecomplex kunnen worden erkend en anderzijds risico’s die voor de grondexploitatieportefeuille als geheel gelden.

Specifieke risico’s
In de geheime Actualisatie Grondexploitaties versie Najaarsnota 2021 beschrijven we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

Bandbreedte financiële gevolgen
0 – 1.300
Het betreft verschillende soorten risico’s met zowel een gemiddeld tot hoge kans van voordoen, doch kleiner dan 50%.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Najaarsnota 2019

Beheersmaatregelen
In de geheime Actualisatie Grondexploitaties versie Najaarsnota 2021 beschrijven we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

Informatie en communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.

Ontwikkelagenda Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Terug naar navigatie - Ontwikkelagenda Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke risico's van een organisatie ontwikkeltraject, 'Ontwikkelagenda' geheten  binnen de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR). Doel van dit traject is ambities van de VRR vast te stellen en de benodigde financiële middelen in overeenstemming te brengen. De uitkomsten van dit project moeten in ieder geval als financieel risico worden aangemerkt. In haar vergadering van 10 februari 2021 hebben de burgemeesters in het AB reeds uitgesproken dat zij uiteindelijk de benodigde financiële middelen vaststellen.  Concrete financiële gevolgen worden via de begroting VRR 2023 (zienswijzeplichtig) aan de deelnemende gemeenteraden voorgelegd.

Specifieke risico’s
In de Ontwikkelagenda staat aangegeven welke ambities en opgaven de VRR onderkent. Adviesbureau Berenschot heeft de kosten van alle ambities uit de Ontwikkelagenda berekend voor vier scenario’s (0, 1, 2 en 3).

Bandbreedte financiële gevolgen
Woensdag 13 oktober 2021 heeft een bestuurlijke bijeenkomst plaatsgevonden over voorstellen in dit verband. Gepresenteerd zijn vier toekomstscenario’s; scenario 0 “Huidige budget”; scenario 1 “Basis beperkt op orde”; scenario 2 “Basis op orde” en scenario 3 “Toekomstbestendig”. In de bestuurlijke bijeenkomst van 13 oktober 2021 is het meest draagvlak getoond voor een mix van scenario 2 en 3. De kosten hiervan worden geschat op 9,45 miljoen. De kosten voor scenario 3 worden geschat op 13 miljoen.
Voor Capelle aan den IJssel bedragen de consequenties op basis van een ingroeimodel en kostenverdeelsleutel uit het gemeentefonds bij de mix van scenario 2 en 3 N 87 in 2023, N 136 in 2024, N 184 in 2025 en N 207 structureel vanaf 2026. De kans hier op wordt ingeschat op 75%. Het maximale financieel risico (structureel) is het verschil tussen het maximale en reeds voorgestelde budgetaanraming, en bedraagt voor onze gemeente 150 N in 2023, 293 N in 2024, 352 N in 2025 en 390 N structureel vanaf 2026. De kans van voordoen schatten we in op 25%.  Het Algemeen Bestuur van de VRR besluit in december 2021 definitief wat het voorstel gaat worden ten behoeve van de zienswijzen. Definitieve financiële besluitvorming vindt plaats in de begroting 2023 van de VRR.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Bestuurs- en Concernondersteuning, unit veiligheid
Bestuurlijk: Burgemeester

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2021. 

Beheersingsmaatregelen
-

Informatie en communicatie
De Ontwikkelagenda is in februari 2021 besproken in de commissie BVM. De bestuurlijke behandeling van het project binnen het Algemeen Bestuur VRR is na de corona-lockdown opgepakt met een bijeenkomst op 13 oktober 2021. Concrete financiële gevolgen worden via de concept begroting VRR 2023 (zienswijze plichtig) medio 2022 door de VRR aan de deelnemende gemeenteraden voorgelegd. 

Impact nieuwe omgevingswet op leges omgevingsvergunningen

Terug naar navigatie - Impact nieuwe omgevingswet op leges omgevingsvergunningen

Omschrijving risico
Met de invoering van de Omgevingswet wijzigt de wet- en regelgeving voor bouwinitiatieven en omgevingsvergunningen. Er zullen ook veranderingen optreden in de vergunningplicht, en daarmee in de legesheffing. Wij verwachten geen financiële gevolgen bij de invoering van de Omgevingswet (gepland 1 juli 2022), maar mogelijk wel op termijn bij de vaststelling van het Omgevingsplan (vooralsnog gepland in 2025). Uw raad bepaalt in het Omgevingsplan op welke wijze u invulling geeft aan deregulering en vergunningplichten voor bepaalde activiteiten. Tijdens de voorbereiding van het Omgevingsplan informeren wij u ook over de financiële gevolgen van de opties. Overigens verwachten wij beperkte financiële effecten van het vergunningsvrij maken van kleinere aanvragen. De legesinkomsten worden grotendeels bepaald door de grote projecten, en deze activiteiten blijven vergunning plichtig. De Omgevingswet maakt het heffen van leges voor milieubelastende activiteiten weer mogelijk; sinds 1998 was dit niet toegestaan. Bij de herziening van de Leges verordening 2023 leggen wij u een voorstel voor.

Specifieke risico’s
Lagere opbrengsten uit leges omgevingsvergunningen.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het risico is op dit moment niet te kwantificeren.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Stadsbeheer
Bestuurlijk: Wethouder Van Veen

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2021

Beheersingsmaatregelen
-

Informatie en communicatie
Momenteel is in onderzoek wat de financiële impact is van de nieuwe omgevingswet. Zodra hier meer bekend over is zullen wij u hierover informeren.

Vervangingsinvesteringen duikers en beschoeiingen en hogere baggerkosten

Terug naar navigatie - Vervangingsinvesteringen duikers en beschoeiingen en hogere baggerkosten

Omschrijving risico
Aan het nieuwe Beleidsplan Water en Riolering wordt momenteel invulling gegeven. Zonder al concreet aan te kunnen geven welke maatregelen benodigd zijn voor het vervangen van duikers en beschoeiingen, blijkt wel dat het tijdig vervangen van beschoeiingen en ophalen (rijzen) van duikers de komende jaren meer inspanning zal vergen. In samenspraak met het hoogheemraadschap is dit onderdeel van het nieuw op te stellen Water en Rioleringsplan 2021 e.v.  Voor duikers rekenen we vooralsnog met een extra jaarlijkse investering van N100-150. Voor de beschoeiingen verwachten we vooralsnog N200 tot N450 per jaar extra nodig te hebben en aan baggerkosten gaan we vooralsnog uit van structureel circa N250 vanaf 2022. 

Specifieke risico’s
Hogere kapitaallasten als gevolg van de benodigde investeringen en hogere baggerkosten dan momenteel begroot staat.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het financieel risico (structureel) schatten wij vooralsnog binnen de bandbreedte van  N550 - N850 voor onze gemeente. Het betreft verschillende soorten risico’s met een hoge kans van voordoen (75%).

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Stadsbeheer
Bestuurlijk: Wethouder Wilson

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2021

Beheersingsmaatregelen
-

Informatie en communicatie
Bij de vaststelling van het beleidsplan Water en Riolering komen we bij u terug op de financiële consequenties die verbonden zijn aan het vervangen van duikers en beschoeiingen en baggeren.

Overschrijding facilitaire budgetten door relatief hoge indexeringspercentages

Terug naar navigatie - Overschrijding facilitaire budgetten door relatief hoge indexeringspercentages

Omschrijving risico
Dit risico gaat over het ontstaan van meerjarig oplopende tekorten op enkele facilitaire budgetten doordat we een ander (in dit geval hoger) indexeringspercentage afgesproken hebben dan de algemene prijsindex.

Specifieke risico’s
Het niet jaarlijks indexeren van budgetten leidt tot structurele tekorten op de langere termijn. Deze tekorten lopen de laatste jaren sneller op doordat een hoger indexeringspercentage moet worden toegepast. Dit vaak ten gevolge van cao aanpassingen of stijgingen in productprijzen. De afgelopen jaren zijn indexeringspercentages van 4 of 5% normaal en vielen soms nog hoger uit. Voor enkele budgetten verwachten we meerjarig oplopende tekorten.
Het gaat onder andere over de budgetten en kosten voor:

  • Beveiliging;
  • Catering;
  • Hygiëne (schoonmaak algemeen, glasbewassing en sanitaire artikelen);
  • Postdiensten.

Bandbreedte financiële gevolgen
100 - 500 voor de jaren 2022 tot en met 2029. De kans van voordoen schatten we in op 75%.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Facilitaire Diensten
Bestuurlijk: Burgemeester

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Najaarsnota 2021.

Beheersingsmaatregelen
Wij blijven de ontwikkeling van de prijzen en de eventuele overschrijdingen volgen om de financiële risico’s te beoordelen. Om in de pas te blijven met de werkelijke kosten stellen wij voor de budgetten jaarlijks op te hogen met de werkelijke indexeringspercentages en dit te dekken uit de Stelpost Prijzen.

Informatie en communicatie
In de P&C-documenten zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.

Aanvullende investering Kindcentrum Florabuurt

Terug naar navigatie - Aanvullende investering Kindcentrum Florabuurt

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van de besluitvorming over de definitieve concept-gebiedsvisie Florabuurt en daarbij specifiek de te maken keuzes over de investering in het te realiseren kindcentrum.  

Specifieke risico’s
De gebiedsvisie én het gebiedspaspoort voor het middengebied kunnen naar verwachting eind 2021 ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad. De bijbehorende grondexploitatie kan dan worden verwerkt bij de Voorjaarsnota 2022. We stellen u in deze Najaarsnota vanuit voorzichtigheid voor alvast de uitkomsten van de definitieve concept-gebiedsvisie (versie november 2021) te verwerken. We zullen geen uitgaven doen voordat uw raad akkoord is, behalve voor het extra benodigde voorbereidingsbudget in de periode tot de Voorjaarsnota 2022 (N 90 in 2021 en N 140 in 2022). Dit voorbereidingsbudget is een onderdeel van de gepresenteerde cijfers.
Bij de Voorjaarsnota 2022 worden de eerder gevoteerde voorbereidingsbudgetten voor de Florabuurt ingebracht in de boekwaarde van de grondexploitatie Florabuurt. 
Na vaststelling van de gebiedsvisie en het gebiedspaspoort gaan wij een onderzoek doen welke partij in welke delen van het kindcentrum investeert. Daarbij worden drie scenario’s onderzocht. Onderstaande bedragen betreffen een eerste grove inschatting van de financiële consequenties van deze scenario’s. Het onderzoek moet deze bedragen nader bepalen. Mocht dit leiden tot een ander benodigd gemeentelijk investeringsbedrag en jaarlijkse kapitaallasten/afschrijvingslasten dan doen wij u hiervoor een voorstel bij de Voorjaarsnota 2022 of de Begroting 2023-2026. De keuze voor een bepaald scenario heeft geen effect op het saldo van de grondexploitatie.

In de definitieve concept-gebiedsvisie (versie november 2021) gaan we uit van scenario (3) waarbij onze investering in de scholen, gymzaal en Kinderlab 10.050 (Najaarsnota 2018 8.170 en Begroting 2022  1.880). bedraagt. De investering in kinderopvang en kinderdagverblijf vindt plaats door een derde partij. 
In scenario 2 investeert een derde partij in de huisvesting voor alle functies. De reeds in onze begroting opgenomen kredieten ter hoogte van 10.050 kunnen dan afgeraamd worden met een structureel voordeel van V 251 voor de afschrijvingslasten (exclusief rente). Daartegenover staat een jaarlijkse huurlast van N 390 (exclusief indexatie).
In scenario 1 investeert de gemeente in huisvesting voor alle functies. Dat leidt tot een extra benodigd krediet van 6.700 met een structurele afschrijvingslast van N 168 (exclusief rente) . Daartegenover verwachten we een jaarlijkse huurinkomst van V 260 (exclusief indexatie). 

In alle scenario’s is vanaf 2027 een exploitatielast van N 100 nodig voor het KinderLab.  

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Najaarsnota 2021

Beheersmaatregelen
In de CapelleBouwtaandeStad-monitor Najaarsnota 2021 beschrijven wij de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

Informatie en communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.