Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit

Definitie weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Definitie weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen of waar na het treffen van maatregelen nog restrisico’s overblijven, met de kans dat deze risico’s zich voordoen. De verhouding wordt uitgedrukt in een ratio.

Ratio weerstandsvermogen is beschikbare weerstandscapaciteit gedeeld door benodigde weerstandscapaciteit (risico's)

Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Terug naar navigatie - Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Het beleid ten aanzien van risico’s en weerstandsvermogen hebben wij vastgelegd in de Nota Reserves, Voorzieningen, Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2017.
Wij streven na om geen onnodige risico’s te lopen, en zoveel mogelijk risico’s af te dekken, mits financieel verantwoord. Risico’s die niet worden afgedekt door bijvoorbeeld een verzekering of een voorziening, moeten kunnen worden opgevangen door de beschikbare weerstandscapaciteit.

De definitie van een risico luidt als volgt: De kans op het optreden van een gebeurtenis, die zowel positieve als negatieve gevolgen voor de gemeente kan hebben, waarvan de omvang nog onbekend is, maar van materiële betekenis kan zijn (groter dan N 250).

Eenvoudiger gezegd bestaat een risico dus uit kans * impact. In lijn met de genoemde beleidsnota hanteren we voor wat betreft de kans van voordoen hanteren we drie varianten: lage kans (25%), gemiddelde kans (50%) en hoge kans (75%). Voor wat betreft de impact, zijn er drie varianten mogelijk:

  1. Als de impact redelijk goed in te schatten is: als vaste waarde;
  2. Als de impact moeilijker in te schatten is: met een bandbreedte, waarin we een onder- en bovengrens geven en we rekenen met het gemiddelde;
  3. Als de impact (nog) niet in te schatten is: als pm.

Bij risico’s met een incidenteel karakter hanteren we een factor van 1, omdat het risico zich in één keer voor zal kunnen doen. Voor risico’s met een structureel karakter hanteren we een factor van 5 , gebaseerd op het lopende begrotingsjaar en de vier begrotingsjaren erna. Dat betekent dat de weerstandscapaciteit vijf maal zo groot moet zijn dan het totaalbedrag van het structurele risico.

De kwaliteit van het weerstandsvermogen wordt bij iedere document van de P&C cyclus gemeten. Dat wil zeggen dat we het weerstandsvermogen actualiseren en ook de risico’s opnieuw beoordelen. Zo kan het zijn dat er telkens nieuwe risico’s worden geïdentificeerd en dat eerder geconstateerde risico’s verdwijnen.

Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

Terug naar navigatie - Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

In het Overzicht Risico’s in deze paragraaf, geven we een overzicht van de risico’s die op dit moment nog bestaan en geven we aan wat die risico’s voor de komende jaren betekenen.

De risico’s die gekwantificeerd zijn, hebben wij in het onderstaande overzicht opgenomen. Het betreft risico’s die structureel zijn en daarom vermenigvuldigd worden met 5.

Berekening benodigde weerstandscapaciteit / risico's Risico = kans * impact
Nr. Risico's I/S* Kans Impact Riscobedrag
2021 2022 2023 2024
3 Dividenden (Stedin) S 50% 890 N445 N445
4 Verleende garanties voor instellingen S 5% 11.402 N570 N570 N570 N570
7 Positie Waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) S 1% 296.692 N2.967 N2.967 N2.967 N2.967
10 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) S 75% div N485 N825 N1.071
11 Uitspraak Centrale Raad van Beroep Huishoudelijke Ondersteuning (Wmo) S 25% 900 N225 N225 N225 N225
13 Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs S 75% 888 N666 N666 N666 N666
15 Nieuwbouw voortvloeiende uit SHO S 75% 150 N113 N113 N113 N113
16 Grondexploitaties S 50% 700 N350 N350 N350 N350
Subtotaal structureel N4.891 N5.376 N6.161 N6.407
Vermenigvuldigen met 5 N24.453 N26.879 N30.803 N32.033
17 Asbestsanering onderwijspanden SHO I 75% 600 N450
Totaal N24.903 N26.879 N30.803 N32.033
*) I = Incidenteel (1 jaar) S=structureel (4 of 5 jaar)

Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Terug naar navigatie - Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Hieronder staat de beschikbare weerstandscapaciteit en de berekening van de weerstandsratio. 

Beschikbare weerstandscapaciteit 2021 2022 2023 2024
Rekeningssaldo N1.568 V1.370 V3.346 V51
Post onvoorzien V33 V33 V33 V33
Algemene Reserve minimumniveau * V10.000 V10.000 V10.000 V10.000
Algemene reserve * V63.504 V63.504 V63.504 V63.504
Bestemmingsreserves * V25.129 V23.884 V23.424 V22.815
Totaal beschikbare weerstandscapaciteit V97.098 V98.791 V100.307 V96.403
*) Reserves: stand per 1-1
Berekening weerstandsratio 2021 2022 2023 2024
Benodigde weerstandscapaciteit N24.453 N26.879 N30.803 N32.033
Beschikbare weerstandscapaciteit V97.098 V98.791 V100.307 V96.403
Weerstandsratio 4,0 3,7 3,3 3,0

Financiële ratio's

Terug naar navigatie - Financiële ratio's

Het Besluit Begroting en Verantwoording schrijft voor dat we door middel van ratio's inzicht geven in onze financiële positie. Gemeenten zijn vrij om hier zelf duiding aan te geven. Niettemin heeft de provincie Zuid-Holland in een themacirculaire een aantal signaleringswaarden aangegeven. De signaleringswaarden staan in onderstaande tabel. 

Ratio Categorie A minst risicovol Categorie B neutraal Categorie C meest risicovol
1a Netto schuldquote <90% 90-130% >130%
1b Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen <90% 90-130% >130%
2 Solvabiliteitsratio >50% 20-50% <20%
3 Grondexploitatie <20% 20-35% >35%
4 Structurele exploitatieruimte >0% 0% <0%
5 Belastingcapaciteit <95% 95-105% >105%

Voor de financiële kengetallen geldt dat de verkoopopbrengst van de Eneco-aandelen heeft in de Voorjaarsnota 2020 een eenmalig gunstig effect gehad op onze balans. In de tabellen hieronder is het verschil met de Najaarsnota 2019 en Voorjaarsnota 2020 zichtbaar gemaakt voor de Netto Schuldquote (gecorrigeerd voor verstrekte leningen) en de solvabiliteit. Tegelijkertijd  zien we in deze Begroting 2021 een verslechtering van de trend van deze ratio's, ten opzichte van de Voorjaarsnota 2020. In alle jaren is er een financieringsbehoefte, waardoor er nieuwe leningen aangetrokken moeten worden. 

Begroting en meerjarenbegroting Doorkijk
Financiële ratio's Rekening 2019 Prognose 2020* 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028
1a netto schuldquote 47% 25% 49% 60% 69% 79% 88% 93% 95% 95%
1b netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen 47% 24% 48% 60% 69% 79% 88% 93% 94% 95%
2 solvabiliteit 35% 58% 52% 49% 47% 45% 43% 41% 41% 41%
3 grondexploitatie 1% 2% 3% 2% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
4 structurele exploitatieruimte 4% 0% 1% 1% 1% 0% 0% 0% 0% 0%
5 belastingcapaciteit 81% 78%
6 debt service coverage ratio 0,5 2,2 0,4 1,6 1,6 1,5 1,5 1,4 1,5 1,5
7 afschrijvingsnorm 2,9** 3,3** 3,7 4,5 4,6 5,7 6,1 6,2 6,7 6,9
*) Stand Voorjaarsnota 2020
**) Stand Najaarsnota 2019


Netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen (1a en 1b)
Dit cijfer geeft inzicht in het niveau van de gemeentelijke schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft dus een indicatie van de mate waarin de rentelasten op de eigen middelen drukken. De schuldquote stijgt de komende 8 jaar van "groen" naar "oranje". 
De netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen geeft dezelfde ratio weer, maar dan zonder verstrekte leningen aan andere organisaties.

Plaatje van Netto schuldquote

Netto schuldquote (gecorr.) 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028
NJN 2019 81% 85% 99% 108% 111% 115% 119% 119%
VJN 2020 (incl. Eneco) 24% 43% 56% 67% 74% 84% 90% 92% 95%
Begroting 2021 48% 60% 69% 79% 88% 93% 94% 95%

Solvabiliteitsratio (2)
Dit cijfer geeft het percentage eigen vermogen ten opzichte van het totaal vermogen weer. De Eneco-middelen hebben tot een positieve impuls geleid bij de Voorjaarsnota, maar nu in deze Begroting 2021 zien we een dalende trend. 

Grafiek van de solvabiliteitsratio

Solvabiliteit 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028
NJN 2019 27% 27% 27% 27% 26% 25% 24% 23%
VJN 2020 (incl. Eneco) 59% 56% 53% 51% 49% 46% 44% 43% 42%
Begroting 2021 52% 49% 47% 45% 43% 41% 41% 41%

Grondexploitatie (3)
Dit cijfer geeft aan hoe groot de grondpositie (waarde van grond) is ten opzichte van de totale baten. Met relatief lage procenten zit deze ratio in de veilige zone. Wanneer deze ratio zou stijgen, zou er meer risico ontstaan: een positief risico bij goede marktomstandigheden en een negatief risico bij minder goede marktomstandigheden.

Structurele exploitatieruimte (4)
Dit cijfer helpt mee om te beoordelen welke structurele ruimte een gemeente heeft om de eigen lasten te dragen. Het kengetal wordt berekend door de incidentele baten en lasten en de structurele toevoegingen en onttrekkingen aan reserves te corrigeren op het jaarrekeningresultaat. Deze ratio is positief. 

Gemeentelijke belastingcapaciteit (5)
Dit cijfer geeft inzicht in hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Als dit percentage laag ligt, betekent dit dat de gemeente meer inkomsten uit belastingen zou kunnen verwerven. Onze lokale belastingen (OZB, afval- en rioolheffing) zijn relatief laag en staan op 78% van het landelijk gemiddelde van 2018. Om in aanmerking te komen voor financiële steun vanuit het Rijk (art. 12-status), moeten de lokale belastingen ten minste 120% van het landelijk gemiddelde zijn. 

Debt Service Coverage Ratio (6)
Bij de Najaarsnota 2019 hebben wij voor het eerst de Debt Service Coverage Ratio (DSCR) gepresenteerd. Deze ratio geeft een goed beeld van de ruimte die rente en aflossingen innemen in de exploitatie en geeft aan welk deel van de vrij beschikbare geldstroom opgaat aan rente en aflossingen. In de ideale situatie is deze ratio minstens 1. 

Begroting en meerjarenbegroting Doorkijk
2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028
Resultaat voor bestemming -2.813 911 2.735 -606 252 -171 -163 -77
Afschrijving 8.030 9.529 9.941 11.988 12.618 13.089 14.072 14.582
Rente 449 644 890 1.203 1.560 1.924 2.231 2.450
EDITDA (A) 5.666 11.084 13.566 12.585 14.430 14.842 16.140 16.955
Rente 449 644 890 1.203 1.560 1.924 2.231 2.450
Aflossingen 15.092 6.492 7.397 7.282 7.925 8.626 8.601 8.717
Rente + Aflossing (B) 15.541 7.136 8.287 8.485 9.485 10.550 10.832 11.167
DSCR (A/B) 0,4 1,6 1,6 1,5 1,5 1,4 1,5 1,5

 

Grafiek van de DSCR

Debt Service Coverage Ratio 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028
NJN 2019 (gecorr.) 0,4 0,3 1,5 1,0 0,9 0,7 0,6 0,6 0,7
VJN 2020 (incl. Eneco) 2,4 0,8 2,2 1,9 1,5 1,2 1,1 1,2 1,1
Begroting 2021 0,4 1,6 1,6 1,5 1,5 1,4 1,5 1,5

Afschrijvingsnorm (7)
De afschrijvingsnorm is strikt genomen geen financieel kengetal, zoals dat in het bedrijfsleven ook gebruik wordt. Het geeft niettemin een indruk van de ruimte die afschrijvingslasten in de totale begroting opnemen. Uit onderstaande tabel blijkt dat het percentage de komende jaren toeneemt. De afschrijvingslasten nemen toe als gevolg van geplande investeringen.

Begroting en meerjarenbegroting Doorkijk
2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028
Totale afschrijvingslasten (A) 8.030 9.529 9.941 11.988 12.618 13.089 14.072 14.582
Totale exploitatielasten (B) 219.860 211.605 215.342 210.294 208.459 209.438 209.973 210.498
Afschrijvingsnorm (A/B*100) 3,7% 4,5% 4,6% 5,7% 6,1% 6,2% 6,7% 6,9%


Financiële ratio's vanuit de financiële verordening
Behalve de bovenstaande wettelijk verplichte ratio's, zijn er een aantal indicatoren die voortvloeien uit onze Financiële Verordening 2017. Deze indicatoren zijn landelijk berekend en gepubliceerd op www.waarstaatjegemeente.nl.

Capelle Nederland
Netto schuld per inwoner € 623 (2017) € 1.971 (2017)
Uitleenquote: som van leningen aan derden en verbonden partijen als percentage van de inkomsten 0,3% (2018) 10,0% (2018)
Onbenutte ozb capaciteit als percentage van de inkomsten 1,7% (2018) 1,4% (2018)
Informatie afkomstig van www.waarstaatjegemeente.nl

Algemene risico's

1. Algemene uitkering Gemeentefonds

Terug naar navigatie - 1. Algemene uitkering Gemeentefonds

Omschrijving risico
De algemene uitkering van het Gemeentefonds is de belangrijkste inkomstenbron voor onze gemeente. Het risico bestaat hieruit dat de feitelijke inkomsten afwijken ten opzichte van de bedragen waar wij in de begroting rekening mee houden. In de praktijk blijkt vaak dat het Rijk werkt met “dagkoersen”, waardoor de wijzigingen in het fonds niet te voorspellen zijn.
Het fonds volgt voor een belangrijk deel de uitgaven van de Rijksoverheid, volgens de systematiek van ‘samen de trap op, samen de trap af’: als het Rijk meer uitgeeft, ontvangen gemeenten ook meer en andersom geldt hetzelfde.

Specifieke risico’s
Er zijn verschillende onzekerheden met betrekking tot de hoogte van de algemene uitkering:
A. De moeilijkheid met betrekking tot het juist kunnen inschatten van de algemene uitkering en met name het accres (= groei van het fonds) is één van de grootste risico’s. Te vaak is sprake van dagkoersen. Het belemmert het zorgvuldig kunnen voeren van de financiële huishouding. In de Najaarsnota 2019 hebben wij daarom een voorzichtere manier van het berekenen van het accres verwerkt (zie verder het onderdeel ‘beheersingsmaatregelen’).

B. Het kabinet heeft eind maart 2018 aangekondigd de ambitie te hebben om de aardgasproductie in Groningen terug te schroeven zodat deze helemaal 0 is in het jaar 2030. Dit betekent dat het Rijk minder inkomsten aan aardgasbaten ontvangt. Mogelijk heeft dit ook gevolgen voor de uitgaven van het Rijk, als er bezuinigd moet worden om de begroting sluitend te houden. Dit kan dan weer gevolgen hebben voor het accres van het gemeentefonds, omdat deze gekoppeld is aan de uitgaven van het Rijk. In de Meicirculaire 2018 was al te lezen dat het accres iets lager uitvalt, omdat het Rijk in haar voorjaarsnota rekening houdt met minder gasbaten, waardoor ook de lasten meerjarig omlaag moesten. Mogelijk volgt er in latere circulaires meer informatie over dit onderwerp.

C. Het BTW-compensatiefonds (BCF) wordt verrekend met het gemeentefonds. De afgelopen jaren is er ruimte onder het BCF-plafond geweest, maar deze ruimte wordt wel beperkter. Dit komt omdat gemeenten meer gaan investeren en daarmee meer gaan declareren in het BCF. Onze provinciaal toezichthouder waarschuwt ons dat de situatie ook om kan slaan naar een overschrijding van het plafond. In dat geval zouden gemeenten gekort worden op de algemene uitkering. De afrekening in het jaar 2019 was V 130 positief. 

D. Het accres wordt altijd nagecalculeerd en verrekend in de Meicirculaire. Soms is er sprake van onderuitputting van de rijksbegroting in een bepaald jaar, bijvoorbeeld in 2018. Toen moesten we N 573 nadelig verwerken. In 2019 was er gelukkig een positieve afrekening  van V 130. 

E. Op dit moment wordt er een groot onderzoek ‘herziening gemeentefonds’ uitgevoerd. Deze herziening kan leiden tot aanpassingen in de verdeelmaatstaven en daarmee tot herverdeeleffecten tussen gemeenten. De vorige herziening in 2014 leidde tot gunstige verdeeleffecten voor plattelandsgemeenten en nadelige effecten voor stedelijke gemeenten zoals onze gemeente. De uitkomsten van het onderzoek en de besluitvorming gaan waarschijnlijk gelden vanaf uitkeringsjaar 2022. Naar verwachting zijn de voorlopige effecten in het najaar van 2020 bekend, als de herziening ter consultatie wordt gelegd. 

F. De uitspraak van de Raad van State over de zogenaamde ‘stikstofnorm’ zet mogelijk een streep door veel investeringen van de Rijksoverheid. Omdat het Rijk begroot met een kasstelsel, tellen investeringen ook mee voor de totale rijksuitgaven, en daarmee voor het accres. Het risico bestaat dus dat het accres daalt. In het najaar van 2019 heeft het kabinet een aantal besluiten genomen, waardoor verschillende vergunningen weer verleend konden worden. Het kabinet werkt nog aan de verdere oplossing van de zogenaamde ‘stikstofcrisis’.

G. In de Meicirculaire 2019 hebben gemeenten extra middelen voor Jeugdhulp ontvangen voor de jaren 2019, 2020 en 2021. Volgens onze toezichthouder is het toegestaan dat we deze middelen als structureel aanmerken, ook al heeft er nog geen besluitvorming van het Rijk plaatsgevonden over eventuele continuering. Wij hebben er in de Begroting 2021 voor gekozen om de middelen als structurele inkomsten te beschouwen. Het gaat om V 1.326 structureel vanaf 2022. Aan het eind van 2020 worden de uitkomsten van een onderzoek naar de kosten van jeugdhulp verwacht, maar het kabinet laat besluitvorming over continuering van de middelen over aan het nieuwe kabinet. Het blijft dus nog even onzeker of we deze middelen echt krijgen. In de Septembercirculaire 2020 is al wel te lezen dat de middelen met 1 jaar zijn verlengd naar 2022. 

H. Vanwege de coronacrisis geeft het Rijk  financiële tegemoetkomingen aan gemeenten, zoals het incidenteel opschorten van de opschalingskorting in 2020 en 2021. Dit is dus een positieve ontwikkeling. Meer informatie hierover volgt in de Septembercirculaire 2020. 

Bandbreedte financiële gevolgen
Het gemeentefonds is erg onvoorspelbaar en het is niet mogelijk om de mogelijke effecten goed te kwantificeren. De ervaring van de afgelopen jaren is dat er zowel grote voor- als nadelen kunnen ontstaan. Daarom staat dit bedrag op P.M.

Beheersingsmaatregelen
In de Najaarsnota 2019 hebben wij ‘stelpost voorzichtigheid’ opgenomen, om heel hoge accrespercentages te verlagen tot het gemiddelde accrespercentage van de afgelopen ca. 25 jaar. Hiermee creëren we voor een aantal jaar, met name 2020, een voorzichtige begroting.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2012
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Financiën
Bestuurlijk: Wethouder Van Veen

Communicatie
n.v.t.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen van het Gemeentefonds.

Ondernomen en mogelijke acties
De laatst gepubliceerde circulaire is de Meicirculaire 2020. Deze verwerken wij in de Begroting 2021 en Najaarsnota 2020 voor wat betreft het jaar 2020. De eerstvolgende circulaire is de Septembercirculaire 2020. Deze verwerken wij in de Najaarsnota 2020.

2. Fiscaliteiten

Terug naar navigatie - 2. Fiscaliteiten

Omschrijving risico
Belastingen worden geheven aan de hand van wet- en regelgeving die continu in beweging is. Omdat de gemeente op vele onderdelen opereert dient zij rekening te houden met vele bijzonderheden in de uitvoering van deze wetten en de interpretatie hiervan. Hierbij loopt de gemeente een risico dat er wel eens een afwijking optreedt. In het jaar 2019 heeft de gemeente in totaal € 28,5 miljoen aan fiscale transacties gehad. Het gaat hier om de btw, btw-compensatiefonds, loonheffingen op salarissen en vennootschapsbelasting.

Specifieke risico’s
BTW op sport
In augustus 2020 heeft de Belastingdienst uitgesproken dat de Sportief Capelle niet onder de vrijstelling van de btw valt. Hiermee komt het benoemde risico te vervallen. Het spreekt voor zich dat de gemeente Sportief Capelle ook benadert als een zelfstandige onderneming en hier ook geen uitzondering op maakt, geschreven of ongeschreven, om te voorkomen dat in de uitvoering niet voldoen aan de eisen tot btw-ondernemerschap en de btw moeten terugbetalen en boetes of erger.

BTW Isala theater
Naar aanleiding van een onderzoek van de Belastingdienst bij het Theater is er onduidelijkheid ontstaan over de geldstromen van en naar de gemeente. De belastingdienst heeft vervolgens onderzoek gedaan binnen de gemeente. Het onderzoek gaat zowel over het theater zelf als over het pand aan de Fluiterlaan 400. Het doel van het onderzoek van de belastingdienst is om te kijken wat voor afspraken er nu zijn tussen de gemeente met betrekking tot dit pand. Te denken valt aan huurovereenkomsten, onderhoudsovereenkomsten en andere geldstromen zoals (mogelijk oneigenlijke) subsidies. Het onderzoek is gericht op de juiste afdracht van btw. In gesprekken is gebleken dat er een aantal zaken niet juist zijn verwerkt, dit is ook aangegeven bij de belastingdienst.

Naar aanleiding van haar bevindingen heeft de belastingdienst in augustus 2020 een feitenrelaas neergelegd bij de gemeente over de huur, onderhoud en subsidiestromen aan het theater. Hierop moet de gemeente reageren.
Het feitenrelaas legt de interne fouten weer, maar is ook gericht op het al dan niet juist belast verhuren van het pand door de gemeente. Wellicht zal het belast verhuren door de belastingdienst ter discussie staan.
Indien wij dit standpunt niet kunnen weerleggen zullen de lasten voor onderhoud stijgen als gevolg van het niet meer af kunnen trekken van de btw. Een indicatie van het bedrag waarover het gaat, in onze begroting 2020-2023 bedraagt dit N 240 in het totaal.

BTW grondexploitaties
De belastingdienst heeft vragen gesteld over de belastingaangifte 2018 over de grondexploitaties. Als gevolg van de toegezonden stukken heeft de belastingdienst een brief gestuurd over de inrichting van de administratie en het boeken van facturen voor wat betreft de btw en het recht op aftrek van de btw. Om een juiste aangifte te doen is er onderzoek gedaan o.a. met Deloitte en is er een herziende opgave gedaan. Deze herziende aangifte heeft ook effect op de reguliere aangifte en het BCF. Wij zijn met de belastingdienst bezig om in compliance te komen. Voor 2019 dient hierover nog een suppletie te worden aangeleverd. Afhankelijk van de suppletie kan de belastingdienst over 2019 en eerder wederom vragen stellen en mogelijk een onderzoek plegen in het jaar 2020. Mogelijke correcties kunnen ook effect hebben op de vpb.

Vennootschapsbelasting
Per 1 januari 2016 zijn overheidsinstellingen onderworpen aan de Wet op de Vennootschapsbelasting (Vpb).

VPB reclame inkomsten
Vanaf 2016 moeten wij Vpb betalen over onze reclame inkomsten (commerciële contracten), echter meerjarige contracten voor deze datum hebben nog niet geleid tot een aanslag. Vanaf 2020 is er echter een omslag omdat deze contracten aflopen. In de Najaarsnota 2019 hebben wij hiervoor bedragen opgenomen in onze begroting. We lopen ook nog het risico dat de belastingdienst het niet eens is met onze eerdere nul-aangiften. Voor de jaren 2016 tot en met 2019 bedraagt de maximale heffing 750 inclusief cumulatieve fiscale rente van 8%.

VPB grondexploitatie
Fiscaal wordt winst op een andere manier berekend dan de gemeente doet voor grondexploitaties. Kort gezegd zijn de grondexploitaties die worden gepresenteerd worden in de P&C documenten op commerciële basis, maar vertegenwoordigen dit niet dezelfde kosten als de fiscale jaarrekening. Kosten dienen fiscaal worden toegerekend op goed koopmansgebruik met in achtneming van een bestendige gedragslijn die onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst. Bij het controleren van de belastingdienst zal inhoudelijk worden gekeken (op factuur of memoriaal basis) of alle kosten wel juist zijn verantwoord. Kosten die ter discussie komen te staan en niet kunnen worden onderbouwd aan de hand van de vastgelegde administratie (externe facturen) of toerekeningen van commerciële tarieven aan het grondbedrijf, worden gecorrigeerd. In de praktijk houdt dit vaak in dat er een grotere winst ontstaat als gevolg van kostencorrecties.

Vanaf 2016 is er op basis van een Quickscan bepaald dat onze grondexploitatie niet door de ondernemerspoort komt, door verliezen uit het verleden. Of de belastingdienst akkoord is met het bepalen van de beginbalans en de jaarwinsten vanaf 2016 is niet bevestigd en de jaarlijkse scan is intern niet gecontroleerd. Omdat er na 2016 de ontwikkelingen niet stil zijn blijven staan en dat de Quickscan niet waterproof blijkt te zijn is er besloten om door PWC een onderzoek te doen naar onze grondexploitaties in kader van de winstgevendheid. Dit rapport zal medio november 2020 bekend zijn.

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M

Beheersingsmaatregelen
Wij monitoren de landelijke ontwikkelingen en beoordelen de fiscale transacties van onze gemeente.

Verloop
1e moment van opname: Begroting 2014,
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Communicatie
Wij rapporteren over ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten of, als dat nodig is, afzonderlijk.

Bewaking
De afdeling financiën heeft specialistische kennis in huis of huurt hiervoor extern in en ziet toe op de juiste toepassing van de fiscale voorschriften. Door de manier van bedrijfsvoering blijft iedere afdeling zelf verantwoordelijk voor de fiscale juistheid en bepalen zelf om adviezen op te volgen.

3. Dividenden

Terug naar navigatie - 3. Dividenden

Omschrijving risico
Wij zijn aandeelhouder van onder andere Stedin N.V., N.V. Irado en B.V. Gemeenschappelijk Bezit Evides (Evides) en ontvangen hier jaarlijks dividend voor. Het risico bestaat hierin dat het dividend lager of hoger is dan waar wij in de begroting rekening mee houden.
Onder de tekst staat een tabel met de betreffende bedragen.

Specifieke risico’s
Stedin
De gemeente is samen met 43 andere gemeenten eigenaar van Stedin N.V. Per 31 januari 2017 is de splitsing van het netwerkbedrijf (Stedin N.V.) en het energiebedrijf (Eneco N.V.) gerealiseerd. U heeft als gemeenteraad ingestemd met deze splitsing. De splitsing heeft vooralsnog geen directe financiële effecten op de waardering van het aandeel/ de aandelen en het dividend. Voor het dividend van Stedin bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot.
Stedin duidt een aanmerkelijk lager resultaat voor 2020 dan eerder werd aangenomen. Dat resulteert op basis van de huidige afspraken in een lager dividend. In de Najaarsnota 2019 hebben wij daarom reeds voorgesorteerd op dit mogelijke risico. Wij hebben het dividend voor de jaren 2020 en 2021 (begrotingsjaren 2021 en 2022) naar nul gebracht.

Samen met de Aandeelhouderscommissie en Stedin is een werkgroep Lange Termijn Financiering (LTF) samengesteld. Het doel van deze werkgroep is om samen met Stedin te kijken waar de uitdagingen liggen voor Stedin met betrekking tot de energietransitie en hoe dit financieel vertaald wordt en wat de mogelijke oplossingsrichtingen kunnen zijn. Er wordt voor de langere termijn binnen de werkgroep LTF naar diverse oplossingsrichtingen gekeken hoe de extra investeringen gefinancierd kunnen worden. 

De verwachting is reëel dat het dividend, vanwege de benodigde oplopende investeringen voor Stedin, de doorbelastingen van Tennet, in samenhang met de wet- en regelgeving voor netbeheerders, meerjarig structureel beduidend lager zal worden. Rekening gehouden zal moeten worden met een dividend dat zal afnemen naar circa nihil. Eveneens bestaat een reële mogelijkheid dat aan de aandeelhouders gevraagd zal worden een bijdrage (in welke vorm dan ook) te leveren aan de benodigde financiering van de extra investeringen. Positief aspect daarbij zal zijn dat daar een verwacht positief rendement tegenover zal staan. Wij wachten de uitkomsten van de werkgroep LTF af. Naar alle waarschijnlijkheid wordt in het vierde kwartaal van 2020 een informatieavond georganiseerd waar de aandeelhoudende gemeenten worden geïnformeerd over een mogelijke kapitaalvraag en alle mogelijke effecten op ons toekomstige dividend. 

Evides
Bij de Voorjaarsnota 2018 hebben we op basis van de dividendprognose het begroot dividend voor Evides meerjarig aangepast. Voor het dividend van Evides bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot.

Irado
Sinds 1 januari 2018 zijn we aandeelhouder geworden van Irado. Wij bezitten, net als de gemeenten Schiedam en Vlaardingen, 1/3 deel van de aandelen. Op basis van de historische resultaten hebben wij een dividend begroot vanaf 2019 van 330. Voor het dividend van Irado bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot.

We ontvingen in 2020 voor het laatst dividend van Eneco, maar vanaf 2021 niet meer, omdat de aandelen verkocht zijn. 

Bandbreedte financiële gevolgen
Op dit moment is vooral het dividend van Stedin risicovol. In 2021 en 2022 hebben we dit afgeraamd naar 0, maar in 2023 en 2024 nog niet. We calculeren het risico als volgt: 50% kans op het niet realiseren van het begrote dividend van V 890. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2016
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
Wij volgen de ontwikkelingen rondom de wetgeving en de bestuursbesluiten van Stedin, Irado en Evides nauwlettend. 

Informatie en communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen.

Ondernomen en mogelijke acties
Niet van toepassing.

Nutsbedrijf Rekening 2018 Rekening 2019 Begroting 2020 Begroting 2021 Begroting 2022 Begroting 2023 Begroting 2024
Eneco N.V. V 1.181 V 1.295 V 1.295 0 0 0 0
Stedin N.V. V  534 V 869 V  971 0 0 V 890 V 890
Evides N.V. V  695 V 695 V  589 V 566 V 507 V 526 V 640
Irado N.V. n.v.t. V 366 V  330 V 330 V 330 V 330 V 330
Totaal V 2.410 V 3.226 V 3.185 V 896 V 837 V 1.746 V 1.860

4. Verleende garanties voor instellingen

Terug naar navigatie - 4. Verleende garanties voor instellingen

Omschrijving risico
Voor een aantal verenigingen en stichtingen staan wij garant voor leningen die zij zijn aangegaan. Het risico bestaat hierin dat als deze organisaties niet meer aan hun verplichtingen tot terugbetaling kunnen voldoen, de leningverstrekker een beroep kan doen op ons.

Specifieke risico’s
Vanwege aanvullende voorschriften van de provincie in het kader van het financieel toezicht, is dit een verplicht onderdeel geworden bij de bepaling van het weerstandsvermogen. Het betreft garanties voor leningen waarvoor de gemeente 100% garant staat, zonder betrokkenheid van een andere waarborginstelling. Het gaat om leningen aan Verpleeghuis Rijckehove, St. IJsselland ziekenhuis, VV Capelle en het Rijksmonument Dorpsstraat 164, in totaliteit een bedrag van 11.402 (voorlopig bedrag per 31-12-2019).

Bandbreedte financiële gevolgen
De ervaring leert dat geen enkele garantie wordt aangesproken. Vanuit het voorzichtigheidsbeginsel is het raadzaam een percentage te hanteren om de risico’s van deze borgstellingen te kwantificeren. Wij hebben dit percentage vastgesteld op 5%. Het risico komt dan uit op circa 570 (11.402 x 5%). 

Verloop
Eerste moment van opname: begroting 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
De Verordening Borgstellingen Gemeente Capelle aan den IJssel 2020 biedt kaders voor borgstellingen. 

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk:         afdeling Financiën
Bestuurlijk:       wethouder Van Veen

Communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
Bij de toetsing van de jaarstukken van de betrokken instellingen wordt gelet op het risico voor de gemeente.

5. Oplopende rentelasten

Terug naar navigatie - 5. Oplopende rentelasten

Omschrijving risico
Het risico bestaat dat we op termijn onvoldoende rentelasten in onze begroting verwerkt hebben.

Specifieke risico’s
Uit de liquiditeitsprognose blijkt dat er sprake is van een financieringsbehoefte gedurende, maar ook na, de looptijd van onze meerjarenbegroting. Door het hanteren van een oplopend rentepercentage in latere jaren zal er sprake zijn van een oplopende rentelast.

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment geprognosticeerde rentelasten zijn verwerkt in de begroting tot en met 2024. De gehanteerde rentepercentages zijn:
2020 en 2021: 0,5%;
2022 en 2023: 1,0%;
2024 en 2025: 1,5%;
2026 en verder: 2,0%.

Wij presenteren hier in het vervolg een doorkijk naar de 4 jaar na de begrotingsperiode voor de geprognosticeerde nog aan te ramen rentelasten. Deze prognose is op basis van een aanname van historische investeringen en de van toepassing zijnde meerjarenbegroting 2024. De rentelasten in de jaren 2025 tot en met 2028 zijn als volgt. Ze maken deel uit van de meerjarige doorkijk in de begroting.

2025

2026

2027

2028

pm pm pm pm

 
Beheersingsmaatregelen
De beste beheersingsmaatregel is om structureel en reëel evenwicht in de begroting te hebben. Hierbij dienen de inkomsten ten minste gelijk te zijn aan de uitgaven en de investeringen maximaal de afschrijvingslast te bedragen. Het resterend risico is dan een stijgend rentepercentage.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:     afdeling Financiën
Bestuurlijk:    wethouder Van Veen

Communicatie
In deze risicoparagraaf zullen wij communiceren over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
Wij monitoren continu de ontwikkeling van de rente.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij verwerken in de voorjaarsnota, begroting en najaarsnota de meerjarige ontwikkeling van de rente.

6. Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen

Terug naar navigatie - 6. Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen

Omschrijving risico
Het risico bestaat hierin dat we op termijn in onze begroting onvoldoende kapitaallasten verwerkt hebben van bijvoorbeeld (vervangings-)investeringen in gebouwen, openbare ruimte (IBOR) en herstructureringen, maar ook voor de onderwijshuisvesting. Daarnaast is er sprake van het risico op inflatie.

Specifieke risico’s
Het risico is dat investeringskosten onderhevig zijn aan inflatie en dat investeringen hoger uitvallen dan begroot. Investeringen in activa zoals panden of objecten in de openbare ruimte hebben vaak een doorlooptijd van meerdere jaren. In deze periode kunnen de bouw- of projectkosten toenemen, waardoor de begroting van de investeringskredieten overschreden wordt. Een overschrijding van een investeringskrediet leidt tot een onrechtmatigheid in de jaarrekening van de gemeente.
Eerder hebt u besloten de begroting duurzaam te willen transformeren. De eerste grote stappen daartoe zijn gezet met uw besluit het ten laste van de jaarlijkse exploitatie brengen van de afschrijvingslasten van de investeringen in de openbare ruimte (IBOR), de unilocaties voorgezet onderwijs en de sportparken. Tot en met het jaar 2023 zijn de afschrijvingslasten in de begroting verwerkt. De komende jaren – vanaf 2024 – zullen echter nieuwe structurele afschrijvingslasten ontstaan bij het investeren in nieuwe (school-)gebouwen, in de openbare ruimte (IBOR) en herstructureringsprojecten, die in de begroting verwerkt zullen moeten worden.

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment in beeld zijnde afschrijvingslasten zijn verwerkt in de (meerjaren)begroting 2019 tot en met 2023. Conform de toezegging bij de Voorjaarsnota 2017 presenteren we hier in het vervolg een doorkijk naar de 4 jaar na de begrotingsperiode voor de geprognosticeerde nog aan te ramen afschrijvingslasten. Deze prognose is op basis van een aanname van historische investeringen, toekomstige investeringen  en de reeds geplande afschrijvingslasten. De gehanteerde gemiddelde afschrijvingstermijn voor de nieuwe investeringen is 25 jaar. De afschrijvingslasten in de jaren 2024 tot en met 2027 zijn als volgt. Ze maken deel uit van de meerjarige doorkijk in de begroting.

2025

2026

2027

2028

pm pm pm pm


Beheersingsmaatregelen
Uw besluit de begroting duurzaam te willen transformeren, is de meest effectieve beheersingsmaatregel. Bij elk P&C document nemen we de te verwerken nieuwe afschrijvingslasten mee in de afwegingen.

Verloop
Eerste moment van opname: Jaarrekening 2009.
Geactualiseerd: Jaarrekening 2010 (informatie over ondernomen en mogelijke acties), Begroting 2012 (informatie over genomen actie), Begroting 2014 (aanpassing naar aanleiding van transformatie), elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:         Directie
Bestuurlijk:       wethouder Van Veen

Communicatie
In deze risicoparagraaf communiceren wij over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
Bij elke investering informeren wij u over de gevolgen voor de afschrijvingslasten. Daarnaast beoordelen we bij de jaarrekening de activa op bestaan.

Ondernomen en mogelijke acties
In de financiële doorkijk na de meerjarenbegroting hebben we de toename van de afschrijvingslasten opgenomen.

7. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Terug naar navigatie - 7. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Omschrijving risico
Wij zijn als tertiaire achtervang verantwoordelijk voor leningen van woningcorporaties, na het waarborgfonds sociaal domein (WSW) en de woningcorporaties. Recent zijn er signalen dat het minder goed gaat met de financiële positie van het WSW. Het WSW heeft in een brief (VNG) aangegeven dat er twee ontwikkelingen zijn waardoor de achtervanger (borger) eerder in beeld kan komen om bij te dragen aan financiële ondersteuning. De eerste is dat Standard & Poor’s in 2018 nog wel de AAA-rating aan het WSW toegekend heeft, maar met een negatief vooruitzicht. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat het eigen vermogen van het WSW te laag is. Aanleiding hiervan is de veranderde wetgeving en twee aanspraken op het WSW van woningcorporaties. Standard & Poor’s geeft het WSW twee jaar om de financiële positie te versterken. De tweede reden is dat er een rapport uitgekomen is van de toezichthouder Autoriteit woningcorporaties (Aw), waarin wordt geconcludeerd dat het WSW de gevraagde zekerheid voor de achtervang niet kan waarmaken. Voor de leningen van de woningcorporaties is het risico vergroot door de positie van het WSW.

Specifieke risico’s
Niet van toepassing.

Bandbreedte financiële gevolgen
De woningcorpraties waarvoor de gemeente garant staat zijn Stichting Havensteder, Stichting Woonzorg en Vestia. Het totale openstaande bedrag van deze corporaties is per 31 december 2019 296.692. De kans van voordoen schatten wij als laag: 1%. Het totale risicobedrag komt daarmee op 2.967.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:     Financiën
Bestuurlijk:    wethouder Van Veen

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2020. Ongewijzigd bij Najaarsnota 2019.

Beheersingsmaatregelen
Wij volgen de ontwikkelingen nauwlettend.

Informatie en communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen.

Ondernomen en mogelijke acties
Als gemeente hebben we hier geen invloed op.

Risico's sociaal domein

8. Participatiewet

Terug naar navigatie - 8. Participatiewet

Omschrijving risico
Risico’s met betrekking tot de ontwikkeling van de Rijksbijdrage BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten), Participatiebudget en Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw).

1) BUIG
Als gevolg van de coronacrisis loopt het bijstandsbestand op. Voor 2021 wordt een stijging van het aantal bijstandsgerechtigden verwacht hoewel nog niet duidelijk is welke omvang deze zal hebben. Afhankelijk van het rijksbudget is het de vraag of we in 2021 uit zullen komen met het beschikbare budget.

2) Alternatieve financiering loonkostensubsidie
Eén van de middelen die het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking kan stimuleren is loonkostensubsidie. Hiermee worden werkgevers gecompenseerd die werknemers met een arbeidsbeperking in dienst nemen waarvan de loonkosten hoger liggen dan hun werkelijke productiviteit.
De staatssecretaris heeft een ‘Breed Offensief’ ingezet om belemmeringen weg te nemen die werkgevers ervaren bij het aannemen van mensen met een beperking. Binnen dit Offensief wordt gekeken naar een alternatieve wijze van de financiering van loonkostensubsidie, die wordt gefinancierd via de BUIG. Deze wijziging kan mogelijk een financieel effect hebben op de hoogte van de BUIG. De mogelijke wijziging is nog niet ingevoerd dus is nog niet duidelijk of en welk financieel effect dit mogelijk heeft. 

3) Evaluatie beschut werk
In november 2019 is de landelijke evaluatie beschut werk gepubliceerd. Deze evaluatie heeft nog niet geleid tot wijziging van de landelijke wet- en regelgeving en financieringssystematiek. De minister achtte een verdiepend onderzoek noodzakelijk dat pas in de loop van 2020 gepubliceerd wordt. Onbekend is wat een mogelijke wijziging betekent voor het gemeentelijk budget. Het risico blijft voor de toekomst daarmee wel reëel.

4)Cao onderkant arbeidsmarkt
De ledenvergadering van de VNG heeft in juni 2020 ingestemd met de ontwikkeling van een cao onderkant arbeidsmarkt. Het betreft beschut werk en garantiebanen. De VNG heeft als voorwaarde gesteld dat de cao geen kostprijsverhogend effect voor de gemeente mag hebben. Wordt aan deze voorwaarde niet voldaan, en wordt wel een cao afgesloten dan is dit een mogelijk financieel risico voor de gemeente.

5) Promen
- Gemeentelijke bijdrage
Het risico van een verhoging van de gemeentelijke bijdrage Wsw aan Promen als gevolg van een langzamere daling van het aantal Wsw-ers, dan waarmee het Rijk rekent voor de Rijksbijdrage (subsidie per Standaard Eenheid - SE).

6) Stichting CapelleWerkt (SCW)
Functionaris met wachtgeldregeling
Eén functionaris van de Stichting CapelleWerkt heeft een wachtgeldregeling. Op basis daarvan zijn er lagere salarislasten in de begroting van de Stichting CapelleWerkt opgenomen. Zodra de wachtgeldregeling eindigt moet rekening gehouden worden met een volledig marktconform salaris waarvoor geen dekking in de begroting is opgenomen. Hiervoor loopt de gemeente – hoewel relatief klein in omvang – als enig eigenaar, het volledige risico.


Toekomstverkenning SCW 
Op 17 maart 2020 is de Toekomstverkenning activiteiten Stichting CapelleWerkt vastgesteld (collegevoorstel 145761). Wij verwachten dat de Stichting CapelleWerkt conform planning in 2021 wordt opgeheven en dat de activiteiten worden ondergebracht bij andere partijen. De medewerkers van CapelleWerkt zullen naar verwachting zoveel als mogelijk worden ondergebracht bij de partijen die de activiteiten van Capellewerkt gaan voortzetten. De gesprekken hierover lopen nog en op dit moment is nog niet aan te geven welke financiële gevolgen dit heeft voor onze gemeente in 2021.

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De realisatie op het Participatiebudget en de BUIG wordt continu gemonitord om optimaal gebruik te maken van het budget. De ontwikkeling van een mogelijke alternatief model van financiering van de loonkostensubsidie wordt nauwlettend in de gaten gehouden.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2011
Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk:   Afdeling Samenleving
Bestuurlijk:  Wethouder Westerdijk

Communicatie
In de risicoparagraaf wordt aandacht gegeven aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande budgetten en bestedingen.

Bewaking
We rapporteren per P&C document en blijven de ontwikkelingen volgen.

Ondernomen en mogelijke acties
n.v.t.

9. Jeugdhulp

Terug naar navigatie - 9. Jeugdhulp

Specifieke risico’s
Het risico ontstaat door een aantal aspecten. Dit kan resulteren in zowel een positief als negatief risico voor onze gemeentelijke begroting. Deze aspecten zijn:

  1. Op basis van de definitieve jaarstukken 2019 van de GR Jeugdhulp gaan wij uit van een meerjarige inleg waarbij ons aandeel voor 2021 en verder 5,091% (2020: 4,974%) bedraagt van het totaal aan bijdragen van de deelnemende gemeenten. Dit gewogen gemiddeld percentage wordt gehanteerd voor de begroting 2021. De komende jaren moet duidelijk worden of dit een reëel percentage is.
  2. Vanaf 2021 wordt de bijdrage van iedere individuele gemeente aan de gemeenschappelijke regeling bepaald door het een gewogen gemiddelde gebruik te nemen over twee voorafgaande peiljaren. Evenals de rekenmethodiek die gehanteerd is tot en met 2020,  betaalt bij deze rekensystematiek  iedere gemeente uiteindelijk de eigen kosten. Echter eventuele schommelingen in de kosten worden gedurende twee jaar opgevangen in plaats van drie jaar. Met de nieuwe rekenmethodiek moet het verschil tussen de bijdrage (begroting) van de gemeenten en het werkelijk zorgverbruik dichter bij elkaar komen.
  3. Op basis van de definitieve jaarstukken 2019 van de GR Jeugdhulp bedraagt de overschrijding van de totale inleg over 2019 € 14,54 miljoen. Op grond daarvan is onze extra bijdrage hierin bijna € 0,89 miljoen. De totale bijdrage 2019 van onze gemeente bedraagt daardoor in totaal € 15,13 miljoen. Voor 2020 is de definitieve begroting van de GR Jeugdhulp met ruim € 18,33 miljoen opgehoogd (+8,0%) tot een totale begroting van € 248,08 miljoen. De ontwerpbegroting 2021 bedraagt in totaal € 246,69 miljoen. Hierin is een taakstelling opgenomen van € 2,69 miljoen. Hoewel de deelnemende gemeenten voor 2021 de taakstelling voldoende hebben onderbouwd, is het onzeker of de taakstelling daadwerkelijk gerealiseerd zal worden. Met als uitgangspunten het gewogen gemiddeld aandeelpercentage van 5,091% en de correctie wegens een lagere zorgproductie over 2019 is de inleg 2021 voor onze gemeente vooralsnog berekend op € 11,31 miljoen. De inleg voor de jaren 2022 en 2023 is mede afhankelijk van de hoogte van de werkelijke zorgkosten over 2020.
  4. In de periode 2015-2017 is het budget voor jeugd-PGB’s (Jeugd-Persoonsgebonden budgetten) jaarlijks toegenomen. Dit kwam door een stijging van het aantal kinderen dat intensieve zorg behoeft, vooral door het voor jonge kinderen moeilijk toegankelijk zijn van de Wet langdurige zorg (Wlz). Door een substitutie van de uitgaven PGB naar lokale zorg in nature daalden de uitgaven in 2018. Beleidsmatig is dit gewenst, zie onder 5. Op basis daarvan is het budget 2019 bij de Voorjaarsnota 2019 naar beneden bijgesteld. De uitgaven PGB zijn in 2019 binnen het bijgestelde budget gebleven. Het is nog onzeker of de uitgaven zich op het niveau van 2019 zullen handhaven.
  5. Het CJG ziet zich geconfronteerd met een sterke toename van de vraag naar lokale jeugdhulp in de vorm van zorg in natura. Oorzaken hiervan zijn: de hierboven genoemde moeilijke toegang voor jonge kinderen tot de Wlz, de op zich positieve ontwikkeling van een verschuiving van zwaardere (specialistische) jeugdhulp naar lichtere (lokale) jeugdhulp, een verschuiving van zorg verleend via PGB naar lokale zorg in natura, en daarnaast leidt de succesvolle inzet van het CJG op samenwerking met basisvoorzieningen (onderwijs, huisartsen) en inzet op preventie, tot meer ondersteuningsvragen. Dit is één van de doelen van de transformatie, maar deze leidt voor het CJG tot hogere kosten (inzet eigen trajecten en lokale inkoop).
  6. Partijen als huisartsen, gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering hebben een autonoom verwijsrecht naar specialistische jeugdhulp. Daar kan door ons niet rechtstreeks op worden gestuurd. Dit betreft veelal duurdere vormen van jeugdhulp als gesloten plaatsingen of andersoortige uithuisplaatsingen.

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen

  1. Een adequate controlesystematiek ten aanzien van declaraties en facturen.
  2. Komen tot afspraken met Capelse huisartsen over het verwijzen van jeugdigen naar de Stichting CJG Capelle aan den IJssel in plaats van rechtstreeks naar specialistische jeugdhulpaanbieders. Tevens komen tot afspraken met gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering over samenwerking bij de zorg rondom jeugdigen.
  3. Structureel overleg met de Stichting CJG Capelle aan den IJssel over het feitelijke (lokale) zorggebruik en de benodigde middelen.

Verloop
1e moment van opname: Najaarsnota 2015..
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:     afdeling Samenleving
Bestuurlijk:    Wethouder Hartnagel

Communicatie
P&C-documenten van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

Bewaking
Kwartaalrapportages van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

10. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Terug naar navigatie - 10. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Omschrijving risico
Sinds 2015 zijn wij verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo-2015. Er spelen verschillende ontwikkelingen, waardoor het lastig is een nauwkeurige bestedingsplanning op te stellen.

Specifieke risico’s
De uitvoering van de Wmo-2015 is onderhevig aan wet- en regelgeving, betreft een openeinderegeling en door de demografische ontwikkelingen (dubbele vergrijzing in Capelle) is er een toenemende vraag naar Wmo- voorzieningen. Mede hierdoor zullen de gehanteerde uitgangspunten in werkelijkheid de komende jaren afwijken van de begrote uitgaven. Een feit is dat de Wmo- uitgaven de afgelopen jaren landelijke fors gestegen zijn, verwachting is dat deze trend zich de komende jaren zal voortzetten.
Daarnaast spelen binnen de Wmo de volgende ontwikkelingen/risico’s:

  • Door de invoering van een abonnementstarief (wetswijziging) is landelijk de vraag naar Wmo- voorzieningen en daarmee de uitgaven fors toegenomen. Gemeente Capelle is hierin geen uitzondering. Door de invoering van genoemde wet is voor het aanvragen van Wmo-voorzieningen een financieel lage drempel ontstaan. Met name het aantal indicaties Huishoudelijke Ondersteuning (HO) zijn in aantal fors toegenomen. Voor de invoering van deze wet betaalde de cliënt een relatief veel hogere eigen bijdrage (inkomstenafhankelijk) dan het nu vastgestelde tarief van € 19,00 per maand per huishouden. Daarnaast zien wij het aantal HO- indicaties wat feitelijk verzilverd wordt procentueel toenemen, van 85% naar 90%. Deze trend heeft en blijft een kostenverhogend effect teweeg brengen;
  • Op basis van diverse uitspraken van de hoogste bestuursrechter kan het zijn dat ook Capelle het resultaatgericht indiceren en financieren los dient te laten wanneer een Capellenaar de stap naar de Centrale Raad van Beroep maakt. Capelle dient dan binnen de indicatiestelling huishoudelijke ondersteuning rekening te houden met de CIZ- normtijden. Dit risico is onder punt 11 “. Uitspraak Centrale Raad van Beroep voor Huishoudelijke ondersteuning (Wmo)” verder uitgewerkt;
  • In de meerjarenbegroting zijn toekomstige prijsstijgingen en –indexaties niet meegenomen. Deze vloeien voort uit contractuele afspraken en toepassing van de AMvB (vaststellen reëel prijs conform Cao-afspraken) en dienen periodiek herzien te worden. De richtlijn van de AMvB reële kostprijs schrijft voor dat voor Wmo- diensten (HO, begeleiding en dagbesteding) een reële kostprijs vastgesteld moet worden. Dit ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van diezelfde voorziening. Om tot een reële kostprijs te komen maken wij gebruik van het landelijk beschikbaar gestelde rekentool opgesteld binnen een samenwerking van de brancheorganisaties alsook de VNG. Toekomstige prijsindexaties zijn onvermijdelijk en financiële dekking dient uit de algemene accressen die aan het gemeentefonds toegevoegd worden gezocht te worden;
  • Door de demografische ontwikkelingen (dubbele vergrijzing) zal de vraag danwel de zwaarte van Wmo-maatwerkvoorzieningen de komende jaren toenemen. Waar voorheen een indicatie categorie HO- licht voldeed zien wij in de praktijk dat bij een herindicatie of nieuwe aanvraag, een zwaardere en dus ook duurdere categorie noodzakelijk is gezien de hulpbehoefte van de cliënt en de grootte van de woning van de cliënt. De categorieën die de dienst HO kent zijn passend bij de uitspraken van de CRvB in het kader van resultaatgericht indiceren waarbij de hoogste bestuursrechter heeft aangegeven dat rekening gehouden dient te worden met de grootte van de woning en de frequentie van de uitvoer van de huishoudelijke taken per week. De toename in indicaties HO danwel het inzetten van zwaardere vormen van ondersteuning heeft een kostenverhogend effect. De verwachting is dat deze trend zich de komende jaren voortzet;
  • Voor 2020- 2021 staan 2 aanbestedingen op de planning, te weten de aanbesteding Wmo- Hulpmiddelen en de aanbesteding Wmo- en leerlingenvervoer. Kijkend naar de huidige marktwerkingen en door vergelijking met andere gemeentes is de huidige marktconforme prijs ten opzichte van de vorige aanbesteding fors toegenomen. Onze 1e inschatting is dat de prijs voor het Wmo- vervoer 10 tot 36% zal stijgen en dat voor de hulpmiddelen de prijs 40 tot 60% zal stijgen. De financiële consequenties zijn voor nu onbekend, dit is afhankelijk van de resultaten van de beide aanbestedingen;
  • Een van de hoofdpunten van de Wmo en dus ook van ons beleidskader, is extramuralisering d.w.z. dat mensen zo veel als mogelijk, zo zelfstandig mogelijk en zo lang als mogelijk, thuis te laten wonen. Om dit mogelijk te maken, zijn investeringen in de sociale basisinfrastructuur nodig en zal meer aandacht aan preventie moeten worden geven.

En voor Wmo-collectief:

  • De commissie “Toekomst beschermd wonen” adviseert de functies beschermd wonen en maatschappelijke opvang verder te normaliseren. Concreet betekent dit minder opnames in een intramurale setting en meer opvang en begeleiding in de wijk. Deze extramuralisering is nu al merkbaar en zal de komende jaren verder toenemen. Met ingang van 2021 vindt een doordecentralisatie plaats van Beschermd wonen. De verantwoordelijkheid verschuift van centrumgemeente Rotterdam naar alle zeven gemeenten in de Beschermd Wonen-regio, waaronder onze gemeente. Maatschappelijke Opvang wordt door gedecentraliseerd met ingang van 2025. De regiogemeenten hebben de gezamenlijke opdracht te bepalen hoe ze gaan samenwerken op dit terrein. Overleg hierover vindt plaats.  Regionaal is afgesproken dat de looptijd van het huidige Beleidsplan beschermd wonen en het mandaat aan Rotterdam, worden verlengd met een jaar zodat die ook in 2021 geldig zijn;
  • Met de overgang van taken hoort ook de overgang van middelen daarvoor. Voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang wordt gewerkt aan een nieuw objectief verdeelmodel waarbij ook de huidige middelen voor begeleiding worden meegenomen. Vanwege de onzekerheid over de financiële consequenties, is gekozen voor een ingroeipad naar het objectief verdeelmodel van 10 jaar (2022-2032). Onduidelijk is of (en wanneer) Capelle hier voor- of nadeel van zal ondervinden;
  • Vanwege doorstroom en uitstroom uit “Beschermd Wonen” zal er de komende jaren vraag gaan ontstaan naar begeleid wonen, een lichtere vorm van wonen met zorg (minder dan 24 uur begeleiding). Het betreft hier de doelgroep die na herindicatie te licht wordt gevonden voor beschermd wonen maar (nog) niet zelfstandig met begeleiding kan gaan wonen. Hetzelfde geldt voor doorstroom en uitstroom uit de (verlengde) jeugdzorg waarbij zelfstandig wonen (met of zonder begeleiding) niet mogelijk is maar betrokkene te licht is voor een indicatie Beschermd wonen. In beide gevallen wordt hier nu binnen Capelle nog niet in voorzien.

Bandbreedte financiële gevolgen:
P.M.

De meerjarenprognose ten opzichte van de begroting met de cijfers van de Voorjaarsnota 2020, is opgenomen in onderstaande tabel. Deze cijfers zijn ook genoemd in de collegebrief van 21 juli 2020 (2020/096). 

  2021 2022 2023 2024
Lasten N 1.598 N 2.256 N2.720 N 3.059
Baten V 133 V 144 V 155 V 166
Saldo N 1.465 N 2.112 N 2.565 N 2.893

In de Begroting 2021 hebben we de stijging van het jaar 2021 meerjarig doorgetrokken, oftewel N 1.465 structureel. Er is gekozen voor de stabiele lijn in de meerjarenbegroting in afwachting van de uitkomsten van de herijking van de algemene uitkering inzake het sociale domein. Daarnaast pleit de VNG bij het kabinet voor meer financiële middelen om kostenstijgingen op zowel de Jeugdzorg als Wmo op te kunnen vangen. Het ligt in de lijn der verwachting dat er ook daadwerkelijk middelen richting gemeenten komen, er kampen immers vele gemeenten met dit probleem.

Het resterend risico volgens deze cijfers is daarmee: voor 2022: N 647 (immers 2.112 -/- 1/465), voor 2023 N 1.100 (immers 2.565 -/- 1.465) en voor 2024 en structureel N 1.428 (immers 2.893 -/- 1.465). De kans van voordoen beschouwen wij als hoog (75%). 

De komende jaren zullen de nog stijgende kosten in de jaren na 2021 in de begroting worden verwerkt, zo ook een eventuele toename van financiële middelen vanuit het rijk.

Verloop
1e moment van opname: Voorjaarsnota 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
Bewaken en monitoren van de meerjarig prognose.
Monitoren en volgen van landelijke ontwikkelingen.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Samenleving en Publiekszaken
Bestuurlijk: wethouder Wilson

Communicatie
De meest recente ontwikkelingen zijn opgenomen in deze omschrijving.

Bewaking
We rapporteren per P&C-document en blijven de ontwikkelingen volgen.

11. Uitspraak Centrale Raad van Beroep voor Huishoudelijke ondersteuning (Wmo)

Terug naar navigatie - 11. Uitspraak Centrale Raad van Beroep voor Huishoudelijke ondersteuning (Wmo)

Omschrijving risico
Wij lopen een financieel risico op huishoudelijke ondersteuning (HO) wanneer wij ons op basis van gerechtelijke uitspraken moeten houden aan de normtijden van het Centrum Indicatiestelling (CIZ), in plaats van aan onze eigen manier van resultaatgericht indiceren en financieren.

Specifieke risico’s
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in een viertal zaken over HO op grond van de Wmo. Kern van de uitspraken is dat toekenning van HO in resultaatsgebieden een duidelijke maatstaf mist en zodoende in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. In de uitspraak beval de rechter de betreffende gemeenten CIZ- normtijden als maatstaf te hanteren.

De VNG, het ministerie van VWS en de landsadvocaat Pels Rijcken hebben een toelichting gegeven over de consequenties van de uitspraken van de CRvB voor Wmo beleid van de gemeente. Net als het gros van de gemeenten in Nederland werken wij met een resultaatgerichte indicering. De CRvB heeft aangegeven dat dit niet zomaar mag. Er zijn een aantal voorwaarden waaraan we moeten voldoen:
1. Het noemen van tijd in de beschikking is noodzakelijk in verband met de rechtszekerheid.
2. De tijd moet gebaseerd zijn op ‘deugdelijk onderzoek’.
3. In het individuele geval moet worden getoetst of de tijd ook passend is voor de cliënt. De CRvB verwijst voor een deugdelijke tijd norm naar de norm tijden van het CIZ uit 2007 of het norm tijden onderzoek wat de gemeente Utrecht heeft laten uitvoeren door KPMG en Bureau HHM.

Wanneer wij gebruik gaan maken van de CIZ normtijden dan betekend dit dat de uitgaven van de gemeente fors zullen stijgen. In 2007 en in 2015 waren de stijgende kosten voor de regering de reden om te gaan decentraliseren en heeft men tegelijkertijd een forse bezuinigingsopdracht meegegeven.

Bandbreedte financiële gevolgen
Mochten wij genoodzaakt zijn resultaatgericht indiceren los te laten en de CIZ- normtijden (of een alternatief) alsnog in te voeren dan verwachten wij op grond van de kostenberekening 2014 (het laatste jaar waarin CIZ- normtijden gehanteerd zijn) een extra budget van minimaal N 900 nodig te hebben. De omvang hiervan is afhankelijk van het aantal lopende indicatie.
De kans van voordoen beschouwen wij als laag (25%), met inachtneming van de voorgestelde wetswijziging.

Beheersingsmaatregelen
Niet van toepassing

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2017.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Publiekszaken
Bestuurlijk: Wethouder Wilson

Bewaking en communicatie
Wij volgen de ontwikkelingen via jurisprudentie en informatie vanuit de VNG.

12. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Terug naar navigatie - 12. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Omschrijving risico
Inkomensondersteunende regelingen zijn succesvol bij hoog bereik en gebruik maar kunnen bij sterk toenemend gebruik zorgen voor oplopende kosten.

Specifieke risico’s
Veel inkomensondersteunende maatregelen zoals de bijzondere bijstand en de individuele inkomenstoeslag zijn feitelijk succesvol wanneer het bereik en gebruik hoog is. Gezien de aard van de regelingen is uitsluiting van gebruik door Capellenaren niet mogelijk en niet gewenst.

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De te nemen maatregelen zijn afhankelijk monitoring van de budgetten. Dit leidt tot eventueel bijstelling van beleid of aanraming van het beschikbare budget.

Verloop
Eerste moment van opname: Najaarsnota 2018.
Geactualiseerd: Jaarrekening 2018 en Voorjaarsnota 2019.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:   Afdeling Samenleving
Bestuurlijk:  Wethouder Westerdijk

Communicatie
Communicatie via reguliere P&C-cyclus.

Bewaking
Budgetten worden gemonitord waarna bijstelling van beleid zou kunnen volgen of aanraming van het beschikbare budget.

Overige risico's

13. Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs

Terug naar navigatie - 13. Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van de nieuwbouw voor het Comenius College.

Specifieke risico’s
U heeft in uw vergadering van 15 februari 2010 ingestemd met de notitie ‘de ontwikkeling van twee unilocaties’, waarin de nieuwbouw van het Comenius College is benoemd. Deze nieuwbouw valt uiteen in twee fases. De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze fase is vastgelegd in de beschikking van 17 december 2010 met kenmerk D41/182856. De eerste fase is inmiddels in gebruik genomen. De tweede fase zou volgens deze beschikking mogelijk in 2023 in gebruik worden genomen. Door vertegenwoordigers van het Comenius College is in 2017 aangegeven dat de school en het schoolbestuur voordelen zien in een latere in gebruik name van de tweede fase. Inmiddels wordt uitgegaan van een oplevering van de tweede fase in 2026, dan wel 2027.

De beschikking van 2010 ging uit van een ruimtebehoefte, gebaseerd op 1.341 leerlingen. Het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober 2019 bedroeg echter 1.876 leerlingen en stijgt volgens de meest recente prognose (eerste kwartaal 2020) door naar 1.995 leerlingen voor deze locatie op 1 oktober 2037, de laatste teldatum die in de prognose is opgenomen. Een dergelijke stijging van het aantal leerlingen ten opzichte van de oorspronkelijke beschikking leidt niet alleen tot de noodzaak van het realiseren van meer onderwijskundige vierkante meters, maar heeft ook tot gevolg dat we naar verwachting een vijfde ‘gymvloer’ moeten realiseren. In 2010 gingen we nog uit van vier ‘gymvloeren’.

Naar aanleiding van de gegevens van 2010 verwachtten we dat voor de tweede fase van het Comenius College circa N 3.000 aan financiering nodig zou zijn voor de realisatie van de benodigde onderwijskundige vierkante meters (inclusief gymvoorziening, maar exclusief sloop, verhuizing en tijdelijke huisvesting). Bij het verloop van de Reserve Grote investeringen was beoogd dat het saldo beschikbaar was om de tweede fase van het Comenius College af te ronden. Het ‘Besluit Begroting en Verantwoording’ schrijft voor dat te activeren kosten zowel de vervaardigingprijs omvat, als de overige rechtstreeks aan de vervaardiging te relateren kosten. Om deze reden leidt de investering voor nieuwbouw van de tweede fase van het Comenius College op de bestaande locatie altijd tot een structurele extra kapitaallast binnen de gemeentelijke begroting.

Wij houden rekening met een stijging van de financieringsbehoefte. Dit komt door kostenstijgingen in de bouw en door de wijziging van het Bouwbesluit vanaf 2020, waarin ‘bijna energie neutrale gebouwen’ (BENG) de norm id. Dit laatste zal prijsverhogend werken bij nieuwbouw. In beginsel gaan wij uit van de VNG normbedragen, maar wij monitoren ook de mate waarin realistische marktconforme investeringen zich verhouden tot deze normbedragen. De aanbesteding staat pas over enkele jaren gepland. Het laat zich moeilijk voorspellen hoe de normbedragen en het marktconforme prijspeil zich in de loop van de jaren ontwikkelen. De huidige doorrekening betreft een aanvullende investering van € 16,5 miljoen (prijspeil 2020) vanaf heden, inclusief BTW en alle andere kosten, inclusief twee gymzalen. Het bedrag van € 16,5 miljoen  is opgenomen in onze meerjarige doorkijk (was € 12 miljoen).  Aanbesteding zal naar verwachting in 2023 plaatsvinden, dit bedrag zal dan ook nog geïndexeerd worden. De beslissing of er één of twee gymzalen dienen te worden gebouwd zal in 2021 volgen. Wij hebben de intentie om bij Voorjaarsnota 2021 te besluiten over het definitieve investeringsbedrag. Indien dit gebeurd kan definitieve besluitvorming door ons in het laatste kwartaal van 2021 plaatsvinden, eventueel kan dit ook in 2022 gebeuren. Sloop van het oude deel van het Comenius College vindt dan plaats in 2024. Oplevering is gepland in 2026.
Bij de nieuwbouw van scholen hebben wij de intentie om tijdelijke huisvesting zoveel mogelijk te beperken en indien tijdelijke huisvesting toch noodzakelijk is, proberen wij deze huisvesting opvolgend voor meerdere scholen in te zetten. Op deze wijze gaan wij zo efficiënt mogelijk om met (de financiële lasten voor) tijdelijke huisvesting. In vervolg op vaststelling van de Najaarsnota 2018 en Voorjaarsnota 2019 is daarom aan de Lijstersingel tijdelijke huisvesting voor scholen gerealiseerd, verdeeld over twee gebouwen. Deze tijdelijke huisvesting wordt in eerste instantie ingezet voor de Eben Haëzerschool en De Bouwsteen, daarna voor een deel van de leerlingen van de scholen aan de Meeuwensingel en tot slot voor een deel van de leerlingen van het Comenius College.

Bandbreedte financiële gevolgen
De resterende investeringsbehoefte voor de nieuwbouw van de tweede fase Comenius College bedraagt 11.000 tot 20.000 met een afschrijvingslast (exclusief rente) van maximaal 500 structureel. De bijbehorende financieringslasten bedragen circa 388 (2,5% rente * gemiddelde bouwsom). De kans van voordoen beschouwen wij als hoog. Vanwege de grote omvang van het krediet hebben wij, vooruitlopend op besluitvorming, in de doorkijk van de meerjarenbegroting al de bedragen opgenomen. Wij verwachten uiterlijk in de Voorjaarsnota 2021 een voorstel voor de nieuwbouw op te nemen.

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2017.
Vervolg: Najaarsnota 2016 (geactualiseerd), Jaarrekening 2016 (ongewijzigd), Voorjaarsnota 2017 (geactualiseerd), Begroting 2018 (ongewijzigd), Najaarsnota 2017 (ongewijzigd), Jaarrekening 2017 (geactualiseerd), VJN 2018 (geactualiseerd), Begroting 2019 (geactualiseerd), Najaarsnota 2018 (geactualiseerd), VJN 2019 (geactualiseerd), Begroting 2020 (geactualiseerd), Najaarsnota 2019 (geactualiseerd), Jaarrekening 2019 (geactualiseerd), Voorjaarsnota 2020 (ongewijzigd), Begroting 2021 (geactualiseerd)

Beheersingsmaatregelen
Prognoses zijn zo goed mogelijke voorspellingen voor de toekomst op basis van de meest recente aanwezige gegevens. Met name op schoolniveau kunnen in de loop der jaren wijzigingen in de prognoses plaatsvinden en ook in de praktijk kan het leerlingenaantal afwijken van prognoses. Hierom laten wij prognoses gewoonlijk om de twee jaar actualiseren. De te verwachten lasten voor nieuwbouw en terug verhuizen verwerken wij uiterlijk bij de Voorjaarsnota 2021. Wij nemen uiterlijk in 2022 de beslissing over de definitieve grootte van de tweede fase van het Comenius College, op basis van de dan geldende prognoses. In aanloop hier naar toe laten wij jaarlijks prognoses opstellen voor alle scholen in Capelle, naar aanleiding waarvan ook de financiële prognose voor de tweede fase van het Comenius College bijgesteld wordt.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Informatie en communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij aandacht aan de te verwachten financiële financieringsbehoefte voor de tweede fase van het Comenius College.

Bewaking
Naar aanleiding van prognoses brengen wij jaarlijks het aantal te verwachten vierkante meters en de financieringsbehoefte in kaart.

14. Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting

Terug naar navigatie - 14. Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting

Omschrijving risico
Wij zijn over het algemeen geen eigenaar van schoolgebouwen, maar bezitten wel het zogenoemde ‘economisch claimrecht’. Dit betekent dat het eigendom van een schoolgebouw naar de gemeente terugvloeit, zodra het onderwijs in dit gebouw stopt. Wanneer scholen voornemens zijn om op termijn te sluiten, brengt dit zowel financiële als niet- financiële risico’s met zich mee. Wanneer scholen daarentegen groeien, moet de gemeente zorg dragen voor voldoende adequate onderwijshuisvesting en hebben scholen recht op een bedrag voor eerste inrichting en onderwijsleerpakket. Dit brengt financiële risico’s met zich mee.

Specifieke risico’s
Het eigendom van schoolgebouwen kan bij verschillende partijen liggen, maar over het algemeen ligt het juridisch eigendom van een schoolgebouw bij het schoolbestuur. Ook in Capelle is dit het geval, uitzondering hierop betreft de scholen die gehuisvest zijn in het MFC Fascinatio en de aanwezige tijdelijke huisvesting voor het onderwijs (onder meer bij de Lijstersingel). Bij het beëindigen van het gebruik van een schoolgebouw door een schoolbestuur wordt het eigendom van dit gebouw aan de gemeente ‘om niet’ overgedragen. Dit wordt ook wel het ‘economisch claimrecht’ van gemeenten genoemd.

Indien een schoolbestuur besluit om een onderwijslocatie te sluiten en het bijbehorende gebouw over te dragen aan de gemeente, dan is er sprake van een (onvermijdelijke) groei van de gemeentelijke vastgoedportefeuille. Dit biedt soms mogelijkheden; wellicht dat de locatie of het gebouw gebruikt wordt voor herontwikkeling, dan wel dat er huurders gevonden worden. Echter, het brengt ook risico’s met zich mee. Maatschappelijke risico’s in de zin dat een school, die vaak een belangrijke rol in een buurt vervult, verdwijnt en het risico op leegstand van een pand. Ook financieel liggen er risico’s. Als wij besluiten een gebouw te slopen, brengt dit kosten met zich mee. Indien wij wensen dat het gebouw in gebruik blijft zijn er -zolang er geen gebruiker/huurder bekend is- risico’s aangaande onderhouds- en exploitatielasten. De gemeente betaalt nu al de kosten voor OZB en verzekeringen van schoolgebouwen, voor deze financiële componenten is dan ook dekking binnen de huidige gemeentelijke begroting.

Wanneer scholen groeien, moet de gemeente zorg dragen voor voldoende adequate onderwijshuisvesting, de kosten voor OZB en verzekeringen betalen en hebben scholen recht op een bedrag voor eerste inrichting en onderwijsleerpakket.

Bandbreedte financiële gevolgen
Niet te kwantificeren. Indien het zich voordoet betreft het eenmalige kosten. De kans van voordoen beschouwen wij als gemiddeld (50%).

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2017
Vervolg: Begroting 2018 (ongewijzigd), Najaarsnota 2017 (ongewijzigd), Jaarrekening 2017 (ongewijzigd), VJN 2018 (geactualiseerd), Begroting 2019 (ongewijzigd), Najaarsnota 2018 (ongewijzigd), Voorjaarsnota 2019 (ongewijzigd), Begroting 2020 (ongewijzigd), Najaarsnota 2019 (ongewijzigd), Jaarrekening 2019 (ongewijzigd), Voorjaarsnota 2020 (ongewijzigd), Begroting 2021 (ongewijzigd)

Beheersingsmaatregelen
Wij laten vanaf heden jaarlijks prognoses maken om de leerlingenontwikkeling te monitoren. Naar aanleiding daarvan maken wij een analyse over welke scholen wel en niet, binnen de huidige wet- en regelgeving, formeel als zelfstandige school (of nevenvestiging) kunnen blijven bestaan. Ook maken wij een analyse over welke scholen in de toekomst recht zouden kunnen krijgen op extra onderwijskundige ruimte en een financiële bijdrage aangaande eerste inrichting en onderwijsleerpakket. Hierover treden wij in overleg met de schoolbesturen.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Samenleving en afdeling Facilitaire Diensten
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg en wethouder Van Veen

Communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij blijvend aandacht aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande de mogelijke opheffing van scholen, evenals aan de mogelijke financiële gevolgen van de stijging van het leerlingenaantal bij specifieke scholen.

Bewaking
Via het ‘Op Overeenstemming Gericht Overleg’ (Onderwijsplatform) bespreken wij met de schoolbesturen de ontwikkelingen aangaande de leerlingenaantallen en de toekomst van onderwijshuisvesting.

15. Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Terug naar navigatie - 15. Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke prijsstijging van de ontwikkelingen voortvloeiende uit het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs.

Specifieke risico’s
Bij vaststelling van de Najaarsnota 2018 heeft u besloten om een bedrag beschikbaar te stellen van in totaal 28.460 voor:

  • nieuwbouw van de Eben Haëzerschool / Rehobothschool, inclusief gymzaal, op de huidige CSV-locatie (ontwikkeling 1);
  • nieuwbouw aan de Meeuwensingel voor De Horizon, De Klim-Op en voor enkele lokalen van de Montessorischool, inclusief gymzaal (ontwikkeling 2) en
  • nieuwbouw onderwijshuisvesting in de Florabuurt omgeving, inclusief gymzaal (ontwikkeling 3).

Opvolgend op de Najaarsnota 2018 hebben wij in januari 2019 voor de ontwikkelingen 1 en 2 een beschikking afgegeven waarin staat opgenomen dat vervangende nieuwbouw van de desbetreffende scholen wordt toegekend. Schoolbesturen kunnen hieraan dan ook rechten ontlenen. Voor ontwikkeling 3 hebben wij (vooralsnog) geen beschikking af gegeven waarmee vervangende nieuwbouw wordt toegekend. De reden hiervoor is dat onderwijshuisvestingsontwikkelingen in Schenkel onlosmakelijk verbonden zijn met de gebiedsontwikkeling Florabuurt. Uw raad beslist, naar verwachting in het voorjaar van 2021, over de gebiedsvisie Florabuurt. Wij zijn van mening dat nadere invulling van eventuele nieuwbouw of aanpassingen van scholen in het Florabuurt gebied pas kan plaatsvinden na of gelijktijdig met vaststelling van deze gebiedsvisie. Definitieve besluitvorming over toekomstige onderwijshuisvesting in de Florabuurt loopt bij voorkeur dan ook parallel aan de besluitvorming over dit gebied.

Het door u bij de Najaarsnota 2018 toegekende bedrag is een marktconform budget bij aanbesteding in 2019. Momenteel zijn de prijsstijgingen in de bouw fors. De prijsontwikkeling in de bouw naar de toekomst toe laat zich moeilijk voorspellen, maar er is een reëel risico dat de prijsstijging in de bouw nog enige tijd relatief hoog zal zijn. Bij de derde ontwikkeling in de Florabuurt omgeving gaan wij er daarnaast vanuit dat tijdelijke huisvesting niet nodig is. Indien dit wel nodig blijkt te zijn, dit is afhankelijk van de uiteindelijke planvorming, brengt dit aanvullende kosten met zich mee.

De algemene ledenvergadering van de VNG heeft in juni 2018 unaniem de motie-Heerhugowaard aangenomen, waarin opgeroepen wordt om in gesprek te gaan met het Rijk en onderwijsorganisaties over een substantiële verhoging van de bekostiging voor onderwijshuisvesting in het gemeentefonds. De VNG voert hier op dit moment onderzoek en lobbywerkzaamheden voor uit. Deze informatie heeft ook raakvlakken met het risico ‘onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs’.

Bandbreedte financiële gevolgen
Aanvullende investeringsbehoefte van 2.000 tot 6.000 met een afschrijvingslast (exclusief rente) van maximaal 150 structureel vanaf 2024. De kans van voordoen beschouwen wij gezien de huidige marktomstandigheden in de bouw als hoog (75%).

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018.
Vervolg: Begroting 2019 (geactualiseerd), Najaarsnota 2018 (geactualiseerd), Voorjaarsnota 2019 (geactualiseerd), Begroting 2020 (ongewijzigd), Najaarsnota 2019 (ongewijzigd), Jaarrekening 2019 (ongewijzigd).

Beheersingsmaatregelen
Eerst zal besluitvorming plaatsvinden door uw raad (vaststellen kaders), waarna vervolgens beschikkingen afgegeven zullen worden aan de desbetreffende schoolbesturen. De fasering kan per ontwikkeling verschillen. De projecten zijn ingebed in een projectstructuur waarbinnen wij diverse kaders zoals inhoud, planning en financiën zorgvuldig en realistisch op elkaar afstemmen.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Informatie en communicatie
Aangaande ontwikkeling 3 geldt dat uw raad naar verwachting in 2020 over de gebiedsvisie Florabuurt beslist. Besluitvorming over de scholen in het Florabuurt gebied vindt plaats na of gelijktijdig met de vaststelling van deze gebiedsvisie. In de risicoparagraaf schenken wij, in ieder geval tot aan het moment van gunning, aandacht aan de mogelijke financiële risico’s voor de 3 genoemde ontwikkelingen.

16. Grondexploitaties

Terug naar navigatie - 16. Grondexploitaties

Omschrijving risico
Voor de toekomstige verwachte kosten en opbrengsten worden aannames gebruikt ten aanzien van de planning, verwachte verkoopprijzen, geraamde kosten, verwachte rentelasten, plankosten, etc. Er zijn verschillende onzekerheden en risico’s die het begrote financiële eindresultaat van de grondexploitatie kunnen beïnvloeden. Er is een onderscheid te maken tussen enerzijds risico’s met betrekking tot de kosten en opbrengsten die specifiek binnen een grondexploitatiecomplex kunnen worden erkend en anderzijds risico’s die voor de grondexploitatieportefeuille als geheel gelden.

Specifieke risico’s
In de geheime bijlage Actualisatie Grondexploitaties bij de Najaarsnota 2019 beschrijven we de voornaamste risico’s, de kansen en beheersingsmaatregelen per project.

Bandbreedte financiële gevolgen
0 – 1.400 (gemiddeld 700)
Het betreft verschillende soorten risico’s met zowel hoge als lage kansen van voordoen. We gaan uit van de gemiddelde kans van 50%.

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Najaarsnota 2019

Beheersingsmaatregelen
In de geheime bijlage Actualisatie Grondexploitaties bij de Najaarsnota 2019 beschrijven we de voornaamste risico’s, de kansen en beheersingsmaatregelen per project.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Wethouder Van Veen

Informatie en communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.

17. Asbestsanering onderwijspanden SHO

Terug naar navigatie - 17. Asbestsanering onderwijspanden SHO

Omschrijving risico
Dit risico gaat over hogere sloopkosten door onvoorziene extra asbestsanering van onderwijspanden die voortvloeiende uit het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs geamoveerd moeten worden.

Specifieke risico’s
Bij drie slooptrajecten die verband houden met realisatie van het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs is gedurende de uitvoeringsfase opnieuw asbest aangetroffen. Dit bracht extra (sanerings-)kosten met zich mee (N 500). De verwachting is dat bij de volgende sloopprojecten ook meer asbest gevonden wordt dan was voorzien.

Bandbreedte financiële gevolgen
Aanvullend budgetbehoefte van eenmalig N 500 tot N 700. De kans van voordoen beschouwen we als groot (75%). 

Verloop
Eerste moment van opname in deze paragraaf: Begroting 2021.

Beheersingsmaatregelen
Naast de reguliere asbest inventarisatie en dieper destructief onderzoek verrichten met de opgedane ervaring van de laatste sloopprojecten.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Informatie en communicatie
Na grondig asbestonderzoek worden de resultaten gedeeld en volgt een voorstel bij de Voorjaars- dan wel Najaarsnota.

18. Kosten coronacrisis Veiligheidsregio

Terug naar navigatie - 18. Kosten coronacrisis Veiligheidsregio

Omschrijving risico
In verband met de bestrijding van de Covid-19 pandemie heeft de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) dit voorjaar diverse kosten gemaakt, waaronder het inrichten van een noodziekenhuis in Rotterdam Ahoy en het inrichten van zorghotels. Er lopen nog verzoeken tot compensatie van de kosten bij het Rijk. De zorgverzekeraars hebben een verzoek tot compensatie voor kosten afgewezen. Dit verzoek ligt nu ook bij het Rijk. Het risico bestaat dat dit wordt afgewezen door het Rijk.

Specifieke risico’s
De consequentie van een eventuele afwijzing van het Rijk is dat de ‘eigenaren’ van de VRR, de deelnemende gemeenten op dit moment een financieel risico lopen bij afwijzing van het verzoek door het Rijk.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het totaal risico betreft ongeveer € 8,4 miljoen. Omgerekend naar Capelle gaat het om ongeveer N 450. De kans van voorzien beschouwen wij als middel groot (50%), met de kanttekening dat de kans moeilijk te voorspellen is omdat een dergelijke situatie zich nog niet eerder heeft voorgegaan.

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2021.

Beheersingsmaatregelen
De VRR dient een claim in bij het Rijk. Wij hebben verder geen invloed op de afwikkeling van het risico.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling BCO
Bestuurlijk: Burgemeester Oskam

Communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten of vaker via collegebrieven, indien nodig.

Bewaking
In onze gesprekken met de VRR en via de P&C-documenten van de VRR bewaken wij de voortgang van het risico.