Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit

Definitie weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Definitie weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen of waar na het treffen van maatregelen nog restrisico’s overblijven, met de kans dat deze risico’s zich voordoen. De verhouding wordt uitgedrukt in een ratio.

Ratio weerstandsvermogen is beschikbare weerstandscapaciteit gedeeld door benodigde weerstandscapaciteit (risico's)

Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Terug naar navigatie - Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Het beleid ten aanzien van risico’s en weerstandsvermogen hebben wij vastgelegd in de Nota Reserves, Voorzieningen, Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2017. Wij streven na om geen onnodige risico’s te lopen, en zoveel mogelijk risico’s af te dekken, mits financieel verantwoord. Risico’s die niet worden afgedekt door bijvoorbeeld een verzekering of een voorziening, moeten kunnen worden opgevangen door de beschikbare weerstandscapaciteit.

De definitie van een risico luidt als volgt: De kans op het optreden van een gebeurtenis, die zowel positieve als negatieve gevolgen voor de gemeente kan hebben, waarvan de omvang nog onbekend is, maar van materiële betekenis kan zijn (groter dan N 250). Eenvoudiger gezegd bestaat een risico dus uit kans * impact. In lijn met de genoemde beleidsnota hanteren we voor wat betreft de kans van voordoen in de basis drie varianten: lage kans (25%), gemiddelde kans (50%) en hoge kans (75%). Waar deze varianten niet volstaan, hebben we dit aangepast in 1%, 5% en 100%. Voor wat betreft de impact, zijn er drie varianten mogelijk:

  1. Als de impact redelijk goed in te schatten is: als vaste waarde;
  2. Als de impact moeilijker in te schatten is: met een bandbreedte, waarin we een onder- en bovengrens geven en we rekenen met het gemiddelde;
  3. Als de impact (nog) niet in te schatten is: als pm.

Bij risico’s met een incidenteel karakter hanteren we een factor van 1, omdat het risico zich in één keer voor zal kunnen doen. Voor risico’s met een structureel karakter hanteren we een factor van 5 , gebaseerd op het lopende begrotingsjaar en de vier begrotingsjaren erna. Dat betekent dat de weerstandscapaciteit vijf maal zo groot moet zijn dan het totaalbedrag van het structurele risico.

De kwaliteit van het weerstandsvermogen wordt bij iedere document van de P&C cyclus gemeten. Dat wil zeggen dat we het weerstandsvermogen actualiseren en ook de risico’s opnieuw beoordelen. Zo kan het zijn dat er telkens nieuwe risico’s worden geïdentificeerd en dat eerder geconstateerde risico’s verdwijnen.

Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

Terug naar navigatie - Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

In deze paragraaf geven we een overzicht van de risico’s die op dit moment nog bestaan en geven we aan wat die risico’s voor de komende jaren betekenen. De lijst met risico's staat in de onderstaande tabel. De risico's die gekwantificeerd zijn en daarbij de basis voor de "benodigde weerstandscapaciteit" vormen, staan in de tabel daaronder. 

Totaal lijst risico's Nieuw / bestaand Hoger / gelijk / lager risico t.o.v. NJN2021
Algemene risico's
1 Algemene uitkering Gemeentefonds Bestaand P.M.
2 Fiscaliteiten Bestaand P.M.
3 Dividenden Bestaand Gelijk
4 Verleende borgstellingen voor instellingen Bestaand Lager
5 Oplopende rentelasten Bestaand P.M.
6 Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen Bestaand P.M.
7 Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) Bestaand Lager
Risico's sociaal domein
8 Participatiewet Bestaand Gelijk
9 Jeugdhulp Bestaand Gelijk
10 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Bestaand P.M.
11 Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen Bestaand P.M.
12 Risico impact corona Bijzondere Bijstand, BUIG en Participatiebudget Bestaand P.M.
Overige risico's
13 Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs Bestaand P.M.
14 Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting Bestaand P.M.
15 Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs Bestaand Gelijk
16 Overschrijding budget door hogere aanneemsom Bestaand Gelijk
17 Grondexploitaties Bestaand Hoger
18 Ontwikkelagenda Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Bestaand Gelijk
19 Impact nieuwe omgevingswet op leges omgevingsvergunningen Bestaand P.M.
20 Vervangingsinvesteringen duikers en beschoeiingen en hogere baggerkosten Bestaand Gelijk
21 Overschrijding facilitaire budgetten door relatief hoge indexeringspercentages Bestaand Gelijk
22 Aanvullende investering Kindcentrum Florabuurt Bestaand P.M.
23 Stijging energie prijzen Nieuw -
Berekening benodigde weerstandscapaciteit / risico's I/S* Kans Impact Riscobedrag
2021
Nr. Risico = kans * impact
3 Dividenden (vanaf 2023) S 50% 445 N223
4 Verleende borgstellingen voor instellingen S 5% 9.646 N482
7 Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) S 1% 303.750 N3.038
8 Participatiewet (BUIG) S 50% 2.736 N1.368
9 Jeugdhulp S 25% -2.037 V509
15 Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs S 50% 123 N62
16 Overschrijding budget door hogere aanneemsom S 75% 2.500 N1.875
17 Grondexploitaties S 100% -416 V416
17 Grondexploitaties S 100% 2.098 N2.098
18 Ontwikkelagenda Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (vanaf 2023) S 100% 136 N136
18 Ontwikkelagenda Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (vanaf 2023) S 100% 251 N251
20 Vervangingsinvesteringen duikers en beschoeiingen en hogere baggerkosten S 75% 700 N525
21 Overschrijding facilitaire budgetten door relatief hoge indexeringspercentages S 75% 300 N225
23 Stijging energie prijzen S 100% 382 N382
Subtotaal structureel N9.739
Totaal, vermenigvuldigen met 5 N48.693
* I = Incidenteel (1 jaar) S=structureel (5 jaar)

Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Terug naar navigatie - Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Hieronder staat de beschikbare weerstandscapaciteit en de berekening van de weerstandsratio.

Beschikbare weerstandscapaciteit 2021
Rekeningssaldo V13.114
Post onvoorzien V33
Algemene Reserve minimumniveau * V10.000
Algemene reserve * V130.279
Bestemmingsreserves * V31.577
Totaal beschikbare weerstandscapaciteit V185.003
* Reserves: stand per 31-12
Berekening weerstandsratio 2021
Benodigde weerstandscapaciteit N48.693
Beschikbare weerstandscapaciteit V185.003
Weerstandsratio 3,8
Verloop weerstandsratio over de jaren
Jaarrekening 2017 6,7
Jaarrekening 2018 11,0
Jaarrekening 2019 3,5
Jaarrekening 2020 5,7
Begroting 2021 4,0
Jaarrekening 2021 3,8

Financiële ratio's

Terug naar navigatie - Financiële ratio's

Het Besluit Begroting en Verantwoording schrijft voor dat we door middel van ratio's inzicht geven in onze financiële positie. Gemeenten zijn vrij om hier zelf duiding aan te geven. Niettemin heeft de provincie Zuid-Holland in een themacirculaire een aantal signaleringswaarden aangegeven. De signaleringswaarden staan in onderstaande tabel. Bij de voor- en najaarsnota berekenen we niet alle ratio's. Voor deze documenten zijn alleen de berekende ratio's hieronder weergegeven. 

Financiële ratio's Rekening 2020 Begroting 2021 Voorjaarsnota 2021 Najaarsnota 2021 Rekening 2021
1a netto schuldquote 11,6% 48,6% 19,1%
1b netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen 11,4% 48,3% 38,0% 24,9% 19,0%
2 solvabiliteit 62,4% 52,3% 54,0% 63,2% 64,5%
3 grondexploitatie 2,1% 2,9% 1,7%
4 structurele exploitatieruimte 3,6% 1,4% 7,0%
5 belastingcapaciteit 80,8% 78,1% 76,3%
6 debt service coverage ratio 2,6 0,4 1,3
7 afschrijvingsratio 3,0% 3,7% 3,1%
Signaleringswaarden provincie Zuid Holland voor ratio's Categorie A minst risicovol Categorie B neutraal Categorie C meest risicovol
1a netto schuldquote <90% 90-130% >130%
1b netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen <90% 90-130% >130%
2 solvabiliteit >50% 20-50% <20-50%
3 grondexploitatie <20% 20-35% >35%
4 structurele exploitatieruimte >0% 0% <0%
5 belastingcapaciteit <95% 95-105% >105%

Netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen (1a en 1b)
Dit cijfer geeft inzicht in het niveau van de gemeentelijke schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft dus een indicatie van de mate waarin de rentelasten op de eigen middelen drukken. De schuldquote is dit jaar met 7,5% toegenomen. De voornaamste oorzaak hiervan is dat de investeringen hoger zijn dan de afschrijvingslasten. Bij de Begroting 2021 was een significant hoger percentage gepresenteerd. Het lagere percentage dan bij de begroting komt met name doordat er minder investeringen hebben plaats gevonden dan vooraf gedacht. Daarnaast is het percentage ook lager dan verwacht bij de Najaarsnota 2021. Enerzijds komt dit door een positiever rekeningresultaat en anderzijds doordat enkele investeringen nog niet zijn gerealiseerd. 

De netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen geeft dezelfde ratio weer, maar dan zonder verstrekte leningen aan andere organisaties. De omvang van deze verstrekte leningen is dermate laag dat deze ratio dezelfde uitkomst heeft als de netto schuldquote.

Solvabiliteitsratio (2)
Dit cijfer geeft het percentage eigen vermogen ten opzichte van het totaal vermogen weer. Deze ratio is met 2,1% toegenomen tot 64,5% en valt daarmee in de categorie minst risicovol (groen). De toename is te verklaren doordat ons eigen vermogen is toegenomen door het positieve rekeningresultaat over 2021. 

Grondexploitatie (3)
Dit cijfer geeft aan hoe groot de grondpositie (waarde van grond) is ten opzichte van de totale baten. Met 1,7% zit deze ratio ruimschoots in de categorie minst risicovol.  Wanneer deze ratio zou stijgen, zou er meer risico ontstaan: een positief risico bij goede marktomstandigheden en een negatief risico bij minder goede marktomstandigheden.

Structurele exploitatieruimte (4)
Dit cijfer helpt mee om te beoordelen welke structurele ruimte een gemeente heeft om de eigen lasten te dragen. Het kengetal wordt berekend door de incidentele baten en lasten en de structurele toevoegingen en onttrekkingen aan reserves te corrigeren op het jaarrekeningresultaat. Deze ratio is positief. 

Gemeentelijke belastingcapaciteit (5)
Dit cijfer geeft inzicht in hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Als dit percentage laag ligt, betekent dit dat de gemeente meer inkomsten uit belastingen zou kunnen verwerven. Onze lokale belastingen (OZB, afval- en rioolheffing) zijn relatief laag en staan op 76,3% van het landelijk gemiddelde. Om in aanmerking te komen voor financiële steun vanuit het Rijk (art. 12-status), moeten de lokale belastingen ten minste 120% van het landelijk gemiddelde zijn. 

Debt Service Coverage Ratio (6)
Deze ratio geeft een goed beeld van de ruimte die rente en aflossingen innemen in de exploitatie en geeft aan welk deel van de vrij beschikbare geldstroom opgaat aan rente en aflossingen. In de ideale situatie is deze ratio minstens 1. Over 2021  is deze ratio positiever dan 1.

Debt Service Coverage Ratio 2021
Resultaat voor bestemming 12.621
Afschrijving 6.910
Rente 338
EBITDA (A) 19.869
Rentelasten 338
Aflossingen bestaande leningen 15.092
Aflossingen nieuwe leningen 0
Rente + Aflossing (B) 15.430
DSCR (A/B) 1,3
Debt Service Coverage Ratio Begroting 2021 Voorjaarsnota 2021 Najaarsnota 2021 Jaarrekening 2021
Jaar 2021 0,4 -0,1 0,9 1,3

Afschrijvingsratio (7)
De afschrijvingsratio is strikt genomen geen financieel kengetal, zoals dat in het bedrijfsleven ook gebruik wordt. Het geeft niettemin een indruk van de ruimte die afschrijvingslasten in de totale begroting opnemen. Uit onderstaande tabel blijkt dat het percentage in 2021 3,1% was. De verwachting is dat dit percentage in de toekomstige jaren, als gevolg van de verwachte investeringen, gaat stijgen.

Naast de afschrijvingsratio is ook een vergelijking weergegeven van de afschrijvingslasten met de investeringen. 

Afschrijvingsratio 2021
Totaal afschrijvinglasten (A) 6.910
Totaal exploitatielasten (B) 221.763
Afschrijvingsnorm (A/B*100) 3,1%
Vergelijk afschijving/investering 2021
Totaal afschrijvingslasten 6.910
Totaal netto investeringen 26.433
Saldo afschrijving -/- investering -19.523

Algemene risico's

1. Algemene uitkering Gemeentefonds

Terug naar navigatie - 1. Algemene uitkering Gemeentefonds

Omschrijving risico
De algemene uitkering van het Gemeentefonds is de belangrijkste inkomstenbron voor onze gemeente. Het risico bestaat hieruit dat de feitelijke inkomsten afwijken ten opzichte van de bedragen waar wij in de begroting rekening mee houden. In de praktijk blijkt vaak dat het Rijk werkt met “dagkoersen”, waardoor de wijzigingen in het fonds niet te voorspellen zijn.
Het fonds volgt voor een belangrijk deel de uitgaven van de Rijksoverheid, volgens de systematiek van ‘samen de trap op, samen de trap af’: als het Rijk meer uitgeeft, ontvangen gemeenten ook meer en andersom geldt hetzelfde.

Specifieke risico’s
Er zijn verschillende onzekerheden met betrekking tot de hoogte van de algemene uitkering:
A. De moeilijkheid met betrekking tot het juist kunnen inschatten van de algemene uitkering en met name het accres (= groei van het fonds) is één van de grootste risico’s. Te vaak is sprake van dagkoersen. Het belemmert het zorgvuldig kunnen voeren van de financiële huishouding.  In de Septembercirculaire 2021 was het accres positief, wat een positief effect heeft op de begroting.  

B. Het kabinet heeft eind maart 2018 aangekondigd de ambitie te hebben om de aardgasproductie in Groningen terug te schroeven zodat deze helemaal 0 is in het jaar 2030. Dit betekent dat het Rijk minder inkomsten aan aardgasbaten ontvangt. Mogelijk heeft dit ook gevolgen voor de uitgaven van het Rijk, als er bezuinigd moet worden om de begroting sluitend te houden.  In de Meicirculaire 2018 was te lezen dat het accres iets lager uitvalt, omdat het Rijk in haar voorjaarsnota rekening houdt met minder gasbaten, waardoor ook de lasten meerjarig omlaag moesten. Dit heeft invloed op het accres. Mogelijk wordt er in latere circulaires meer duidelijk over de impact hiervan. In de Septembercirculaire 2021 is geen nieuwe informatie opgenomen omtrent de aardgasproductie en het effect op de algemene uitkering. 

C. Het BTW-compensatiefonds (BCF) wordt verrekend met het gemeentefonds. De afgelopen jaren is er ruimte onder het BCF-plafond geweest, maar deze ruimte wordt wel beperkter. Dit komt omdat gemeenten meer gaan investeren en daarmee meer gaan declareren in het BCF. Onze provinciaal toezichthouder waarschuwt ons dat de situatie ook om kan slaan naar een overschrijding van het plafond. In dat geval zouden gemeenten gekort worden op de algemene uitkering. Het voorschot voor 2021 was V 868 (bron: Septembercirculaire 2021). Vanuit het uitgangspunt dat wij de algemene uitkering reëel ramen, is in de Najaarsnota 2021 het het meerjarig geraamde voorschot in lijn gebracht met de verwachte meerjarige ruimte onder het plafond en niet meer op basis van de ruimte onder het plafond van 2020.

D. Het accres wordt altijd nagecalculeerd en verrekend in de Meicirculaire. Soms is er sprake van onderuitputting van de rijksbegroting in een bepaald jaar, bijvoorbeeld in 2018. Toen moesten we N 573 nadelig verwerken (verrekening in jaar 2019). In 2019 was er gelukkig een positieve afrekening  van V 130 (verrekening in jaar 2020).  

E.  Begin 2021 zijn de voorlopige resultaten van de ‘herziening gemeentefonds’ gepresenteerd. Capelle aan den IJssel komt hier negatief uit, met een verwachte daling van N 700 structureel vanaf 2023.
Demissionair minister Ollongren heeft op 12 augustus 2021 een brief verstuurd aan de Raad voor het Openbaar Bestuur over de actualisatie verdeelvoorstel gemeentefonds naar 2019.
Op basis daarvan blijkt dat wij thans rekening moeten houden met een lagere algemene uitkering van € 47 per inwoner. Dit betreft een bedrag van N 3.149, waarbij eveneens sprake is van een ingroeipad van maximaal € 15 per inwoner per jaar. Dit betekent voor N 1.005 in 2023, N 2.010 voor 2024 en N 3.015 voor 2025 en N 3.149 vanaf 2026. Daarbij moeten we nog steeds rekening houden met onzekerheid over de uitkomsten. Het is immers onzeker of deze resultaten nog wijzigen als gevolg van bijvoorbeeld lobby's van andere gemeenten. Besluitvorming hierover zal genomen worden door het nieuwe kabinet. Voorzichtigheidshalve hebben wij bij de Begroting 2022 een wijzigingsvoorstel opgenomen om de nu bekende nadelen te verwerken in de meerjarenbegroting. In april 2022 is gebleken dat er sprake is van een gewijzigd ingroeipad en een maximaal nadeel van € 37,50 per inwoner. De financiële effecten betrekken wij in de afwegingen bij de Voorjaarsnota 2022.

F. In de Meicirculaire 2019 hebben gemeenten extra middelen voor Jeugdhulp ontvangen voor de jaren 2019, 2020 en 2021.  In de Septembercirculaire 2020 werd dit ook verlengd naar het jaar 2022. Volgens onze toezichthouder is het toegestaan dat we deze middelen als structureel aanmerken, ook al heeft er nog geen besluitvorming van het Rijk plaatsgevonden over eventuele continuering. Wij hebben er in de Begroting 2021 ook voor gekozen om de middelen in de begroting door te trekken. Het gaat om V 1.326 structureel vanaf 2023. In de berichtgeving van 3 juni jongstleden van het demissionair kabinet is aangegeven dat er in 2022 € 1,3 miljard extra wordt uitgetrokken voor de jeugdhulp, wat in lijn met de hervormingsagenda Jeugd afloopt in de komende jaren. De financiële effecten hiervan zijn verwerkt in de Begroting 2022, vooruitlopend op de definitieve besluitvorming van het nieuwe kabinet (conform de richtlijnen van de Provinciaal toezichthouder). 

Bandbreedte financiële gevolgen
Het gemeentefonds is erg onvoorspelbaar en het is niet mogelijk om de mogelijke effecten goed te kwantificeren. De ervaring van de afgelopen jaren is dat er zowel grote voor- als nadelen kunnen ontstaan. Daarom staat dit bedrag op P.M.. Ter illustratie: in de Septembercirculaire 2021 krijgen we er in 2022 ruim  4.000 bij, terwijl bij de Septembercirculaire 2019 het resultaat voor 2020 2.000 nadelig was. 

Beheersingsmaatregelen
De beheersingsmaatregelen zijn beperkt. Wij hebben geen invloed op de uitkomsten.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2012
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Financiën
Bestuurlijk: Wethouder Van Veen

Communicatie
n.v.t.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen van het Gemeentefonds.

Ondernomen en mogelijke acties
De laatst gepubliceerde circulaire is de Decembercirculaire 2021. Deze hebben we verwerkt in  deze Jaarstukken en waar nodig verwerken wij deze in de Voorjaarsnota 2022. 

2. Fiscaliteiten

Terug naar navigatie - 2. Fiscaliteiten

Omschrijving risico
Belastingen worden geheven aan de hand van wet- en regelgeving die continu in beweging is. De jaaromvang van de transacties ligt tussen de 25- 28 miljoen. Omdat de gemeente op vele onderdelen opereert dient zij rekening te houden met bijzonderheden in de uitvoering van deze wetten en de interpretatie hiervan. Hiervoor gelden strikte regels over bedrijfskosten, afschrijvingen, voorzieningen en waardering conform goedkoopmans gebruik die afwijken van wat voor gemeente altijd gebruikelijk was. Hierbij loopt de gemeente risico dat er afwijkingen ontstaan ten opzichte van die wet of regelgeving. Kleine fouten in aangiften of interpretatieverschillen kunnen grote financiële gevolgen hebben gezien de formele rol van de Belastingdienst.
De bedoeling is om in aankomend begrotingsjaar een Tax Control Framework (TCF) op te stellen al dan niet in de opmaat naar Horizontaal toezicht. Dit heeft tot doel om meer gericht fiscale risico’s beter te beheren en tijdig fiscaal te kunnen adviseren bij nieuwe ontwikkelingen. 

Specifieke risico’s
BTW Isala theater
Zoals de raad is geïnformeerd door middel van een collegebrief heeft de Belastingdienst aan het einde van het jaar uitspraak gedaan over ons bezwaarschrift tegen het besluit van de Belastingdienst om btw aftrek bij verhuur (en dus ook onderhoud) van het theater niet toe te staan. Er is positief beschikt, wat inhoud dat wij het (theater)gebouw belast mogen blijven verhuren. Hiermee komt dit risico te vervallen.  

BTW grondexploitaties
De Belastingdienst heeft vragen gesteld over belastingaangifte grondexploitaties van 2018. Als gevolg van de toegezonden stukken en aanvullende informatie heeft de belastingdienst een brief gestuurd over de verplichtingen in de AWR over van het voeren van een transparante administratie en het juist verwerken van facturen. Bij het ontbreken hiervan kan de Belastingdienst de vooraftrek weigeren. Om een juiste aangifte te doen is er onderzoek gedaan o.a. met Deloitte en is er een herziene opgave gedaan. Deze herziene aangifte heeft ook effect op de reguliere aangifte en het BCF. 
Wij zijn met de Belastingdienst bezig om in compliance te komen voor de grondexploitaties. Er zijn stappen gemaakt om meer transparantie te krijgen in de boekingen. Voor 2019 en 2020 dient hierover nog een suppletie te worden aangeleverd, zoals is afgesproken met de Belastingdienst. 

BTW op subsidies/bijdragen aan derden
De gemeente verstrekt subsidie of een bijdrage aan derden of laat een derde partij een factuur sturen zonder te toetsen of deze bijdrage misschien wel inclusief btw is. Dit kan er toe leiden dat achteraf een naheffing bij de ontvanger wordt opgelegd aan verschuldigde btw of een derden onderzoek bij ons als de verstrekker. Ook kan het zo zijn dat het gefactureerd wordt, waarbij de gemeente de btw niet kan verrekenen wat mogelijk leidt tot een correctie. 
Ook voor dit onderdeel zijn stappen gemaakt om deze problematiek in beeld te krijgen door beheersmaatregelen te maken.

Vennootschapsbelasting
Per 1 januari 2016 zijn overheidsinstellingen voor ondernemersactiviteiten onderworpen aan de Wet op de Vennootschapsbelasting (Vpb).

VPB reclame inkomsten
In 2020 heeft de Belastingdienst ons standpunt voor onze aangiften over de jaren 2016 tot en met 2019 niet gevolgd. Dit heeft tot gevolg dat we geconfronteerd zijn met extra lasten in de jaarrekening van 2020. Thans loopt hierop ons bezwaarschrift nog en ook een landelijk bezwaar tegen de belastingheffing op opbrengsten reclame masten.

VPB grondexploitatie
Fiscaal wordt winst op een andere manier berekend dan de gemeente doet voor grondexploitaties. Kort gezegd zijn de grondexploitaties die worden gepresenteerd in de P&C documenten op commerciële basis, maar vertegenwoordigen niet dezelfde kosten als de fiscale jaarrekening. De tijd van een initiële Quick Scan uit 2015 is niet meer voldoende. 
Kosten en opbrengsten dienen fiscaal te worden toegerekend op goed koopmansgebruik met in achtneming van een bestendige gedragslijn die onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst. Bij het controleren van de belastingdienst zal inhoudelijk worden gekeken (op factuur basis of memoriaal) of alle kosten wel juist zijn verantwoord/toegerekend (zoals kosten wel in het juiste jaar verantwoord, juiste afschrijvingstermijn, is er wel sprake van kosten voor een grondexploitaties of dat er überhaupt sprake is van een grondexploitatie). In de praktijk houdt dit vaak in dat er een grotere winst als gevolg van kostencorrecties. Sinds 2020 wordt er door PWC een onderzoek gedaan naar onze grondexploitaties in kader van de winstgevendheid. Aan de hand van de verstrekte informatie heeft PWC onder voorbehoud van de juistheid, aangegeven dat dit niet leidt tot een winstgevende grondexploitatie. Dit is echter geen zekerheid en de Belastingdienst kan uit haar eigen onderzoek tot een andere conclusie kan komen en kan leiden tot vennootschapsbelastingplicht en een naheffing. 

Loonheffing
De gemeente heeft in 2021 aan haar ambtenaren een onbelaste thuiswerkvergoeding verstrekt in kader van het verplicht thuiswerken als gevolg van het coronavirus. Hoewel de verstrekking niet buitensporig hoog is per medewerker en verdedigbaar is, is deze verstrekking niet voorgelegd aan de Belastingdienst en kan de vergoeding elementen bevatten van loon waardoor er een kans bestaat dat een deel van de vergoeding aangewezen wordt al eindheffingsloon en belast wordt tegen 80%.  Voor het nieuwe jaar geld dat er de thuiswerkregeling als reiskostenvergoeding in gebracht waren voor het vooroverleg met de Belastingdienst en deze zijn goedgekeurd. Hiermee is het risico in de toekomst op dit punt zo goed als nihil. 

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M.

Beheersingsmaatregelen
Wij monitoren de landelijke ontwikkelingen en beoordelen de fiscale transacties van onze gemeente.

Verloop
1e moment van opname: Begroting 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Communicatie
Wij rapporteren over ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten of, als dat nodig is, afzonderlijk.

Bewaking
Er is specialistische kennis in huis en waar nodig wordt hier specialistische kennis voor ingehuurd om toe te zien op de juiste toepassing van de fiscale voorschriften.

Ondernomen en mogelijke acties
We werken aan TCF om nog betere grip te kijken op de juiste toepassing van de fiscale wetten, fiscale ontwikkelingen en de risico’s proberen te beheersen.

3. Dividenden

Terug naar navigatie - 3. Dividenden

Omschrijving risico
Wij zijn aandeelhouder van onder andere Stedin N.V., N.V. Irado en B.V. Gemeenschappelijk Bezit Evides (Evides) en ontvangen hier jaarlijks dividend voor. Het risico bestaat hierin dat het dividend lager of hoger is dan waar wij in de begroting rekening mee houden.

Specifieke risico’s
Stedin
De gemeente is samen met 43 andere gemeenten eigenaar van Stedin N.V. Per 31 januari 2017 is de splitsing van het netwerkbedrijf (Stedin N.V.) en het energiebedrijf (Eneco N.V.) gerealiseerd. U heeft als gemeenteraad ingestemd met deze splitsing. De splitsing heeft vooralsnog geen directe financiële effecten op de waardering van het aandeel/ de aandelen en het dividend. Voor het dividend van Stedin bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot.

In de Najaarsnota 2019 hebben wij op basis van de beschikbaar gestelde Jaarplan van Stedin voorgesorteerd op een mogelijke risico van een lager dividend. Wij hebben het begroot dividend voor de jaren 2021 en 2022 naar nul gebracht. Echter, in de AvA van Stedin op 25 juni 2021 is vastgesteld het onverdeeld resultaat toch uit te keren als dividend, resulterend in een dividend van V 392 in 2021. Dit hebben wij verwerkt in deze Najaarsnota 2021. 
Stedin heeft de aandeelhouders voorgesteld om voor een bedrag van € 200 miljoen aan cumulatief preferente aandelen uit te geven. In de raadsvergadering van 31 mei 2021 heeft u besloten om maximaal in te tekenen op de uitgifte van de cumulatief preferente aandelen in Stedin N.V.  In de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van Stedin op 25 juni 2021 is dit besluit bekrachtigd. De reële verwachting was dat het merendeel van de huidige aandeelhouders zou inschrijven met het eigen percentage. Om die reden hebben we vanuit voorzichtigheid in de Voorjaarsnota 2021 rekening gehouden met een dividendrendement van V 114 en een storting van N3.810. Doordat enkele (grotere) aandeelhouders niet hebben ingetekend, hebben wij uiteindelijk 3,63% van de preferente aandelen verworven. Hierdoor zal ons dividendrendement op deze aandelen uiteindelijk V 218 vanaf 2023 worden. Dit heeft geresulteerd in een storting van N 7.260.

Aangezien de uitkering van preferent dividend voorrang heeft op de uitkering van dividend op de gewone aandelen hebben wij een voorstel opgenomen in de Voorjaarsnota 2021 om de door ons geraamde dividenden (op onze gewone aandelen) vanaf 2023 te halveren tot 445. Op basis van de meest recente inzichten mogen we in 2023 rekening houden met een hoger dividend dan waar nu rekening mee is gehouden (184). We betrekken dit in de afwegingen bij de Voorjaarsnota 2022.

Evides
Bij de Voorjaarsnota 2020 hebben we op basis van de dividendprognose het begroot dividend voor Evides meerjarig aangepast. Voor het dividend van Evides bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot. In de Najaarsnota 2020 hebben wij het meerjarig dividend verlaagd, om de solvabiliteit van Evides te verhogen.

Irado
Sinds 1 januari 2018 zijn we aandeelhouder geworden van Irado. Wij bezitten, net als de gemeenten Schiedam en Vlaardingen, 1/3 deel van de aandelen. Op basis van de historische resultaten hebben wij een dividend begroot vanaf 2019 van 330. Het dividend 2020 (te ontvangen in 2021) was naar verwachting N 83 lager (25%). In de Najaarsnota 2020 hebben wij dit verwerkt in de begroting. Echter, in de AvA van Irado op 1 juli 2021 heeft de vaststelling van de winstbestemming van 2020 plaatsgevonden. Daarin is vastgesteld dat wij V 366 ontvangen in 2021. Dit resulteert in een positief resultaat van V 119. Dit hebben wij in verwerkt in deze Najaarsnota 2021. In 2020 is een deel van het dividend 257 aan dividend van Irado over 2019 niet tot uitkering gekomen in verband met Corona. In 2021 is dit deel nu alsnog uitbetaald, een bedrag van V257. Dit hebben wij verwerkt in de Voorjaarsnota 2021. 

Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
We ontvangen ook jaarlijks dividend van de BNG. Vanwege de coronacrisis is het dividend 2019 (uit te keren in 2020) opgeschort en deels tot uitkering gekomen in 2021, resulterend in V 24 aan dividend in 2021. Jaarlijkse begroting is V 9.

Bandbreedte financiële gevolgen
Op dit moment is vooral het dividend van Stedin risicovol. In 2021 en 2022 hebben we dit afgeraamd naar 0, echter in de AvA van Stedin op 25 juni 2021 is vastgesteld het onverdeeld resultaat toch uit te keren als dividend, resulterend in een dividend van V 392 in 2021. In de voorjaarsnota 2021  is een voorstel opgenomen om de resterende jaren af te ramen naar V 445. Er blijft daarmee nog steeds een risico voor de toekomstige jaren welke we nauwlettend blijven monitoren. Het resterende risico schatten we in op 445 vanaf 2023 en de kans op 50%. In de afwegingen bij de Voorjaarsnota 2022 nemen we het aanvullende dividend van Stedin mee. Dit kan tot gevolg hebben dat het risico op het dividend zal toenemen.

Beheersingsmaatregelen
Wij volgen de ontwikkelingen rondom de wetgeving en de bestuursbesluiten van Stedin, Irado en Evides nauwlettend.

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2016
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen.

Ondernomen en mogelijke acties
Voor Stedin is het begrote dividend (gedeeltelijk) afgeraamd.

Nutsbedrijf / Bank Rekening 2020 Begroting 2021 na wijziging Rekening 2021 Begroting 2022 Begroting 2023 Begroting 2024 Begroting 2025
Eneco N.V. V1.295 N0 N0 N0 N0 N0 N0
Stedin N.V. V971 V392 V392 N0 V663 V663 V663
Evides N.V. V589 V498 V489 V426 V426 V444 V582
Irado N.V. V110 V623 V623 V330 V330 V330 V330
BNG N0 V9 V24 V9 V9 V9 V9
Totaal V2.965 V1.522 V1.528 V765 V1.428 V1.446 V1.584

4. Verleende borgstellingen voor instellingen

Terug naar navigatie - 4. Verleende borgstellingen voor instellingen

Omschrijving risico
Voor een aantal verenigingen en stichtingen staan wij garant voor leningen die zij zijn aangegaan. Het risico bestaat hierin dat als deze organisaties niet meer aan hun verplichtingen tot terugbetaling kunnen voldoen, de leningverstrekker een beroep kan doen op ons.

Specifieke risico’s
Vanwege aanvullende voorschriften van de provincie in het kader van het financieel toezicht, is dit een verplicht onderdeel geworden bij de bepaling van het weerstandsvermogen. Het betreft garanties voor leningen waarvoor de gemeente 100% garant staat, zonder betrokkenheid van een andere waarborginstelling. Het gaat om leningen aan Verpleeghuis Rijckehove, St. IJsselland ziekenhuis en het Rijksmonument Dorpsstraat 164, in totaliteit een bedrag van 9.646 (bedrag per 31-12-2021). De lening van VV Capelle heeft de uitgestelde aflossingen van 2020 in oktober 2021 betaald. De lening is geheel afgelost.

Bandbreedte financiële gevolgen
De ervaring leert dat geen enkele garantie wordt aangesproken. Vanuit het voorzichtigheidsbeginsel is het raadzaam een percentage te hanteren om de risico’s van deze garantstellingen te kwantificeren. Wij hebben dit percentage vastgesteld op 5%. Het risico komt dan uit op circa 482 (9.646 x 5%).

Beheersingsmaatregelen
De Verordening Borgstellingen Gemeente Capelle aan den IJssel 2020.

Verloop
Eerste moment van opname: begroting 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Financiën

Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
Bij de toetsing van de jaarstukken van de betrokken instellingen wordt gelet op het risico voor de gemeente.

Ondernomen en mogelijke acties
Niet van toepassing.

5. Oplopende rentelasten

Terug naar navigatie - 5. Oplopende rentelasten

Omschrijving risico
Het risico bestaat dat we op termijn onvoldoende rentelasten in onze begroting verwerkt hebben en dat de rentepercentages stijgen.

Specifieke risico’s
Uit de liquiditeitsprognose blijkt dat er sprake is van een financieringsbehoefte gedurende, maar ook na, de looptijd van onze meerjarenbegroting. Door de toenemende financieringsbehoefte zal er sprake zijn van een oplopende rentelast.

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment geprognosticeerde rentelasten zijn verwerkt in de begroting. Het gehanteerde rentepercentages vanaf 2022 is 1,0% en voor 2021 0,5%.

Wij presenteren hieronder de opgenomen rentelasten in de begroting. Deze rentelasten zijn op basis van de in de begroting, meerjarenraming en doorkijk opgenomen budgetten en investeringen. Daarnaast presenteren we de rentelasten indien het rentepercentage stijgt naar 2,0% vanaf 2022 en wat het verschil is tussen deze twee. 

2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Begrote rente o.b.v. 1% N414 N673 N836 N1.092 N1.330 N1.472 N1.565 N1.629
Rente op basis van 2% N619 N1.213 N1.614 N2.134 N2.629 N2.927 N3.132 N3.275
Verschil N205 N540 N778 N1.042 N1.299 N1.455 N1.567 N1.646

Beheersingsmaatregelen
De beste beheersingsmaatregel is om structureel en rëel evenwicht in de begroting te hebben. Hierbij dienen de inkomsten ten minste gelijk te zijn aan de uitgaven en de investeringen maximaal de afschrijvingslast te bedragen. Het resterend risico is dan een stijgend rentepercentage.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Communicatie
In deze risicoparagraaf zullen wij communiceren over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
Wij monitoren continu de ontwikkeling van de rente.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij verwerken in de voorjaarsnota, begroting en najaarsnota de meerjarige ontwikkeling van de rente en stellen de te hanteren rentepercentages vast bij de begroting.

6. Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen

Terug naar navigatie - 6. Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen

Omschrijving risico
Het risico bestaat hierin dat we op termijn in onze begroting onvoldoende kapitaallasten verwerkt hebben van bijvoorbeeld (vervangings-)investeringen in gebouwen, openbare ruimte (IBOR) en herstructureringen, maar ook voor de onderwijshuisvesting. Daarnaast is er sprake van het risico op inflatie.

Specifieke risico’s
Het risico is dat investeringskosten onderhevig zijn aan inflatie en dat investeringen hoger uitvallen dan begroot. Investeringen in activa zoals panden of objecten in de openbare ruimte hebben vaak een doorlooptijd van meerdere jaren. In deze periode kunnen de bouw- of projectkosten toenemen, waardoor de begroting van de investeringskredieten overschreden wordt. Een overschrijding van een investeringskrediet leidt tot een onrechtmatigheid in de jaarrekening van de gemeente.
Eerder heeft u besloten de begroting duurzaam te willen transformeren. De eerste grote stappen daartoe zijn gezet met uw besluit het ten laste van de jaarlijkse exploitatie brengen van de afschrijvingslasten van de investeringen in de openbare ruimte (IBOR), de unilocaties voorgezet onderwijs en de sportparken. Tot en met het jaar 2025 zijn de afschrijvingslasten in de begroting verwerkt. De komende jaren – vanaf 2026 – zullen echter nieuwe structurele afschrijvingslasten ontstaan bij het investeren in nieuwe (school-)gebouwen, in de openbare ruimte (IBOR) en herstructureringsprojecten, die in de begroting verwerkt zullen moeten worden.

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment in beeld zijnde afschrijvingslasten zijn verwerkt in de (meerjaren)begroting 2022 tot en met 2025. Conform de toezegging bij de Voorjaarsnota 2017 presenteren we hier in het vervolg een doorkijk naar de 4 jaar na de begrotingsperiode voor de geprognosticeerde nog aan te ramen afschrijvingslasten.  De afschrijvingslasten in de jaren 2026 tot en met 2029 zijn als volgt. Ze maken deel uit van de meerjarenraming in de begroting.

2026

2027

2028

2029

N 1.050

N 2.853 N 3.174 N 3.778

Ook na 2029 is het de verwachting dat de afschrijvingslasten toenemen ten opzichte van 2029. 

Beheersingsmaatregelen
Bij elk P&C document nemen we de te verwerken nieuwe afschrijvingslasten mee in de afwegingen.

Verloop
Eerste moment van opname: Jaarrekening 2009.

Geactualiseerd: Jaarrekening 2010 (informatie over ondernomen en mogelijke acties), Begroting 2012 (informatie over genomen actie), Begroting 2014 (aanpassing naar aanleiding van transformatie), elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën

Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Communicatie
In deze risicoparagraaf communiceren wij over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
Bij elke investering informeren wij u over de gevolgen voor de afschrijvingslasten. Daarnaast beoordelen we bij de jaarrekening de activa op bestaan.

Ondernomen en mogelijke acties
In de financiële doorkijk na de meerjarenbegroting hebben we de toename van de afschrijvingslasten opgenomen.

7. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Terug naar navigatie - 7. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Omschrijving risico
Wij zijn als tertiaire achtervang verantwoordelijk voor leningen van woningcorporaties, na het waarborgfonds sociaal domein (WSW) en de woningcorporaties. Woningcorporaties trekken leningen aan om het bouwen en onderhouden van sociale huurwoningen te financieren. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) staat hiervoor borg. Als een corporatie niet meer kan voldoen aan haar betalingsverplichtingen, neemt het WSW de leningen over. Er zijn verschillende buffers en vangnetten. Als deze niet toereikend zijn vraagt WSW rentelozeleningen op bij Rijk en gemeenten. Het Rijk staat voor 50% in de achtervang. 25% wordt verdeeld over alle gemeenten die borg staan. 25% wordt opgevraagd bij de gemeente die in de leningovereenkomst is genoemd. Tot op heden is op deze tertiaire achtervang nooit een beroep gedaan.
De financiële problemen bij een woningcorporatie waren voor een aantal gemeenten aanleiding om het effect van de achtervang op de risicopositie van gemeenten nader te bekijken. Hier is door de VNG drie voorstellen gedaan om deze risico’s te beperken en de scheefheid in de verdeling recht te zetten. In juli 2020 heeft de gemeente Capelle tegen alle drie de voorstellen gestemd. Het blijkt dat de verdeling van de laatste 25% leidt tot een scheefheid in de verdeling van het risico tussen gemeenten. De VNG heeft in overleg met WSW en Rijk een schriftelijk voorstel gedaan om die scheefheid recht te zetten. Dit voorstel werd via een ledenraadpleging voorgelegd.  In mei 2021 heeft de gemeente een brief ontvangen betreffende een nieuwe standaardovereenkomst tussen het WSW en de gemeenten. Ook voor de bestaande leningen wordt een nieuwe overeenkomst opgesteld worden. De verdeelsleutel zal niet op bestaande leningen worden toegepast. Dit beperkt het grootste risico voor de gemeente.
Op andere onderdelen is er wel sprake van een toename van risico voor de gemeente, dat is bij herfinanciering. Omdat bij herfinanciering van (een deel) de portefeuille de nieuwe verdeelsleutel van toepassing is. De berekening die vorig jaar is gemaakt op basis van de lopende portefeuille geeft aan dat de impact(toename) 52% is. Het is wel afhankelijk in welk tempo de herfinanciering plaatsvindt en of de gehele portefeuille geherfinancierd wordt. 

Specifieke risico’s
Niet van toepassing.

Bandbreedte financiële gevolgen
De woningcorporaties waarvoor de gemeente garant staat zijn Stichting Havensteder, Stichting Woonzorg en Vestia. Het totale openstaande bedrag van deze corporaties is per 31 december 2021 303.750. De kans van voordoen schatten wij als laag: 1%. Het totale risicobedrag komt daarmee op 3.038. In de paragraaf Financiering is nader uiteengezet hoe de garantstelling is opgebouwd.

Beheersingsmaatregelen
Wij volgen de ontwikkelingen nauwlettend.

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2020. Ongewijzigd bij de Najaarsnota 2021.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen door de berichtgeving van de VNG. Beoordeling van de jaarstukken van het WSW en de oordeelsbrieven van de Autoriteit woningcorporaties(Aw).

Ondernomen en mogelijke acties
Als gemeente hebben we hier geen invloed op.

Risico's sociaal domein

8. Participatiewet

Terug naar navigatie - 8. Participatiewet

Omschrijving risico
Risico’s met betrekking tot de ontwikkeling van de Rijksbijdrage BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten), Participatiebudget en Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw).

Specifieke risico’s
BUIG
De uitkomsten van de definitieve BUIG van het lopende jaar worden jaarlijks pas op of rond 1 oktober bekendgemaakt. Deze kunnen in hoge mate afwijken van het (nader) voorlopig budget BUIG.
Het definitief budget van enig jaar is ook niet te voorspellen. Het open einde karakter van de Participatiewet, in combinatie met de onvoorspelbaarheid van de hoogte van de rijksvergoeding via de BUIG, maakt het lastig om een betrouwbare meerjarenprognose op te stellen. Met de kennis van nu geven we echter wel met een consistente benadering onze beste schatting van de meerjarige ontwikkeling van zowel de BUIG vergoeding als de uitkeringslasten. Terugkijkend over de afgelopen 10 à 15 jaar zijn we over het algemeen “neutraal” uitgekomen met de vergoeding BUIG en de uitkeringslasten. De komende jaren voorzien we een overschot op de Participatiewet. Daarom nemen we voorzichtigheidshalve een risico op van de bedragen, die we thans als meerjarig overschot in de begroting hebben verwerkt.

In 2021 is een overschot op het BUIG-budget gerealiseerd waarmee het risico dat er alsnog een tekort in 2021 gerealiseerd zou kunnen worden als gevolg van het onzekere karakter van deze open einde regeling, zich niet heeft voorgedaan.

Alternatieve financiering loonkostensubsidie
Werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen kunnen daarvoor loonkostensubsidie ontvangen, als stimulans. Hiermee worden zij gecompenseerd als de loonkosten hoger liggen dan de werkelijke productiviteit van de werknemer.
Met ingang van 2022 wijzigt de financieringssystematiek van de garantiebanen en beschut werk, waarvoor Capelle in het BUIG-budget een deel aan loonkostensubsidie ontvangt. Het deelbudget voor loonkostensubsidie wordt dan elk jaar gebaseerd op de feitelijk gerealiseerde garantiebanen en beschut werk in het voorgaande jaar. Hiermee wordt de bekostiging reëler aangezien gemeenten gerichter budget ontvangen voor het aantal mensen dat zij plaatsen in een garantiebaan of beschut werk. In Capelle hebben doorgaans minder mensen een garantiebanen nodig dan waarvoor Capelle tot nu toe jaarlijks budget ontving. Door de reëlere inschatting van plaatsingen en te ontvangen budget, zouden we in de komende jaren een daling van het budget kunnen verwachten. Of dit daadwerkelijk zo is, hangt af van meerdere factoren waaronder de ontwikkeling van het rijksmacrobudget en de economie. 

Dit risico heeft zich in 2021 niet voorgedaan, maar kan mogelijk gaan spelen in 2022. 

WSW
Op basis van het Ondernemingsplan 2022 van Promen, die financieel verwerkt is in de Najaarsnota 2021, is zichtbaar dat onze jaarlijkse lasten voor de WSW minder hard afnemen dan eerder rekening mee gehouden bij het voorstel in de begroting 2022 naar aanleiding van de Primitieve begroting 2022 van Promen. In de periode tot en met 2025 is zichtbaar in de begroting van Promen dat ons aandeel in het aantal arbeidsplaatsen minder hard daalt dan verwacht, maar dat dit niet de gehele verklaring is van de nu doorgevoerde wijzigingen in de begroting. Er lijkt sprake te zijn van stijgende negatieve trend tot en met 2025. Er is een nadere beleidsmatige en financiële analyse nodig om de effecten vanaf 2026 e.v. te kunnen duiden. Omdat daar onzekerheid over is, is dit benoemd in deze risicoparagraaf. Duidelijkheid zal volgen in de loop van 2022, via de reguliere P&C-cyclus. 

Bandbreedte financiële gevolgen
Bandbreedte BUIG: N 3.911 in 2022, N 3.238 in 2023, N 2.526 in 2024, N 2.196 in 2025 en N. 1.809 vanaf 2026. De kans dat dit risico zich voordoet schatten we in op 50%.
Bandbreedte WSW:  N150 over 2026, N300 over 2027, N450 over 2028 en N600 over 2029. Kans van optreden schatten we in op 75%.

Beheersingsmaatregelen
De realisatie op het Participatiebudget en de BUIG wordt continu gemonitord om optimaal gebruik te maken van het budget. De impact van de verandering van de financiering van de loonkostensubsidie wordt nauwlettend in de gaten gehouden.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2011

Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving

Bestuurlijk: Wethouder Westerdijk

Communicatie
In de risicoparagraaf wordt aandacht gegeven aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande budgetten en bestedingen.

Bewaking
We rapporteren per P&C document en blijven de ontwikkelingen volgen.

Ondernomen en mogelijke acties
Bij de Najaarsnota worden de BUIG-budgetten meerjarig bijgesteld op basis van de prognoses van de GR IJsselgemeenten. Het bestedingsplan voor het participatiebudget van de GR IJsselgemeenten wordt telkens aan het begin van het jaar beoordeeld en de gemeentelijke budgetten worden, als daartoe aanleiding is, daarop aangepast bij de Voorjaarsnota.
De begrotingen en het ondernemingsplan van Promen zijn geanalyseerd en de gemeentelijke begroting daarop aangepast.

9. Jeugdhulp

Terug naar navigatie - 9. Jeugdhulp

Omschrijving risico
Risico's met betrekking tot de Jeugdwet.

Specifieke risico’s
Het risico ontstaat door een aantal aspecten. Dit kan resulteren in zowel een positief als negatief risico voor onze gemeentelijke begroting. 

Deze aspecten zijn:

  1. Op basis van de definitieve jaarstukken 2020 van de GR Jeugdhulp gaan wij uit van een meerjarige inleg waarbij ons aandeel voor 2022 en verder 5,306% (2021: 5,091%) bedraagt van het totaal aan bijdragen van de deelnemende gemeenten. Dit gewogen gemiddeld percentage wordt gehanteerd voor de begroting 2022. De komende jaren moet duidelijk worden of dit een reëel percentage is.
  2.  Met ingang van 2021 is de bijdrage van iedere individuele gemeente aan de gemeenschappelijke regeling bepaald door het gewogen gemiddelde gebruik te nemen over twee voorafgaande peiljaren. Evenals de rekenmethodiek (vlaktaks) die gehanteerd is tot en met 2020, betaalt bij deze rekensystematiek iedere gemeente uiteindelijk de eigen kosten. Echter eventuele schommelingen in de kosten worden gedurende twee jaar opgevangen in plaats van drie jaar. Met deze huidige rekenmethodiek moet het verschil tussen de bijdrage (begroting) van de gemeenten en het werkelijk zorgverbruik dichter bij elkaar komen. 
    Sinds de vorige Kadernota van de GRJR is duidelijk dat dit vlaktaksmodel niet langer houdbaar is. De in de begroting 2022 opgenomen experimenteerruimte voor enkele gemeenten was een noodzakelijke eerste afwijking van deze methode. Ook door de keuze om met ingang van 2023 met twee inkoopmodellen te werken, waarbij MVS (gemeenten Maassluis, Vlaardingen, Schiedam) niet langer regionaal ingekochte hulp afneemt, kan het systeem niet worden gecontinueerd. Belangrijk motief om met het vlaktaksmodel te stoppen is de verschuiving van gezamenlijke regionale anticipatie op onbekende risico’s naar individuele gemeentelijke verantwoordelijkheid voor en sturing op de jeugdhulpinzet (Regiovisie, 2023).  Afhankelijk van hetgeen dan afgerekend wordt kan dit voor deelnemende gemeenten voor- of nadelig uitpakken.  Vooralsnog zal deze afrekening per ultimo 2022 plaatsvinden.
  3. De begroting 2021 bedraagt in totaal 246.690. Hierin is een taakstelling opgenomen van 2.690. Hoewel de deelnemende gemeenten voor 2021 en 2022 de taakstelling voldoende hadden onderbouwd, bleek mede door een toegenomen zorggebruik dat de taakstelling niet gerealiseerd kon worden. 
  4. In bestuursrapportages 2021 van de GRJR is er een structurele toename zichtbaar van het zorggebruik en de toegewezen zorg, deze financiële gevolgen zijn in de Begroting 2022 structureel meegewogen.
  5. Gezien de toenemende kosten is samen met het ministerie van VWS, zorgaanbieders, cliënten en professionals een hervormingsagenda jeugd opgesteld. Deze hervormingsagenda wordt regionaal uitgewerkt en doorvertaald naar Capelle. De belangrijkste doelstellingen zijn verbetering van de toegang en de kwaliteit van de jeugdhulp, betere beheersing van de kostenborging van de beschikbaarheid van jeugdhulp en versterking van inzicht in het functioneren van het systeem. Na discussie tussen VNG en het Rijk eind december 2021 is de Hervormingsagenda Jeugd begin 2022 tijdelijk opgeschort.
  6. Op basis van verwachtingen van de GRJR van eind maart 2022 bestaat het risico dat het definitieve nadelig gerealiseerd resultaat over 2021 ongeveer  6.000 nadeliger kan worden.  Voor onze gemeente betekent dit een mogelijk financieel risico van ongeveer N 300.  De extra inleg zullen we in 2022 verantwoorden als de definitieve jaarstukken 2021 bekend zijn.
  7. Lopende het boekjaar 2021 bleek uit opgaven van het CJG Capelle aan den IJssel (CJG) en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dat het benodigde budget voor jeugd- en voor het persoonsgebonden budget aanzienlijk hoger zal moeten zijn dan het niveau van 2020. In de Najaarsnota 2021 hebben we het budget daarvoor structureel verhoogd (zie wijzigingsvoorstel 6D.3).
  8. Het CJG ziet zich geconfronteerd met een sterke toename van de vraag naar lokale jeugdhulp in de vorm van beschikkingsvrije jeugdhulp en Zorg in Natura. Oorzaken hiervan zijn, de op zich positieve ontwikkeling van een verschuiving van zwaardere (specialistische) jeugdhulp naar lichtere (lokale) jeugdhulp, de impact van Corona en de daarmee samenhangende maatregelen op jeugdigen en gezinnen met gevolg dat jeugdigen en gezinnen die langere jeugdhulptrajecten nodig hebben en meer jeugdigen en gezinnen met een hulpvraag.  Daarnaast leidt de succesvolle inzet van het CJG op samenwerking met basisvoorzieningen en inzet op preventie, tot meer ondersteuningsvragen. Dit is één van de doelen van de transformatie, maar deze leidt voor het CJG tot meer lokale jeugdhulp en dus hogere uitgaven (inzet eigen trajecten en lokale inkoop). Het Rijk heeft extra middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten voor het oplossen van de wachtlijsten. Een deel van die middelen is aan het CJG  voor het jaar 2021 en het jaar 2022 beschikbaar gesteld om de wachtlijsten op te lossen. 
  9. Partijen als huisartsen, gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering hebben een autonoom verwijsrecht naar jeugdhulp. Daar kunnen wij niet rechtstreeks op sturen. Dit betreft veelal duurdere vormen van jeugdhulp als gesloten plaatsingen of andersoortige uithuisplaatsingen.
  10. Naar aanleiding van de uitspraak van de Commissie van wijzen is, in samenspraak met de gemeenten, besloten dat het kabinet de komende jaren extra middelen aan de gemeenten beschikbaar zal stellen voor de tekorten in de jeugdhulp.
    Behalve de extra bijdrage voor 2022 zijn in de Hervormingsagenda Jeugd (juni 2021) ook voor de jaren vanaf 2023 bedragen opgenomen die aan gemeenten beschikbaar gesteld zullen worden. In 2022 gaat het om 1,9 miljard euro. Het bedrag loopt af naarmate besparende maatregelen uit de hervormingsagenda Jeugd effect hebben. De provinciaal toezichthouder heeft aangegeven dat gemeenten rekening kunnen houden met 75% van de extra bijdragen met ingang van 2023.
    Op basis hiervan hebben we zowel te maken met negatieve als positieve risico’s. De positieve risico’s hebben betrekking op een kans dat onze gemeente 100% extra middelen zullen ontvangen en 100% kunnen besparen. Daarnaast zijn er risico’s die niet, of minder goed te kwantificeren zijn zoals:
    • maatregelen die we niet of later in de tijd doorvoeren,
    • geen of te late compensatie daarvoor door het Rijk,
    • sterkere ontwikkeling van de vraag naar jeugdhulp,
    • schaarser worden van personeel dat werkzaam is in de  jeugdhulp. 

Landelijk is er in december 2021 een discussie over de haalbaarheid van de hervormingsagenda jeugd ontstaan. In het begin van 2022 is door deze discussie tussen het Rijk en de VNG de Hervormingsagenda Jeugd opgeschort. 

Bandbreedte financiële gevolgen
1 t/m 9: P.M.
10:  25% extra inkomsten:

  • 2023: 1.620
  • 2024: 1.521
  • 2025: 1.401
  • 2026: 965
  • Vanaf 2027: 904

25% extra besparingen op de uitgaven:

  • 2023: 417
  • 2024: 516
  • 2025: 635
  • 2026: 1.071
  • Vanaf 2027: 1.133

De kans dat deze risico’s zich voor zullen doen is op basis van onze verordening 25%.

Beheersingsmaatregelen

  1. Een adequate controle systematiek ten aanzien van declaraties en facturen.
  2. Intensiveren van het contractmanagement met de aanbieders van jeugdhulp.
  3. Komen tot afspraken met de  huisartsen in Capelle over het verwijzen van jeugdigen naar de Stichting CJG Capelle aan den IJssel in plaats van rechtstreeks naar specialistische jeugdhulpaanbieders. Tevens komen tot afspraken met gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering over samenwerking bij de hulp rondom jeugdigen.
  4. Structureel overleg met de Stichting CJG Capelle aan den IJssel over het feitelijke (lokale) jeugdhulpgebruik en de benodigde middelen.
  5. In het kader van de bezuinigingsopdracht, onderdeel "kostenbeheersing Jeugd", zal onze gemeente een onderzoeksopdracht (laten) uitvoeren om te bezien of  de organisatie van jeugdhulp voor onze gemeente geoptimaliseerd kan worden.
  6. In de hervormingsagenda jeugd wordt er gewerkt aan verbetering van de toegang tot en kwaliteit van jeugdhulp en een betere beheersing van de kosten. Door inzicht over het functioneren van het systeem is het streven om in de toekomst adequate beheersmaatregelen te kunnen implementeren.

Verloop
1e moment van opname: Najaarsnota 2015.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Wethouder Hartnagel

Communicatie
P&C-documenten van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

Bewaking
Kwartaalrapportages van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

Ondernomen en mogelijke acties
De gemeente is een opdracht gestart om te onderzoeken in hoeverre de organisatie jeugdhulp geoptimaliseerd kan worden.   

10. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Terug naar navigatie - 10. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Omschrijving risico
Sinds 2015 zijn wij verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo-2015. Er spelen verschillende ontwikkelingen, waardoor het lastig is een nauwkeurige bestedingsplanning op te stellen.

Specifieke risico’s
De uitvoering van de Wmo-2015 is onderhevig aan wet- en regelgeving, betreft een openeinderegeling en is mede door de demografische ontwikkelingen (dubbele vergrijzing in Capelle) en  invoering abonnementstarief een toenemende vraag naar Wmo-voorzieningen ontstaan. Mede hierdoor kunnen de gehanteerde uitgangspunten in werkelijkheid de komende jaren afwijken van de begrote uitgaven. Een feit is dat de Wmo-uitgaven de afgelopen jaren landelijke fors gestegen zijn, verwachting is dat deze trend zich de komende jaren zal voortzetten.

Daarnaast spelen binnen de Wmo de volgende ontwikkelingen/risico’s:

  • In de meerjarenbegroting zijn toekomstige prijsstijgingen en –indexaties niet meegenomen. Deze vloeien voort uit contractuele afspraken en toepassing van de AMvB (vaststellen reëel prijs conform Cao-afspraken) en dienen periodiek herzien te worden. De richtlijn van de AMvB reële kostprijs schrijft voor dat voor Wmo- diensten (HO, begeleiding en dagbesteding) een reële kostprijs vastgesteld moet worden. Dit ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van diezelfde voorziening. Om tot een reële kostprijs te komen maken wij gebruik van het landelijk beschikbaar gestelde rekentool opgesteld binnen een samenwerking van de brancheorganisaties alsook de VNG. Toekomstige prijsindexaties zijn onvermijdelijk en financiële dekking dient uit de algemene accressen die aan het gemeentefonds toegevoegd worden gezocht te worden;
  • In 2020 is met de voorbereiding begonnen voor een aanbesteding met betrekking tot de Wmo- hulpmiddelen, in 2022 zal de werkelijke aanbesteding worden gestart. De prijs zal naar verwachting stijgen. Hiervoor is er in de Najaarsnota 2021 besloten tot het beschikbaar stellen van een aanvullend krediet. De uiteindelijke financiële consequenties zijn echter voor nu onbekend, dit is afhankelijk van de resultaten van de aanbesteding. Het risico blijft in de jaarrekening 2021 gehandhaafd gezien het resultaat van de aanbesteding nog niet bekend is en er wellicht hogere beheerskosten zullen zijn;
  • Een van de hoofdpunten van de Wmo en dus ook van ons beleidskader, is extramuralisering d.w.z. dat mensen zo veel als mogelijk, zo zelfstandig mogelijk en zo lang als mogelijk, thuis te laten wonen. Om dit mogelijk te maken, zijn investeringen in de sociale basisinfrastructuur nodig en zal meer aandacht aan preventie moeten worden geven;
  • De demografische groei van de bevolking en het toenemende aantal 65- plussers maakt dat de vraag naar Wmo- voorzieningen in de toekomst zal toenemen danwel dat de zorgzwaarte verschuift en het inzetten van zwaardere indicaties (bv. HO- licht naar HO- midden) onvermijdelijk is;
  • Diverse onderzoeken laten zien dat de Coronacrisis een negatief effect heeft op ons psychologisch welzijn. Het Wmo-loket ontvangt hierover steeds meer signalen. Dit vertaalt zich dat bij het Wmo-loket verzoeken van Capellenaren en zorgaanbieders worden ingediend voor ophoging van de indicaties, met name van individuele begeleiding;
  • De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in een viertal zaken over HO op grond van de Wmo. Kern van de uitspraken is dat toekenning van HO in resultaatsgebieden een duidelijke maatstaf mist en zodoende in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. In de uitspraak beval de rechter de betreffende gemeenten CIZ-normtijden als maatstaf te hanteren. Mochten wij genoodzaakt zijn resultaatgericht indiceren los te laten en de CIZ-normtijden (of een alternatief) alsnog in te voeren dan verwachten wij op grond van de kostenberekening 2014 (het laatste jaar waarin CIZ- normtijden gehanteerd zijn) voor 2022 en verder een extra budget van N 900 nodig te hebben.

En voor Wmo-collectief:

  • De commissie “Toekomst beschermd wonen” adviseert de functies beschermd wonen en maatschappelijke opvang verder te normaliseren. Concreet betekent dit minder opnames in een intramurale setting en meer opvang en begeleiding in de wijk. Deze extramuralisering is nu al merkbaar en zal de komende jaren verder toenemen. Met ingang van 2022 vindt een doordecentralisatie plaats van Beschermd wonen. De verantwoordelijkheid verschuift van centrumgemeente Rotterdam naar alle zeven gemeenten in de Beschermd Wonen-regio, waaronder onze gemeente. Bekend is geworden dat de invoering van het woonplaatsbeginsel op 1 januari 2023 is uitgesteld met 1 jaar en daarmee ook de invoering van het objectief verdeelmodel (zie ook hierna). Maatschappelijke Opvang wordt op zijn vroegst doorgedecentraliseerd met ingang van 2025. De regiogemeenten hebben de gezamenlijke opdracht te bepalen hoe ze gaan samenwerken op dit terrein. Het Regionaal Beleidsplan Maatschappelijke Ontwikkeling en Beschermd Wonen 2022-2026 is op 7 februari 2022 door de raad vastgesteld. 
  • Bij de overgang van taken hoort ook de overgang van middelen. Voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang wordt gewerkt aan een nieuw objectief verdeelmodel waarbij ook de huidige middelen voor begeleiding worden meegenomen. Vanwege de onzekerheid over de financiële consequenties, was gekozen voor een ingroeipad naar het objectief verdeelmodel van 10 jaar (2022-2032). Het uitstel van invoering van het objectief verdeelmodel betekent dat onze gemeente in 2023 nog geen middelen ontvangt maar waarschijnlijk met ingang van 2024 (niet duidelijk is wat de nieuwe periode van het ingroeipad wordt). Gedurende het ingroeipad gaan de middelen geleidelijk over van centrumgemeente Rotterdam naar de regiogemeenten, waaronder Capelle. Gemeente Rotterdam heeft op basis van de septembercirculaire de meerjarenraming voor de regio aangepast. Tot en met 2027 wordt geen tekort voorzien. 
  • Vanwege doorstroom en uitstroom uit “Beschermd Wonen” zal er de komende jaren (meer) vraag gaan ontstaan naar begeleid wonen, een lichtere vorm van wonen met zorg (minder dan 24 uur begeleiding). Het betreft hier de doelgroep die na herindicatie te licht wordt gevonden voor beschermd wonen maar (nog) niet zelfstandig met begeleiding kan gaan wonen. Hetzelfde geldt voor doorstroom en uitstroom uit de (verlengde) jeugdzorg waarbij zelfstandig wonen (met of zonder begeleiding) niet mogelijk is maar betrokkene te licht is voor een indicatie Beschermd wonen. In beide gevallen wordt hier nu binnen Capelle nog niet in voorzien.

Bandbreedte financiële gevolgen: 
P.M.

Beheersingsmaatregelen
Bewaken en monitoren van de meerjarige prognose.
Monitoren en volgen van landelijke ontwikkelingen.
Onderzoeken mogelijkheden om uitgaven van de Wmo verder te beheersen, waarbij we de inwoners passend blijven ondersteunen.

Verloop
1e moment van opname: Voorjaarsnota 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Samenleving en Publiekszaken
Bestuurlijk: Wethouder Wilson

Communicatie
De meest recente ontwikkelingen zijn opgenomen in deze omschrijving.

Bewaking
We rapporteren per P&C-document en blijven de ontwikkelingen volgen.

Ondernomen en mogelijke acties
Wmo -collectief: Regelmatig overleg met regiogemeenten en de gemeente Rotterdam. Hierbij zijn begroting en prognose na beoordeling besproken en zo mogelijk aangepast.

11. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Terug naar navigatie - 11. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Omschrijving risico
Inkomensondersteunende regelingen zijn succesvol bij hoog bereik en gebruik maar kunnen bij sterk toenemend gebruik zorgen voor oplopende kosten.

Specifieke risico’s
Veel inkomensondersteunende maatregelen zoals de bijzondere bijstand en de individuele inkomenstoeslag zijn feitelijk succesvol wanneer het bereik en gebruik hoog is. Gezien de aard van de regelingen is uitsluiting van gebruik door Capellenaren niet mogelijk en niet gewenst. 

Dit risico geldt elk jaar. Mogelijk stijgt het gebruik van de regelingen in 2022 als gevolg van de naweeën van Corona, nadat in 2021 de meeste steunmaatregelen zijn gestopt.

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De te nemen maatregelen zijn afhankelijk monitoring van de budgetten. Dit leidt tot eventueel bijstelling van beleid of aanpassing van het beschikbare budget.

Verloop
Eerste moment van opname: Najaarsnota 2018.
Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving

Bestuurlijk: Wethouder Westerdijk

Communicatie
Communicatie via reguliere P&C-cyclus.

Bewaking
Budgetten worden gemonitord waarna bijstelling van beleid zou kunnen volgen of aanraming van het beschikbare budget.

Ondernomen en mogelijke acties
Met de door het Rijk beschikbaar gestelde middelen zijn inwoners van onze gemeente, die de steun nodig hadden, geholpen.

12. Risico impact corona Bijzondere Bijstand, BUIG en Participatiebudget

Terug naar navigatie - 12. Risico impact corona Bijzondere Bijstand, BUIG en Participatiebudget

Omschrijving van het risico
Toename uitgaven Bijzondere Bijstand, BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) en participatiebudget wegens effecten corona.

Specifieke risico's
We zien nog geen grote stijging van het bijstandsbestand. De belangrijkste steunmaatregelen van de Rijksoverheid naar aanleiding van de corona zijn geëindigd in 2021. Mogelijk moeten in 2022 alsnog meer Capellenaren een beroep doen op de algemene bijstand wat een negatief effect zou kunnen hebben op het BUIG-budget. Echter, is meer dan één jaar vooruit kijken bij gebundelde uitkering en uitkeringslasten feitelijk niet goed mogelijk omdat er teveel factoren zijn die invloed hebben op het daadwerkelijke resultaat. Hier heb je als organisatie of gemeente vrijwel geen directe invloed op en dit levert altijd een risico op. 
Indien dit risico zich voordoet zal daarvoor een voorstel ter overweging aan u worden voorgelegd.

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De te nemen maatregelen zijn afhankelijk monitoring van de budgetten, vooral op basis van de rapportages van de GR IJsselgemeenten.
Dit leidt tot eventueel bijstelling van beleid of aanpassing van het beschikbare budget.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2021.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving
Bestuurlijk: Wethouder Westerdijk

Communicatie
Communicatie via reguliere P&C-cyclus.

Bewaking
Budgetten worden gemonitord waarna bijstelling van beleid zou kunnen volgen of aanraming van het beschikbare budget.

Ondernomen en mogelijke acties
Bij de Najaarsnota 2021 is naar aanleiding van de Bestuursrapportage 3e kwartaal 2021 het budget incidenteel verhoogd.

Overige risico's

13. Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs

Terug naar navigatie - 13. Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van de nieuwbouw voor het Comenius College.

Specifieke risico’s
U heeft in uw vergadering van 15 februari 2010 ingestemd met de notitie ‘de ontwikkeling van twee unilocaties’, waarin de nieuwbouw van het Comenius College is benoemd. Deze nieuwbouw valt uiteen in twee fases. De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze fases is vastgelegd in de beschikking van 17 december 2010 met kenmerk D41/182856. De eerste fase is inmiddels in gebruik genomen. De tweede fase zou volgens deze beschikking mogelijk in 2023 in gebruik worden genomen. Door vertegenwoordigers van het Comenius College is in 2017 aangegeven dat de school en het schoolbestuur voordelen zien in een latere in gebruik name van de tweede fase. Inmiddels wordt uitgegaan van een oplevering van de tweede fase in 2028.
De beschikking van 2010 ging uit van een ruimtebehoefte, gebaseerd op 1.341 leerlingen. Op de teldatum 1 oktober 2021  had deze locatie echter 1.832  leerlingen . Volgens de meest recente prognose (januari 2022) is de verwachting dat op 1 oktober 2039, de laatste teldatum die in de prognose is opgenomen,  er zich 1.849 leerlingen op deze locatie bevinden. Een dergelijke stijging van het aantal leerlingen ten opzichte van de oorspronkelijke beschikking leidt tot de  noodzaak van het realiseren van meer onderwijskundige vierkante meters. Het heeft ook tot gevolg dat mogelijk er een vijfde ‘gymvloer’ gerealiseerd moet worden. In 2010 werd van vier ‘gymvloeren’ uitgegaan.
Naar aanleiding van de gegevens van 2010 verwachtten we dat voor de tweede fase van het Comenius College circa N 3.000 aan financiering nodig zou zijn voor de realisatie van de benodigde onderwijskundige vierkante meters (inclusief gymvoorziening, maar exclusief sloop, verhuizing en tijdelijke huisvesting). Bij het verloop van de Reserve Grote investeringen was beoogd dat het saldo beschikbaar was om de tweede fase van het Comenius College af te ronden. Het ‘Besluit Begroting en Verantwoording’ schrijft voor dat te activeren kosten zowel de vervaardigingprijs omvat, als de overige rechtstreeks aan de vervaardiging te relateren kosten. Om deze reden leidt de investering voor nieuwbouw van de tweede fase van het Comenius College op de bestaande locatie altijd tot een structurele extra kapitaallast binnen de gemeentelijke begroting.
In beginsel gaan wij uit van de VNG normbedragen, maar wij monitoren ook de mate waarin realistische marktconforme investeringen zich verhouden tot deze normbedragen. De aanbesteding staat pas over enkele jaren gepland. Het laat zich moeilijk voorspellen hoe de normbedragen en het marktconforme prijspeil zich in de loop van de jaren ontwikkelen.  Er is een bedrag van € 16,5 miljoen inclusief BTW  (het gemiddelde van de bandbreedte en prijspeil 2021), opgenomen in onze meerjarige doorkijk, uitgaande van de meest recente prognoses, inclusief realisatie van twee gymzalen en alle overige kosten. Aanbesteding zal naar verwachting in 2024 of 2025 plaatsvinden, dit bedrag zal dan ook nog geïndexeerd worden. De beslissing of er één of twee gymzalen dienen te worden gebouwd zal in 2023 of 2024 volgen. Wij hebben de intentie om bij de Voorjaarsnota 2022, dan wel de Begroting 2023 een voorstel aan u voor te leggen over het investeringsbedrag. Dit bedrag zal in het jaar van of voorafgaand aan aanbesteding geïndexeerd moeten worden. Sloop van het oude deel van het Comenius College vindt volgens de huidige planning plaats in 2026. 
Bij de nieuwbouw van scholen hebben wij de intentie om tijdelijke huisvesting zoveel mogelijk te beperken en indien tijdelijke huisvesting toch noodzakelijk is, proberen wij deze huisvesting opvolgend voor meerdere scholen in te zetten. Op deze wijze gaan wij zo efficiënt mogelijk om met (de financiële lasten voor) tijdelijke huisvesting. In vervolg op vaststelling van de Najaarsnota 2018 en Voorjaarsnota 2019 is daarom aan de Lijstersingel tijdelijke huisvesting voor scholen gerealiseerd, verdeeld over twee gebouwen. Deze tijdelijke huisvesting werd in eerste instantie ingezet voor de Eben Haëzerschool en De Bouwsteen. In de loop van 2022 wordt deze huisvesting voor een deel van de leerlingen van de scholen aan de Meeuwensingel ingezet. En tot slot, vanaf 2026, voor een deel van de leerlingen van het Comenius College.

Bandbreedte financiële gevolgen
De resterende investeringsbehoefte voor de nieuwbouw van de tweede fase Comenius College bedraagt 13.000 tot 20.000 met een afschrijvingslast (exclusief rente) van maximaal 500 structureel. De bijbehorende financieringslast bedraagt maximaal 200 (1 % rente * maximale bouwsom). De kans van voordoen beschouwen wij als hoog. Vanwege de grote omvang van het krediet hebben wij, vooruitlopend op besluitvorming, in de doorkijk van de meerjarenbegroting al een bouwsom opgenomen ter hoogte van het gemiddelde van de weergegeven financiële bandbreedte. Wij verwachten in de Begroting 2023 een voorstel voor de nieuwbouw op te nemen.

Beheersingsmaatregelen
Prognoses zijn zo goed mogelijke voorspellingen voor de toekomst op basis van de meest recente aanwezige gegevens. Met name op schoolniveau kunnen in de loop der jaren wijzigingen in de prognoses plaatsvinden en ook in de praktijk kan het leerlingenaantal afwijken van prognoses. Hierom laten wij prognoses gewoonlijk om de twee jaar actualiseren. De komende jaren laten wij jaarlijks prognoses opstellen voor alle scholen in Capelle, naar aanleiding waarvan ook de financiële prognose voor de tweede fase van het Comenius College bijgesteld wordt.

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2017. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd).

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij aandacht aan de te verwachten financiële financieringsbehoefte voor de tweede fase van het Comenius College.

Bewaking
Naar aanleiding van prognoses brengen wij jaarlijks het aantal te verwachten vierkante meters en de financieringsbehoefte in kaart.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij verwachten in de Begroting 2023 een voorstel voor de nieuwbouw op te nemen.

14. Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting

Terug naar navigatie - 14. Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting

Omschrijving risico
Wij zijn over het algemeen geen eigenaar van schoolgebouwen, maar bezitten wel het zogenoemde ‘economisch claimrecht’. Dit betekent dat het eigendom van een schoolgebouw naar de gemeente terugvloeit, zodra het onderwijs in dit gebouw stopt. Wanneer scholen voornemens zijn om op termijn te sluiten, brengt dit zowel financiële als niet- financiële risico’s met zich mee. Wanneer scholen daarentegen groeien, moet de gemeente zorg dragen voor voldoende adequate onderwijshuisvesting en hebben scholen recht op een bedrag voor eerste inrichting en onderwijsleerpakket. Dit brengt financiële risico’s met zich mee.

Specifieke risico’s
Het eigendom van schoolgebouwen kan bij verschillende partijen liggen, maar over het algemeen ligt het juridisch eigendom van een schoolgebouw bij het schoolbestuur. Ook in Capelle is dit het geval, uitzondering hierop betreft de scholen die gehuisvest zijn in het MFC Fascinatio en de aanwezige tijdelijke huisvesting voor het onderwijs (onder meer bij de Lijstersingel). Bij het beëindigen van het gebruik van een schoolgebouw door een schoolbestuur wordt het eigendom van dit gebouw aan de gemeente ‘om niet’ overgedragen. Dit wordt ook wel het ‘economisch claimrecht’ van gemeenten genoemd.

In zijn algemeenheid geldt dat indien een schoolbestuur besluit om een onderwijslocatie te sluiten en het bijbehorende gebouw over te dragen aan de gemeente, dat er dan sprake is van een (onvermijdelijke) permanente, dan wel tijdelijke groei van de gemeentelijke vastgoedportefeuille. Dit brengt soms mogelijkheden met zich mee. Wellicht dat het gebouw gebruikt kan worden voor een andere school, dat het gebouw en de grond verkocht en/of in gezet kan worden voor herontwikkeling, dan wel dat er huurders gevonden worden. Echter, het brengt ook risico’s met zich mee. Maatschappelijke risico’s in de zin dat een school, die vaak een belangrijke rol in een buurt vervult, verdwijnt en het risico op leegstand van een pand. Ook financieel liggen er risico’s. Als wij  bijvoorbeeld besluiten een gebouw te slopen, brengt dit kosten met zich mee. Indien wij wensen dat het gebouw in gebruik blijft zijn er -zolang er geen gebruiker/huurder bekend is- risico’s aangaande onderhouds- en exploitatielasten. De gemeente betaalt nu al de kosten voor OZB en verzekeringen van schoolgebouwen, voor deze financiële componenten is dan ook dekking binnen de huidige gemeentelijke begroting.

Wanneer scholen groeien, moet de gemeente zorg dragen voor voldoende adequate onderwijshuisvesting, de kosten voor OZB en verzekeringen betalen en hebben scholen recht op een bedrag voor eerste inrichting en onderwijsleerpakket.

Bandbreedte financiële gevolgen
Niet te kwantificeren. Indien het zich voordoet betreft het eenmalige kosten. De kans van voordoen beschouwen wij als gemiddeld (50%).

Beheersingsmaatregelen
Wij laten prognoses maken om de leerlingenontwikkeling te monitoren. Naar aanleiding daarvan maken wij een analyse over welke scholen wel en niet, binnen de huidige wet- en regelgeving, formeel als zelfstandige school (of nevenvestiging) kunnen blijven bestaan. Ook maken wij een analyse over welke scholen in de toekomst recht zouden kunnen krijgen op extra onderwijskundige ruimte en een financiële bijdrage aangaande eerste inrichting en onderwijsleerpakket. Hierover treden wij in overleg met de schoolbesturen.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2017. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd).

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving en afdeling Facilitaire Diensten
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg en wethouder Van Veen

Communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij blijvend aandacht aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande de mogelijke opheffing van scholen, evenals aan de mogelijke financiële gevolgen van de stijging van het leerlingenaantal bij specifieke scholen.

Bewaking
Via het ‘Op Overeenstemming Gericht Overleg’ bespreken wij met de schoolbesturen de ontwikkelingen aangaande de leerlingenaantallen en de toekomst van onderwijshuisvesting.

Ondernomen en mogelijke acties
Jaarlijks laten we leerlingprognoses maken om de leerlingenontwikkeling te monitoren. Deze prognoses zijn verwerkt in het geactualiseerde Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs die in de raad van 7 maart 2022 is vastgesteld.  

15. Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Terug naar navigatie - 15. Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke prijsstijging van de ontwikkelingen voortvloeiende uit het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO).

Specifieke risico’s
Bij vaststelling van de Najaarsnota 2018 heeft u besloten om een bedrag beschikbaar te stellen van in totaal 28.460 voor:

  • nieuwbouw van De Olijfboom (voormalige Eben Haëzerschool en Rehobothschool), inclusief gymzaal, op de huidige CSV-locatie (ontwikkeling 1);
  • nieuwbouw aan de Meeuwensingel voor De Horizon, De Klim-Op en voor enkele lokalen van de Montessorischool, inclusief gymzaal (ontwikkeling 2) en
  • nieuwbouw onderwijshuisvesting in de Florabuurt omgeving, inclusief gymzaal (ontwikkeling 3).

Opvolgend op de Najaarsnota 2018 hebben wij in januari 2019 voor de ontwikkelingen 1 en 2 een beschikking afgegeven waarin staat opgenomen dat vervangende nieuwbouw van de desbetreffende scholen wordt toegekend. Schoolbesturen kunnen hieraan dan ook rechten ontlenen. Voor ontwikkeling 3 hebben wij (vooralsnog) geen beschikking afgegeven waarmee vervangende nieuwbouw wordt toegekend. De reden hiervoor is dat onderwijshuisvestingsontwikkelingen in Schenkel onlosmakelijk verbonden zijn met de gebiedsontwikkeling Florabuurt. Uw raad heeft hierover in december 2021 besloten, met daarbij ook de intentie uitgsproken om nieuwbouw te realiseren voor De Triangel en De Klim-Op, locatie Bongerd. Wij verwachten in december 2022 een beschikking te kunnen afgeven voor nieuwbouw van deze scholen, waarmee vervangende nieuwbouw wordt toegekend. 

Voor ontwikkeling 1 is inmiddels een aanbesteding doorlopen. Naar aanleiding hiervan is het aannemelijk dat de ontwikkeling binnen het door u vastgestelde budget gerealiseerd kan worden.

Voor ontwikkeling 2 en 3 is bij vaststelling van de Begroting 2022 - 2025 het budget aangepast aan de prijsontwikkeling. Bij de ontwikkeling in de Florabuurt gaan wij er vanuit dat tijdelijke huisvesting niet nodig is. Indien dit wel nodig blijkt te zijn, dit is afhankelijk van de uiteindelijke planvorming, brengt dit aanvullende kosten met zich mee.

Bandbreedte financiële gevolgen
Aanvullende investeringsbehoefte van 0 tot 3.500 met een afschrijvingslast van maximaal 88 structureel vanaf 2027 en een rentelast van maximaal 35. De kans van voordoen beschouwen wij gezien de huidige marktomstandigheden in de bouw als gemiddeld (50 %), omdat de bij de Begroting 2022 - 2025 vastgestelde investeringsbedragen zijn aangepast aan de te verwachten marktomstandigheden, maar de toekomstige marktomstandigheden niet exact te voorspellen zijn.

Beheersingsmaatregelen
Eerst zal besluitvorming plaatsvinden door uw raad (vaststellen kaders), waarna vervolgens beschikkingen afgegeven zullen worden aan de desbetreffende schoolbesturen. De fasering kan per ontwikkeling verschillen. De projecten zijn ingebed in een projectstructuur waarbinnen wij diverse kaders zoals inhoud, planning en financiën zorgvuldig en realistisch op elkaar afstemmen.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd)

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij, in ieder geval tot aan het moment van gunning, aandacht aan de mogelijke financiële risico’s voor de 3 genoemde ontwikkelingen.

Bewaking
Wij blijven de ontwikkeling van de aanneemsommen en de eventuele overschrijdingen volgen om de financiële risico’s te beoordelen.

Ondernomen en mogelijke acties
Het SHO is geactualiseerd en vastgesteld in de gemeenteraad van 7 maart 2022.

16. Overschrijding budget door hogere aanneemsom

Terug naar navigatie - 16. Overschrijding budget door hogere aanneemsom

Omschrijving risico’s
Door de aantrekkende economie in de afgelopen jaren is er sprake van hogere prijzen voor materiaal en arbeid. Dit wordt versterkt door de Coronapandemie waardoor een tekort aan grondstoffen is ontstaan waardoor de prijzen stijgen. Ook de oorlog in Oekraïne draagt hier aan bij. De inflatiecijfers over het eerste kwartaal van 2022 zijn zeer fors. Dit zien we terug in de aanbestedingen. Het risico bestaat dat de aanneemsom het beschikbare budget structureel significant overschrijdt. Dit kan ook effect hebben op de financiering van de gemeente: de benodigde externe financiering en de rentelasten nemen toe.

Specifieke risico’s
De afgelopen jaren zijn wij geconfronteerd met duurder uitvallende investeringen, bijvoorbeeld voor het zwembad Aquapelle (Voorjaarsnota 2018), het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (Najaarsnota 2018) of projecten in de openbare ruimte (Voorjaarsnota 2020). De prijzen in de bouw zijn behoorlijk gestegen. Het risico bestaat dat meer projecten in de toekomst boven hun budget uitkomen.

Bandbreedte financiële gevolgen
De indicatieve bandbreedte is 0 - 5.000. De kans van voordoen schatten we in op 75%.

Beheersingsmaatregelen
Niet van toepassing

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2019

Verantwoordelijken
Gehele organisatie.

Communicatie
Indien wij op basis van aanbestedingen kunnen concluderen dat er sprake is van structurele overschrijdingen, leggen wij u een wijzigingsvoorstel voor in de Begroting, Voorjaarsnota of Najaarsnota. Wij nemen dit nu ook mee in de afwegingen bij de Voorjaarsnota 2022.

Bewaking
Wij blijven de ontwikkeling van de aanneemsommen en de eventuele overschrijdingen volgen om de financiële risico’s te beoordelen.

Ondernomen en mogelijke acties
Voor indexeringen plaatsen we jaarlijks bij de Begroting een Stelpost Prijzen / Indexeringen op programma 0. In de Begroting 2021 is deze echter al volledig benut.

17. Grondexploitaties

Terug naar navigatie - 17. Grondexploitaties

Omschrijving risico
Voor de toekomstige verwachte kosten en opbrengsten worden aannames gebruikt ten aanzien van planning, verwachte verkoopprijzen, geraamde kosten, verwachte rentelasten, plankosten, etc. Er zijn verschillende onzekerheden en risico’s die het begrote financiële eindresultaat van de grondexploitatie kunnen beïnvloeden. Er is een onderscheid te maken tussen enerzijds risico’s en kansen met betrekking tot de kosten en opbrengsten die specifiek binnen een grondexploitatiecomplex kunnen worden erkend en anderzijds risico’s en kansen die voor de grondexploitatieportefeuille als geheel gelden.

Specifieke risico’s
In de geheime Actualisatie Grondexploitaties versie Voorjaarsnota 2022 beschrijven we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

Bandbreedte financiële gevolgen
Kans: 416
Risico: 2.098 
Het betreft verschillende soorten risico’s. In de bepaling van de bandbreedte is reeds rekening gehouden met de kans van voordoen. Daarom zijn de risico's en de kansen voor de bepaling van de weerstandsratio voor 100% meegenomen. 

Beheersmaatregelen
In de geheime Actualisatie Grondexploitaties beschrijven we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Najaarsnota 2019

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.

Bewaking
In de geheime Actualisatie Grondexploitaties beschrijven we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

Ondernomen en mogelijke acties
In de geheime Actualisatie Grondexploitaties beschrijven we de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

18. Ontwikkelagenda Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Terug naar navigatie - 18. Ontwikkelagenda Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Omschrijving risico  
Dit  risico gaat over de mogelijke implementatie van een organisatie ontwikkeltraject, 'Ontwikkelagenda' geheten binnen de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR). Doel van dit traject is ambities van de VRR vast te stellen en de benodigde financiële middelen in overeenstemming te brengen. Op 8 december 2021 heeft het Algemeen Bestuur VRR in principe besloten tot invoering van scenario 2 (basis op orde), en dit via een zienswijzeprocedure voor te leggen aan de deelnemende gemeenten. Concrete financiële gevolgen worden via de begroting 2023 (ook zienswijzeplichtig) aan de deelnemende gemeenteraden voorgelegd.

Specifieke risico’s
In de Ontwikkelagenda staat aangegeven welke ambities en opgaven de VRR onderkent. Adviesbureau Berenschot heeft de kosten van alle ambities uit de Ontwikkelagenda voorlopig ingeschat op 9.445 k (Capels deel 404 k). Daar waar de Ontwikkelagenda zich primair richt op de adequate afstemming tussen ambities en de omvang van de inwonerbijdrage van de gemeenten (“de totale koek”), richt het advies over de toekomstbestendige financieringssystematiek zich primair op de “verdeling van de koek”; met andere woorden welke gemeente betaalt welk relatief deel van de totale inwonerbijdrage. Dit laatste risico leidt voor Capelle aan den IJssel tot lagere inwonerbijdrage aan de VRR (-181 k). 

Bandbreedte financiële gevolgen
Het financieel risico voor de ontwikkelagenda (structureel) is voor onze gemeente ingeschat op 165 k in 2023; 275 k in 2024; 355 k in 2025 en structureel 404 k vanaf 2026. De nieuwe financieringssystematiek leidt tot -45 k in 2023; -90 k in 2024; -135 k in 2025 en structureel -181 k vanaf 2026 . De kans van voordoen schatten we in op 100%.

Beheersingsmaatregelen
Bij de Voorjaarsnota 2022 doen wij u een voorstel voor het opnemen van de lasten in de begroting.

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2021. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Bestuurs- en Concernondersteuning, unit veiligheid
Bestuurlijk: Burgemeester

Informatie en communicatie
De Ontwikkelagenda is in februari 2021 besproken in de commissie BVM. De bestuurlijke behandeling van het project binnen het Algemeen Bestuur VRR is tweemaal uitgesteld vanwege de coronamaatregelen. 1 december 2021 heeft de VRR een gecombineerde informatieavond Ontwikkelagenda georganiseerd voor de gemeenteraden van Schiedam, Capelle aan den IJssel, Westvoorne, Brielle en Hellevoetsluis. Het principe-besluit voor scenario 2 (basis op orde) is begin 2022 via een zienswijzeprocedure op de kadernota 2023 VRR aan de deelnemende gemeenten voorgelegd.

Bewaking
Niet van toepassing.

Ondernomen en mogelijke acties
Niet van toepassing.

19. Impact nieuwe omgevingswet op leges omgevingsvergunningen

Terug naar navigatie - 19. Impact nieuwe omgevingswet op leges omgevingsvergunningen

Omschrijving risico
Met de invoering van de Omgevingswet wijzigt de wet- en regelgeving voor bouwinitiatieven en omgevingsvergunningen. Er zullen ook veranderingen optreden in de vergunningplicht, en daarmee in de legesheffing. Wij verwachten geen financiële gevolgen bij de invoering van de Omgevingswet (gepland 1 januari 2023), maar mogelijk wel op termijn bij de vaststelling van het Omgevingsplan (vooralsnog gepland in 2025). Uw raad bepaalt in het Omgevingsplan op welke wijze u invulling geeft aan deregulering en vergunningplichten voor bepaalde activiteiten. Tijdens de voorbereiding van het Omgevingsplan informeren wij u ook over de financiële gevolgen van de opties. Overigens verwachten wij beperkte financiële effecten van het vergunningsvrij maken van kleinere aanvragen. De legesinkomsten worden grotendeels bepaald door de grote projecten, en deze activiteiten blijven vergunningplichtig. De Omgevingswet maakt het heffen van leges voor milieubelastende activiteiten weer mogelijk; sinds 1998 was dit niet toegestaan. Bij de herziening van de Leges verordening 2023 leggen wij u een voorstel voor.

Specifieke risico’s
Lagere opbrengsten uit leges omgevingsvergunningen.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het risico is op dit moment niet te kwantificeren.

Beheersingsmaatregelen
Niet van toepassing

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2021

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Stadsbeheer
Bestuurlijk: Wethouder Van Veen

Communicatie
Momenteel is in onderzoek wat de financiële impact is van de nieuwe omgevingswet. Zodra hier meer bekend over is zullen wij u hierover informeren.

Bewaking
Niet van toepassing

Ondernomen en mogelijke acties
Niet van toepassing

20. Vervangingsinvesteringen duikers en beschoeiingen en hogere baggerkosten

Terug naar navigatie - 20. Vervangingsinvesteringen duikers en beschoeiingen en hogere baggerkosten

Omschrijving risico
Aan het nieuwe Beleidsplan Water en Riolering wordt momenteel invulling gegeven. Zonder al concreet aan te kunnen geven welke maatregelen benodigd zijn voor het vervangen van duikers en beschoeiingen, blijkt wel dat het tijdig vervangen van beschoeiingen en ophalen (rijzen) van duikers de komende jaren meer inspanning zal vergen. In samenspraak met het hoogheemraadschap is dit onderdeel van het nieuw op te stellen Water en Rioleringsplan 2021 e.v.  Voor duikers rekenen we vooralsnog met een extra jaarlijkse investering van N100-150. Voor de beschoeiingen verwachten we vooralsnog N200 tot N450 per jaar extra nodig te hebben en aan baggerkosten gaan we vooralsnog uit van structureel circa N250 vanaf 2022. 

Specifieke risico’s
Hogere kapitaallasten als gevolg van de benodigde investeringen en hogere baggerkosten dan momenteel begroot staat.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het financieel risico (structureel) schatten wij vooralsnog binnen de bandbreedte van  N550 - N850 voor onze gemeente. Het betreft verschillende soorten risico’s met een hoge kans van voordoen (75%).

Beheersingsmaatregelen
Niet van toepassing

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Voorjaarsnota 2021

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Stadsbeheer
Bestuurlijk: Wethouder Wilson

Communicatie
Vooruitlopend op de vaststelling van het beleidsplan Water en Riolering nemen we in de afwegingen bij de Voorjaarsnota 2022 de financiële consequenties die verbonden zijn aan het vervangen van beschoeiingen mee.

Bewaking
Niet van toepassing

Ondernomen en mogelijke acties
Opstellen van nieuw Beleidsplan Water en Riolering

21. Overschrijding facilitaire budgetten door relatief hoge indexeringspercentages

Terug naar navigatie - 21. Overschrijding facilitaire budgetten door relatief hoge indexeringspercentages

Omschrijving risico
Dit risico gaat over het ontstaan van meerjarig oplopende tekorten op enkele facilitaire budgetten doordat we een ander (in dit geval hoger) indexeringspercentage afgesproken hebben dan de algemene prijsindex.

Specifieke risico’s
Het niet jaarlijks indexeren van budgetten leidt tot structurele tekorten op de langere termijn. Deze tekorten lopen de laatste jaren sneller op doordat een hoger indexeringspercentage moet worden toegepast. Dit vaak ten gevolge van cao aanpassingen of stijgingen in productprijzen. De afgelopen jaren zijn indexeringspercentages van 4 of 5% normaal en vielen soms nog hoger uit. Voor enkele budgetten verwachten we meerjarig oplopende tekorten.
Het gaat onder andere over de budgetten en kosten voor:

  • Beveiliging;
  • Catering;
  • Hygiëne (schoonmaak algemeen, glasbewassing en sanitaire artikelen);
  • Postdiensten.

Bandbreedte financiële gevolgen
100 - 500 voor de jaren 2022 tot en met 2029. De kans van voordoen schatten we in op 75%.

Beheersingsmaatregelen
Wij blijven de ontwikkeling van de prijzen en de eventuele overschrijdingen volgen om de financiële risico’s te beoordelen. Om in de pas te blijven met de werkelijke kosten stellen wij voor de budgetten jaarlijks op te hogen met de werkelijke indexeringspercentages en dit te dekken uit de Stelpost Prijzen. In de Voorjaarsnota 2022 zal de eerste correctie worden voorgesteld.

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document:
Najaarsnota 2021

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Facilitaire Diensten
Bestuurlijk: Van Veen

Communicatie
In de P&C-documenten zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.

Bewaking
In de P&C-documenten zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.

Ondernomen en mogelijke acties
We hebben de marktontwikkelingen gevolgd en blijven deze volgen. Indien nodig worden er budgetten aangeraamd in de tussentijdse rapportages.

22. Aanvullende investering Kindcentrum Florabuurt

Terug naar navigatie - 22. Aanvullende investering Kindcentrum Florabuurt

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van de besluitvorming over de definitieve gebiedsvisie Florabuurt en daarbij specifiek de te maken keuzes over de investering in het te realiseren kindcentrum.  

Specifieke risico’s
De gebiedsvisie én het gebiedspaspoort voor het middengebied zijn eind 2021 vastgesteld in de gemeenteraad. De bijbehorende grondexploitatie zal worden verwerkt in de Voorjaarsnota 2022. Bij de Voorjaarsnota 2022 worden ook de eerder gevoteerde voorbereidingsbudgetten voor de Florabuurt ingebracht in de boekwaarde van de grondexploitatie Florabuurt. 
Wij doen momenteel een onderzoek welke partij in welke delen van het kindcentrum investeert. Daarbij worden drie scenario’s onderzocht. Onderstaande bedragen betreffen een eerste grove inschatting van de financiële consequenties van deze scenario’s. Het onderzoek moet deze bedragen nader bepalen. Mocht dit leiden tot een ander benodigd gemeentelijk investeringsbedrag en jaarlijkse kapitaallasten/afschrijvingslasten, dan doen wij u hiervoor een voorstel bij de Begroting 2023-2026. De keuze voor een bepaald scenario heeft geen effect op het saldo van de grondexploitatie.

Vooralsnog gaan wij uit  van scenario (3) waarbij onze investering in de scholen, gymzaal en Kinderlab conform de begroting 10.050 bedraagt. De investering in kinderopvang en kinderdagverblijf vindt plaats door een derde partij. 
In scenario 2 investeert een derde partij in de huisvesting voor alle functies. De reeds in onze begroting opgenomen kredieten ter hoogte van 10.050 kunnen dan afgeraamd worden met een structureel voordeel van V 251 voor de afschrijvingslasten (exclusief rente). Daartegenover staat een jaarlijkse huurlast van N 390 (exclusief indexatie).
In scenario 1 investeert de gemeente in huisvesting voor alle functies. Dat leidt tot een extra benodigd krediet van 6.700 met een structurele afschrijvingslast van N 168 (exclusief rente) . Daartegenover verwachten we een jaarlijkse huurinkomst van V 260 (exclusief indexatie). 

In alle scenario’s is vanaf 2027 een exploitatielast van N 100 nodig voor het KinderLab.  

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M.

Beheersmaatregelen
In de Capelle bouwt aan de stad-monitor Voorjaarsnota 2022 beschrijven wij de voornaamste risico’s, kansen en beheersmaatregelen per project.

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Najaarsnota 2021

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.

23. Stijging energie prijzen

Terug naar navigatie - 23. Stijging energie prijzen

Omschrijving risico
De energieprijzen zijn aanzienlijk gestegen. Naar verwachting zullen de budgetten voor energie vanaf 2022 niet toereikend zijn.

Specifieke risico’s
Hogere uitgaven energiekosten.

Bandbreedte financiële gevolgen
Doorrekening van de energie uitgaven voor 2022 levert een nadeel op van N 382.  Gelet op de ontwikkeling van de energiemarkt verwachten wij dat de stijging van de energieprijzen zich doorzet.

Beheersingsmaatregelen
Niet van toepassing.

Verloop
De tarieven voor 2022 zijn 100% vastgelegd. De financiële gevolgen hiervan zullen betrokken worden bij de Voorjaarsnota 2022. Daarna zullen we de tarieven verder monitoren en een strategie ontwikkelen om het verbruik te verminderen.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Facilitaire Diensten
Bestuurlijk: Wethouder Van Veen

Communicatie
Niet van toepassing.

Bewaking
Middels een portal van WattAnders (externe partij met als specialisme energie-inkoop) worden de energieprijzen dagelijks gemonitord. Ook worden alarmen gegenereerd bij stijgingen of dalingen. Op basis hiervan kan besloten worden (een deel van) het benodigde volume in te kopen. Naast het gebruik van de portal is ook regelmatig contact met WattAnders over de verwachte ontwikkelingen. 
Deze methode heeft goede resultaten opgeleverd sinds hiermee gestart is (2014). De energiemarkt is sinds 2021 zeer onvoorspelbaar geworden, waardoor een andere aanpak wellicht verstandig is. Dit wordt meegenomen in de aankomende aanbesteding energie-inkoop 2023 en verder.

Ondernomen en mogelijke acties
De tarieven voor 2022 zijn gespreid vastgelegd gedurende 2020 en 2021, waardoor het uiteindelijk gemiddelde tarief lager is dan de huidige energietarieven (risicomitigatie).
Voor 2023 moet deze strategie wellicht aangepast worden. Door de gewijzigde energiemarkt zijn gunstige inkoopmomenten niet meer te voorspellen. Een mogelijke strategie is het vastzetten van prijzen op meerdere vooraf vastgestelde momenten (ongeacht het dan geldende marktsentiment), om te komen tot een gemiddeld marktconforme prijs. Het vaststellen van de strategie wordt meegenomen in de aankomende aanbesteding energie-inkoop.
Om minder afhankelijk te worden van de volatiele energiemarkt is (versneld) inzetten op verduurzaming uiteraard ook een goede stap. De effecten van reeds geplaatste zonnepanelen zijn al meegenomen in de prognoses. Voor de op handen zijnde nieuwe projecten wordt geen groot effect meer verwacht voor 2022 (want in het gunstigste geval pas eind 2022 gerealiseerd), maar dit gaat wel een rol spelen in 2023 en verder.