Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit

Definitie weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Definitie weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen of waar na het treffen van maatregelen nog restrisico’s overblijven, met de kans dat deze risico’s zich voordoen. De verhouding wordt uitgedrukt in een ratio.

Ratio weerstandsvermogen is beschikbare weerstandscapaciteit gedeeld door benodigde weerstandscapaciteit (risico's)

Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Terug naar navigatie - Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Het beleid ten aanzien van risico’s en weerstandsvermogen hebben wij vastgelegd in de Nota Reserves, Voorzieningen, Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2017.
Wij streven na om geen onnodige risico’s te lopen, en zoveel mogelijk risico’s af te dekken, mits financieel verantwoord. Risico’s die niet worden afgedekt door bijvoorbeeld een verzekering of een voorziening, moeten kunnen worden opgevangen door de beschikbare weerstandscapaciteit.

De definitie van een risico luidt als volgt: De kans op het optreden van een gebeurtenis, die zowel positieve als negatieve gevolgen voor de gemeente kan hebben, waarvan de omvang nog onbekend is, maar van materiële betekenis kan zijn (groter dan N 250).

Eenvoudiger gezegd bestaat een risico dus uit kans * impact. In lijn met de genoemde beleidsnota hanteren we voor wat betreft de kans van voordoen hanteren we drie varianten: lage kans (25%), gemiddelde kans (50%) en hoge kans (75%). Voor wat betreft de impact, zijn er drie varianten mogelijk:

  1. Als de impact redelijk goed in te schatten is: als vaste waarde;
  2. Als de impact moeilijker in te schatten is: met een bandbreedte, waarin we een onder- en bovengrens geven en we rekenen met het gemiddelde;
  3. Als de impact (nog) niet in te schatten is: als pm.

Bij risico’s met een incidenteel karakter hanteren we een factor van 1, omdat het risico zich in één keer voor zal kunnen doen. Voor risico’s met een structureel karakter hanteren we een factor van 5 , gebaseerd op het lopende begrotingsjaar en de vier begrotingsjaren erna. Dat betekent dat de weerstandscapaciteit vijf maal zo groot moet zijn dan het totaalbedrag van het structurele risico.

De kwaliteit van het weerstandsvermogen wordt bij iedere document van de P&C cyclus gemeten. Dat wil zeggen dat we het weerstandsvermogen actualiseren en ook de risico’s opnieuw beoordelen. Zo kan het zijn dat er telkens nieuwe risico’s worden geïdentificeerd en dat eerder geconstateerde risico’s verdwijnen.

Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

Terug naar navigatie - Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

In 2019 zijn bij de begroting, voorjaarsnota en najaarsnota risico’s vermeld. In het Overzicht Risico’s in deze paragraaf, geven we een overzicht van de risico’s die op 31-12-2019 nog bestaan en geven we aan wat die risico’s voor 2019 en latere jaren betekenen.

De risico’s die gekwantificeerd zijn, hebben wij in het onderstaande overzicht opgenomen. Het betreft risico’s die structureel zijn en daarom vermenigvuldigd worden met 5.

Benodigde weerstandscapaciteit

Terug naar navigatie - Benodigde weerstandscapaciteit

In de onderstaande tabel staat de benodigde weerstandscapaciteit uitgerekend. Met een I of S is aangegeven of de risico's incidenteel of structureel zijn.  Voor de kans van voordoen wordt in principe gekozen voor 25%, 50% of 75%, oftewel laag-middel-hoog. Bij sommige risico's is een afwijkend lager percentage genomen, omdat de kans weliswaar heel klein is, maar de mogelijke impact nog wel groot. 

Berekening benodigde weerstandscapaciteit / risico's Risico = kans * impact
Nr. Structurele risico’s I/S* Kans Impact 2019
4 Verleende garanties voor instellingen S 5% 11.402 N 570
7 Positie Waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) S 1% 296.692 N 2.967
11 Uitspraak Centrale Raad van Beroep Huishoudelijke Ondersteuning (Wmo) S 25% 900 N 225
13 Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs S 75% 888 N 666
15 Nieuwbouw voortvloeiende uit SHO S 75% 150 N 113
17 Grondexploitaties S 50% 700 N 350
Totaal N 4.891
Totaal * 5 N 24.453

Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Terug naar navigatie - Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Hieronder staat de beschikbare weerstandscapaciteit en de berekening van de weerstandsratio. 

Beschikbare weerstandscapaciteit 2019
Rekeningssaldo V 7.063
Post onvoorzien V 23
Algemene Reserve minimumniveau V 10.000
Algemene reserve V 56.441
Bestemmingsreserves V 10.863
Totaal beschikbare weerstandscapaciteit V 84.390
Berekening weerstandsratio 2019
Benodigde weerstandscapaciteit N 24.453
Beschikbare weerstandscapaciteit V 84.390
Weerstandsratio 3,5
Terug naar navigatie - Conclusie

Ook de afgelopen jaren is de weerstandsratio ruim beter geweest dan het minimale van 1,0.
De weerstandsratio heeft zich als volgt ontwikkeld:

Weerstandsratio
Jaarrekening 2015 3,9
Jaarrekening 2016 3,0
Jaarrekening 2017 6,7
Begroting 2018 8,0
Jaarrekening 2018 11,0
Jaarrekening 2019 3,5

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Financiële kengetallen
Ratio Jaarrekening 2018 Begroting 2019 Najaarsnota 2019 Jaarrekening 2019
1a Netto schuldquote 36% 75% 47%
1b Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen 36% 74% 56% 47%
2 Solvabiliteitsratio 37% 25% 35% 35%
3 Grondexploitatie 1% 7%* 1%
4 Structurele exploitatieruimte 2% 1% 4%
5 Belastingcapaciteit 80% 85% 81%
* In de begroting 2019 hebben we bij het kengetal Grondexploitatie een verkeerd percentage opgenomen.

 

Het Besluit Begroting en Verantwoording schrijft voor dat we door middel van kengetallen inzicht geven in onze financiële positie. Gemeenten zijn vrij om hier zelf duiding aan te geven. Niettemin heeft de provincie Zuid-Holland in een themacirculaire een aantal signaleringswaarden aangegeven. Wij nemen deze als voorbeeld op.

 

Ratio Categorie A minst risicovol Categorie B neutraal Categorie C meest risicovol
1a Netto schuldquote <90% 90-130% >130%
1b Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen <90% 90-130% >130%
2 Solvabiliteitsratio >50% 20-50% <20%
3 Grondexploitatie <20% 20-35% >35%
4 Structurele exploitatieruimte >0% 0% <0%
5 Belastingcapaciteit <95% 95-105% >105%


In het algemeen beschouwd, staan we er als Capelle aan den IJssel op dit moment financieel solide voor. Met een relatief hoog eigen vermogen, een schuldpositie die niet in de risicozone zit en weinig risicovolle grondexploitaties kunnen wij veel tegenvallers opvangen. De structurele exploitatieruimte is positief en de lokale lastendruk is laag. Hieronder geven we per kengetal nog een toelichting.

  1. Netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen
    Dit cijfer geeft inzicht in het niveau van de gemeentelijke schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft dus een indicatie van de mate waarin de rentelasten op de eigen middelen drukken. De schuldquote is het afgelopen jaar met 11% gestegen. Dit komt met name doordat onze vaste langlopende schuld met ongeveer € 12 miljoen is toegenomen, van € 85 miljoen naar € 97 miljoen. Bij de Begroting 2019 was een hogere schuldquote geprognosticeerd, maar dit is niet gerealiseerd vanwege een gunstig rekeningresultaat en investeringen die nog doorlopen naar latere jaren.
    De netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen geeft dezelfde ratio weer, maar dan zonder verstrekte leningen aan andere organisaties.

  1. Solvabiliteitsratio
    Dit cijfer geeft het percentage eigen vermogen ten opzichte van het totaal vermogen weer. Deze ratio is met 2% gedaald tot 35% en valt daarmee in de categorie neutraal (geel) van de provincie Zuid-Holland. Het eigen vermogen is in 2019 licht gestegen, van € 83,6 naar € 84,6 miljoen (inclusief jaarrekeningresultaat 2019), maar het vreemd vermogen is verhoudingsgewijs meer gestegen, van € 142,4 naar € 155 miljoen.  

  1. Grondexploitatie
    Dit cijfer geeft aan hoe groot de grondpositie (waarde van grond) is ten opzichte van de totale baten. Met 1% zit deze ratio in de veilige zone. Wanneer deze ratio zou stijgen, zou er meer risico ontstaan: een positief risico bij goede marktomstandigheden en een negatief risico bij minder goede marktomstandigheden.

  1. Structurele exploitatieruimte
    Dit cijfer helpt mee om te beoordelen welke structurele ruimte een gemeente heeft om de eigen lasten te dragen. Het kengetal wordt berekend door de incidentele baten en lasten en de structurele toevoegingen en onttrekkingen aan reserves te corrigeren op het jaarrekeningresultaat. Deze ratio is 4% en daarmee positief. 

  1. Gemeentelijke belastingcapaciteit
    Dit cijfer geeft inzicht in hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Als dit percentage laag ligt, betekent dit dat de gemeente meer inkomsten uit belastingen zou kunnen verwerven. Onze lokale belastingen (OZB, afval- en rioolheffing) zijn relatief laag en staan op 81% van het landelijk gemiddelde van 2018. Om in aanmerking te komen voor financiële steun vanuit het Rijk (art. 12-status), moeten de lokale belastingen ten minste 120% van het landelijk gemiddelde zijn. 

Financiële kengetallen vanuit de financiële verordening
Behalve de bovenstaande wettelijk verplichte kengetallen, zijn er een aantal indicatoren die voortvloeien uit onze Financiële Verordening 2017. Deze indicatoren zijn landelijk berekend en gepubliceerd op www.waarstaatjegemeente.nl.

Debt Service Coverage Ratio
Bij de Najaarsnota 2019 hebben wij voor het eerst de Debt Service Coverage Ratio (DSCR) gepresenteerd. Deze ratio geeft een goed beeld van de ruimte die rente en aflossingen innemen in de exploitatie en geeft aan welk deel van de vrij beschikbare geldstroom opgaat aan rente en aflossingen. In de ideale situatie is deze ratio minstens 1. De berekende DSCR op basis van de uitkomsten van de Jaarrekening 2019 bedraagt 0,5 (Najaarsnota 2019: 0,4).

 

Capelle Nederland
Netto schuld per inwoner € 623 (2017) € 1.971 (2017)
Uitleenquote: som van leningen aan derden en verbonden partijen als percentage van de inkomsten 0,3% (2018) 10,0% (2018)
Onbenutte ozb capaciteit als percentage van de inkomsten 1,7% (2018) 1,4% (2018)

Algemene risico's

1. Algemene uitkering Gemeentefonds

Terug naar navigatie - 1. Algemene uitkering Gemeentefonds

Omschrijving risico
De algemene uitkering van het Gemeentefonds is de belangrijkste inkomstenbron voor onze gemeente. Het risico bestaat hieruit dat de feitelijke inkomsten afwijken ten opzichte van de bedragen waar wij in de begroting rekening mee houden. In de praktijk blijkt vaak dat het Rijk werkt met “dagkoersen”, waardoor de wijzigingen in het fonds niet te voorspellen zijn.
Het fonds volgt voor een belangrijk deel de uitgaven van de Rijksoverheid, volgens de systematiek van ‘samen de trap op, samen de trap af’: als het Rijk meer uitgeeft, ontvangen gemeenten ook meer en andersom geldt hetzelfde.

Specifieke risico’s
Er zijn verschillende onzekerheden met betrekking tot de hoogte van de algemene uitkering:
A. De moeilijkheid met betrekking tot het juist kunnen inschatten van de algemene uitkering en met name het accres (= groei van het fonds) is één van de grootste risico’s. Te vaak is sprake van dagkoersen. Het belemmert het zorgvuldig kunnen voeren van de financiële huishouding. In de Najaarsnota 2019 hebben wij daarom een voorzichtere manier van het berekenen van het accres verwerkt (zie verder het onderdeel ‘beheersingsmaatregelen’).

B. Het kabinet heeft eind maart 2018 aangekondigd de ambitie te hebben om de aardgasproductie in Groningen terug te schroeven zodat deze helemaal 0 is in het jaar 2030. Dit betekent dat het Rijk minder inkomsten aan aardgasbaten ontvangt. Mogelijk heeft dit ook gevolgen voor de uitgaven van het Rijk, als er bezuinigd moet worden om de begroting sluitend te houden. Dit kan dan weer gevolgen hebben voor het accres van het gemeentefonds, omdat deze gekoppeld is aan de uitgaven van het Rijk. In de Meicirculaire 2018 was al te lezen dat het accres iets lager uitvalt, omdat het Rijk in haar voorjaarsnota rekening houdt met minder gasbaten, waardoor ook de lasten meerjarig omlaag moesten. Mogelijk volgt er in latere circulaires meer informatie over dit onderwerp."

C. Het BTW-compensatiefonds (BCF) wordt verrekend met het gemeentefonds. De afgelopen jaren is er ruimte onder het BCF-plafond geweest, maar deze ruimte wordt wel beperkter. Dit komt omdat gemeenten meer gaan investeren en daarmee meer gaan declareren in het BCF. Onze provinciaal toezichthouder waarschuwt ons dat de situatie ook om kan slaan naar een overschrijding van het plafond. In dat geval zouden gemeenten gekort worden op de algemene uitkering.

D. Het kabinet Rutte-III kwam eind 2017 met een ambitieuze begroting en daarmee met een positief accres. Het accres is echter niet alleen op de rijksbegroting gebaseerd, maar er vindt ook nacalculatie plaats op basis van de realisatie. In het jaar 2018 bleek het Rijk een fors overschot te hebben, omdat het niet mogelijk was gebleken de begrote ambities te realiseren. Deze onderuitputting in 2018 leidde tot een nadeel van N 580. Ook voor het jaar 2019 is de verwachting dat er sprake is geweest van onderuitputting. Dit wordt financieel verwerkt in de Meicirculaire 2020.

E. Op dit moment wordt er een groot onderzoek ‘herziening gemeentefonds’ uitgevoerd. Deze herziening kan leiden tot aanpassingen in de verdeelmaatstaven en daarmee tot herverdeeleffecten tussen gemeenten. De vorige herziening in 2014 leidde tot gunstige verdeeleffecten voor plattelandsgemeenten en nadelige effecten voor stedelijke gemeenten zoals onze gemeente. De uitkomsten van het onderzoek en de besluitvorming gaan waarschijnlijk gelden vanaf uitkeringsjaar 2022.

F. De uitspraak van de Raad van State over de zogenaamde ‘stikstofnorm’ zet mogelijk een streep door veel investeringen van de Rijksoverheid. Omdat het Rijk begroot met een kasstelsel, tellen investeringen ook mee voor de totale rijksuitgaven, en daarmee voor het accres. Het risico bestaat dus dat het accres daalt. In het najaar van 2019 heeft het kabinet een aantal besluiten genomen, waardoor verschillende vergunningen weer verleend konden worden. Het kabinet werkt nog aan de verdere oplossing van de zogenaamde ‘stikstofcrisis’.

G. In de Meicirculaire 2019 hebben gemeenten extra middelen voor Jeugdhulp ontvangen voor de jaren 2019, 2020 en 2021. Volgens onze toezichthouder is het toegestaan dat we deze middelen als structureel aanmerken, ook al heeft er nog geen besluitvorming van het Rijk plaatsgevonden over eventuele continuering. Wij hebben er ook voor gekozen om de middelen nog niet als structurele inkomsten te beschouwen, omdat deze nog niet toegezegd zijn. Het gaat om V 1.400 structureel vanaf 2022.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het gemeentefonds is erg onvoorspelbaar en het is niet mogelijk om de mogelijke effecten goed te kwantificeren. De ervaring van de afgelopen jaren is dat er zowel grote voor- als nadelen kunnen ontstaan. Daarom staat dit bedrag op P.M.

Beheersingsmaatregelen
In de Najaarsnota 2019 hebben wij ‘stelpost voorzichtigheid’ opgenomen, om heel hoge accrespercentages te verlagen tot het gemiddelde accrespercentage van de afgelopen ca. 25 jaar. Hiermee creëren we voor een aantal jaar, met name 2020, een voorzichtige begroting.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2012
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Financiën
Bestuurlijk: Wethouder Van Veen

Communicatie
n.v.t.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen van het Gemeentefonds.

Ondernomen en mogelijke acties
De laatst gepubliceerde circulaire is de Decembercirculaire 2019. Deze verwerken wij in de Jaarrekening 2019 en Voorjaarsnota 2020. De eerstvolgende circulaire is de Meicirculaire 2020. Deze verwerken wij in de Begroting 2021 en voor het jaar 2020 in de Najaarsnota 2020.

2. Fiscaliteiten

Terug naar navigatie - 2. Fiscaliteiten

Omschrijving risico
Belastingen worden geheven aan de hand van wet- en regelgeving die continu in beweging is. Omdat de gemeente op vele onderdelen opereert dient zij rekening te houden met vele bijzonderheden in de uitvoering van deze wetten en de interpretatie hiervan. Hierbij loopt de gemeente een risico dat er wel eens een afwijking optreedt. In het jaar 2019 heeft de gemeente in totaal € 28,5 miljoen aan fiscale transacties gehad. Het gaat hier om de btw, btw-compensatiefonds, loonheffingen op salarissen en vennootschapsbelasting.

Specifieke risico’s
BTW op sport
Sinds 1 januari 2019 is er een wijziging doorgevoerd in het Sportbesluit, waardoor de voorwaarde voor vrijgestelde btw is verruimd. Hierdoor is de btw op sportuitoefening niet automatisch aftrekbaar, maar moet voldoen aan bepaalde voorwaarden om in aanmerking te komen voor btw prestaties. De verandering in het Sportbesluit houdt onder meer in dat de aan de gemeente gelieerde sportinstelling moet voldoen aan de eis van een feitelijke winststreven. Indien de instantie niet kan voldoen aan genoemde voorwaarden dan vallen de activiteiten onder btw sportvrijstelling. Dit heeft als gevolg dat de btw op onze investeringen en exploitatiekosten niet meer aftrekbaar is. Hierdoor ontstaat een lastenstijging voor kosten voor sport en dus ook voor de investeringen hierin door de gemeente (21% duurder voor bijvoorbeeld het aanleggen van een sportveld). Om dit gat enigszins te compenseren zijn er twee regelingen bij het Ministerie van VWS voor btw schadecompensatie. De getroffen instantie kan dan een  aanvraag indienen ter compensatie. De regeling voor sportverenigingen heet BoSa en die voor gemeenten heet SPUK . De te ontvangen vergoeding van het ministerie wordt toegekend op basis van inschrijving of na rato van het aantal inschrijvingen. Vooralsnog is de regeling vastgesteld voor 5 jaar, daarna is nog niet bekend of er een vervolg komt of compensatie in het gemeentefonds.
Inmiddels is er bericht dat over 2019 maximaal 81,7% van de btw zal worden gecompenseerd via de specifieke uitkering SPUK. In 2019 was de aanvraag uiteindelijk N 558 groot en zou ongeveer N 456 vergoed worden op basis van de ons bekende gegevens. Dit zou betekenen dat als de gemeente ongelijk krijgt om de btw toe te passen, dat de gemeente voor de SPUK 2019 een financieel gat heeft van N 102.
De gemeente is van mening dat de inrichting van sport dusdanig is dat zij voldoet aan de btw-eisen. Er is een verzoek bij de belastingdienst om dit goed te keuren. We verwachten hier een uitspraak over in het tweede kwartaal van 2020. 

BTW Isala theater
De belastingdienst is bezig met een onderzoek naar de facturen en subsidiestromen binnen de gemeente voor het Isala theater en het exploiteren van de Fluiterlaan 400 (Muziekschool). Zij doen onderzoek naar een zogenaamd kasrondje. Zij zullen waarschijnlijk de belaste verhuur ter discussie stellen en daarmee ook de aftrek van btw op de investeringen niet meer worden gepleegd. Wij zullen ons hier tegen verweren. Indien wij in het ongelijk worden gesteld, zullen de lasten voor onderhoud stijgen als gevolg van het niet meer af kunnen trekken van de btw. Een indicatie van het bedrag waarover het gaat, in onze begroting 2020-2023 bedraagt dit 240 in het totaal.

BTW grondexploitaties
De belastingdienst heeft vragen gesteld over de belastingaangifte 2018 over de grondexploitaties. Als gevolg van de toegezonden stukken heeft de belastingdienst een brief gestuurd over de inrichting van de administratie en het boeken van facturen als het gaat om de btw en recht op aftrek van de btw. Om een juiste aangifte te doen is er onderzoek gedaan o.a. met Deloitte en is er een herziende opgave gedaan. Deze herziende aangifte heeft ook effect op de reguliere aangifte en het BCF.  Wij zijn met de belastingdienst bezig om in compliance te komen. Voor 2019 dient hierover nog een suppletie te worden aangeleverd. Afhankelijk van de suppletie kan de belastingdienst over 2019 en eerder wederom vragen stellen en mogelijk een onderzoek plegen in het jaar 2020.

Vennootschapsbelasting
Per 1 januari 2016 zijn overheidsinstellingen onderworpen aan de Wet op de Vennootschapsbelasting (Vpb).

VPB reclame inkomsten
Vanaf 2016 moeten wij Vpb betalen over onze reclame inkomsten (commerciële contracten), echter meerjarige contracten voor deze datum hebben nog niet geleid tot een aanslag. Vanaf 2020 is er echter een omslag omdat deze contracten aflopen. In de Najaarsnota 2019 hebben wij hiervoor bedragen opgenomen in onze begroting. We lopen ook nog het risico dat de belastingdienst het niet eens is met onze eerdere nul-aangiften. Voor de jaren 2016 tot en met 2019 bedraagt de maximale heffing 750 inclusief cumulatieve fiscale rente van 8%.

VPB grondexploitatie
Op basis van een Quickscan is er bepaald dat onze grondexploitatie niet door de ondernemerspoort komt door verliezen uit het verleden. Of de belastingdienst akkoord met dit standpunt is niet bevestigd en de scan niet gecontroleerd. Uit vragen en opmerking van de belastingdienst blijkt dat voor het vaststellen van de beginbalans 2016 gecontroleerd wordt fiscale juistheid. Toerekeningen die fiscaal gezien redelijkerwijs niet tot de exploitatie voor het bepalen van de fiscale winst behoren zullen dus worden gecorrigeerd op deze beginbalans en bij het bepalen van de fiscale jaarwinst. Afhankelijk van het standpunt van de belastingdienst en een controle de cijfers zou er alsnog sprake kunnen zijn van vennootschapsbelastingplicht. Omdat er geen voorziening latente belastingplicht is zal deze eventuele naheffing volledig moeten worden genomen als last in het jaar waarin dit wordt opgelegd.

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M

Beheersingsmaatregelen
Wij monitoren de landelijke ontwikkelingen en beoordelen de fiscale transacties van onze gemeente.

Verloop
1e moment van opname: Begroting 2014,
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk:    afdeling Financiën
Bestuurlijk:   wethouder Van Veen

Communicatie
Wij rapporteren over ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten of, als dat nodig is, afzonderlijk.

Bewaking
De afdeling financiën heeft specialistische kennis in huis of huurt hiervoor extern in en ziet toe op de juiste toepassing van de fiscale voorschriften.

3. Dividenden

Terug naar navigatie - 3. Dividenden

Omschrijving risico
Wij zijn aandeelhouder van onder andere Eneco N.V., Stedin N.V., N.V. Irado en B.V. Gemeenschappelijk Bezit Evides (Evides) en ontvangen hier jaarlijks dividend voor. Het risico bestaat hierin dat het dividend lager of hoger is dan waar wij in de begroting rekening mee houden.
Onder de tekst staat een tabel met de betreffende bedragen.

Specifieke risico’s
Eneco
De gemeente is samen met 43 andere gemeenten eigenaar van Eneco Holding N.V. Na het doorlopen van een gecontroleerde veiling heeft uw raad op 10 februari 2020 besloten om ons aandelenbelang in Eneco te verkopen aan Mitsubishi en Chubu Electric Power. De verkoop levert ons in 2020 eenmalig een boekwinst op van € 77,6 miljoen. Deze incidentele bate wordt verwerkt in de jaarrekening 2020 (en Voorjaarnota 2020). Wij ontvangen naast deze boekwinst ook nog ons dividend over 2019 (dat wij in 2020 verantwoorden) van V 1.295.
Bij de verkoop van de aandelen in Eneco Groep N.V. in 2020 is de koper gevrijwaard van de claim van de oud-aandeelhouders van REMU N.V. (hierna REMU). Samenvattend stelt REMU dat Eneco door het juridisch verzet tegen de Splitsingswet verhinderd heeft dat Eneco vóór 31 december 2010 geprivatiseerd is en dat REMU daardoor een contractueel afgesproken privatiseringsvergoeding niet ontvangen heeft. Eneco betoogt op hoofdlijnen dat Eneco, inclusief REMU, niet vóór 31 december 2010 verkocht is en dat de aandeelhouders daartoe ook geen plan hadden. De hoogte van claim bedraagt nominaal € 133 miljoen, en vermeerderd met wettelijke handelsrente ongeveer € 300 miljoen. De totale claim bedraagt het nominale bedrag vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juli 2009. Omgerekend naar het belang van Capelle van 1,9%, is dit voor onze gemeente een risico tussen € 5 en € 6 miljoen. 
De rechtbank Amsterdam heeft op 27 februari 2019 alle vorderingen van de voormalige REMU-aandeelhouders afgewezen. Op 10 september 2019 zijn de voormalige aandeelhouders van REMU hiertegen in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof Amsterdam. Eneco heeft op 19 november 2019 een Memorie van Antwoord ingediend. Op basis van een juridische analyse de kans op een negatieve uitspraak in hoger beroep klein. Deze kans is in ieder geval kleiner geacht dan 50 procent waardoor er geen voorziening conform artikel 44 BBV behoeft te worden gevormd. Wij zullen in de Voorjaarnota 2020 de effecten van de aandelenverkoop verwerken.

Stedin
De gemeente is samen met 43 andere gemeenten eigenaar van Eneco Holding N.V. Per 31 januari 2017 is de splitsing van het netwerkbedrijf (Stedin N.V.) en het energiebedrijf (Eneco N.V.) gerealiseerd. U heeft als gemeenteraad ingestemd met deze splitsing. De splitsing heeft vooralsnog geen directe financiële effecten op de waardering van het aandeel/ de aandelen en het dividend.Voor het dividend van Stedin bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot.
Stedin duidt een aanmerkelijk lager resultaat voor 2020 dan eerder werd aangenomen. Dat resulteert op basis van de huidige afspraken in een lager dividend. In de Najaarsnota 2019 hebben wij daarom reeds voorgesorteerd op dit mogelijke risico. Wij hebben het dividend voor de jaren 2020 en 2021 (begrotingsjaren 2021 en 2022) naar nul gebracht.
Samen met de Aandeelhouderscommissie en Stedin is een werkgroep Lange Termijn Financiering (LTF) samengesteld. Het doel van deze werkgroep is om samen met Stedin te kijken waar de uitdagingen liggen voor Stedin met betrekking tot de energietransitie en hoe dit financieel vertaald wordt en wat de mogelijke oplossingsrichtingen kunnen zijn. Er wordt voor de langere termijn binnen de werkgroep LTF naar diverse oplossingsrichtingen gekeken hoe de extra investeringen gefinancierd kunnen worden. 
De verwachting is reëel dat het dividend, vanwege de benodigde oplopende investeringen voor Stedin, de doorbelastingen van Tennet, in samenhang met de wet- en regelgeving voor netbeheerders, meerjarig structureel beduidend lager zal worden. Rekening gehouden zal moeten worden met een dividend dat zal afnemen naar circa nihil. Eveneens bestaat een reële mogelijkheid dat aan de aandeelhouders gevraagd zal worden een bijdrage (in welke vorm dan ook) te leveren aan de benodigde financiering van de extra investeringen. Positief aspect daarbij zal zijn dat daar een verwacht positief rendement tegenover zal staan. Wij wachten de uitkomsten van de werkgroep LTF af, of wij maken bij de Voorjaarsnota 2020 een inschatting, om te bezien hoe moet worden omgegaan met de toekomstige dividenden.
Begroot dividend Stedin 2021 en 2022: 0. Vanaf 2023: V 890.

Evides
Bij de Voorjaarsnota 2018 hebben we op basis van de dividendprognose het begroot dividend voor Evides meerjarig aangepast. Voor het dividend van Evides bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot.

Gerealiseerd dividend 2019: V 695.
Begroot dividend: V 668 (2020) en V 642 (2021 en verder).

Irado
Sinds 1 januari 2018 zijn we aandeelhouder geworden van Irado. Wij bezitten, net als de gemeenten Schiedam en Vlaardingen, 1/3 deel van de aandelen. Op basis van de historische resultaten hebben wij een dividend begroot vanaf 2019 van 330. Voor het dividend van Irado bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot.

Gerealiseerd dividend 2019: V 366.
Begroot dividend 2020: V 330.

Bandbreedte financiële gevolgen
De te verwachten dividenden zijn structureel opgenomen in de begroting.
Het begroot dividend van Eneco van V 890 structureel vanaf 2021, gaat wegvallen. Dit zal verwerkt worden in de Voorjaarsnota 2020.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2016
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
Wij volgen de ontwikkelingen rondom de wetgeving en de bestuursbesluiten van Eneco, Stedin, Irado en Evides nauwlettend. Om de derving van ons jaarlijkse dividend van Eneco op te vangen, gebruiken wij de verkoopopbrengst van onze aandelen bij de bepaling van onze financieringsbehoefte. Doordat wij minder lenen, besparen wij op rentelasten. Dit wordt financieel verder uitgewerkt voor de Voorjaarsnota 2020.

Informatie en communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen.

Ondernomen en mogelijke acties
Niet van toepassing.

Nutsbedrijf Rekening 2018 Begroting 2019* Rekening 2019 Begroting 2020 Begroting 2021 Begroting 2022 Begroting 2023
Eneco N.V.** V 1.181 V 1.295 V 1.295 V 1.295 V 890 V 890 V 890
Stedin N.V. V  534 V  890 V 869 V  890 0 0 V 890
Evides N.V. V  695 V  695 V 695 V  668 V 642 V 642 V 642
Irado N.V. n.v.t. V  366 V 366 V  330 V 330 V 330 V 330
Totaal V 2.410 V 3.246 V 3.226 V 3.183 V 1.862 V 1.862 V 2.752

4. Verleende garanties voor instellingen

Terug naar navigatie - 4. Verleende garanties voor instellingen

Omschrijving risico
Voor een aantal verenigingen en stichtingen staan wij garant voor leningen die zij zijn aangegaan. Het risico bestaat hierin dat als deze organisaties niet meer aan hun verplichtingen tot terugbetaling kunnen voldoen, de leningverstrekker een beroep kan doen op ons.

Specifieke risico’s
Vanwege aanvullende voorschriften van de provincie in het kader van het financieel toezicht, is dit een verplicht onderdeel geworden bij de bepaling van het weerstandsvermogen. Het betreft garanties voor leningen waarvoor de gemeente 100% garant staat, zonder betrokkenheid van een andere waarborginstelling. Het gaat om leningen aan Verpleeghuis Rijckehove, St. IJsselland ziekenhuis, VV Capelle en het Rijksmonument Dorpsstraat 164, in totaliteit een bedrag van 11.402 (voorlopig bedrag per 31-12-2019).

Bandbreedte financiële gevolgen
De ervaring leert dat geen enkele garantie wordt aangesproken. Vanuit het voorzichtigheidsbeginsel is het raadzaam een percentage te hanteren om de risico’s van deze garantstellingen te kwantificeren. Wij hebben dit percentage vastgesteld op 5%. Het risico komt dan uit op circa 570 (11.402 x 5%). 

Verloop
Eerste moment van opname: begroting 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
De Verordening Garantstellingen Gemeente Capelle aan den IJssel 2016.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk:         afdeling Financiën
Bestuurlijk:       wethouder Van Veen

Communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
Bij de toetsing van de jaarstukken van de betrokken instellingen wordt gelet op het risico voor de gemeente.

5. Oplopende rentelasten

Terug naar navigatie - 5. Oplopende rentelasten

Omschrijving risico
Het risico bestaat dat we op termijn onvoldoende rentelasten in onze begroting verwerkt hebben.

Specifieke risico’s
Uit de liquiditeitsprognose blijkt dat er sprake is van een financieringsbehoefte gedurende, maar ook na, de looptijd van onze meerjarenbegroting. Door het hanteren van een oplopend rentepercentage in latere jaren zal er sprake zijn van een oplopende rentelast.

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment geprognosticeerde rentelasten zijn verwerkt in de begroting tot en met 2023. De gehanteerde rentepercentages zijn:
2019: 1,5%
2020: 2,00%
Vanaf 2021: 2,50%

Wij presenteren hier in het vervolg een doorkijk naar de 4 jaar na de begrotingsperiode voor de geprognosticeerde nog aan te ramen rentelasten. Deze prognose is op basis van een aanname van historische investeringen en de van toepassing zijnde meerjarenbegroting 2023. De rentelasten in de jaren 2024 tot en met 2027 zijn als volgt. Ze maken deel uit van de meerjarige doorkijk in de begroting.

2024

2025

2026

2027

N 613

N 940

N 1.133

N 1.263

 
Beheersingsmaatregelen
De beste beheersingsmaatregel is om structureel en reëel evenwicht in de begroting te hebben. Hierbij dienen de inkomsten ten minste gelijk te zijn aan de uitgaven en de investeringen maximaal de afschrijvingslast te bedragen. Het resterend risico is dan een stijgend rentepercentage.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:     afdeling Financiën
Bestuurlijk:    wethouder Van Veen

Communicatie
In deze risicoparagraaf zullen wij communiceren over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
Wij monitoren continu de ontwikkeling van de rente.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij verwerken in de voorjaarsnota, begroting en najaarsnota de meerjarige ontwikkeling van de rente.

6. Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen

Terug naar navigatie - 6. Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen

Omschrijving risico
Het risico bestaat hierin dat we op termijn in onze begroting onvoldoende kapitaallasten verwerkt hebben van bijvoorbeeld (vervangings-)investeringen in gebouwen, openbare ruimte (IBOR) en herstructureringen, maar ook voor de onderwijshuisvesting. Daarnaast is er sprake van het risico op inflatie.

Specifieke risico’s
Het risico is dat investeringskosten onderhevig zijn aan inflatie en dat investeringen hoger uitvallen dan begroot. Investeringen in activa zoals panden of objecten in de openbare ruimte hebben vaak een doorlooptijd van meerdere jaren. In deze periode kunnen de bouw- of projectkosten toenemen, waardoor de begroting van de investeringskredieten overschreden wordt. Een overschrijding van een investeringskrediet leidt tot een onrechtmatigheid in de jaarrekening van de gemeente.
Eerder hebt u besloten de begroting duurzaam te willen transformeren. De eerste grote stappen daartoe zijn gezet met uw besluit het ten laste van de jaarlijkse exploitatie brengen van de afschrijvingslasten van de investeringen in de openbare ruimte (IBOR), de unilocaties voorgezet onderwijs en de sportparken. Tot en met het jaar 2023 zijn de afschrijvingslasten in de begroting verwerkt. De komende jaren – vanaf 2024 – zullen echter nieuwe structurele afschrijvingslasten ontstaan bij het investeren in nieuwe (school-)gebouwen, in de openbare ruimte (IBOR) en herstructureringsprojecten, die in de begroting verwerkt zullen moeten worden.

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment in beeld zijnde afschrijvingslasten zijn verwerkt in de (meerjaren)begroting 2019 tot en met 2023. Conform de toezegging bij de Voorjaarsnota 2017 presenteren we hier in het vervolg een doorkijk naar de 4 jaar na de begrotingsperiode voor de geprognosticeerde nog aan te ramen afschrijvingslasten. Deze prognose is op basis van een aanname van historische investeringen, toekomstige investeringen (zoals de 2e fase Comenius college, een resterend bedrag van 12 miljoen na besluitvorming in de Voorjaarsnota 2019) en de reeds geplande afschrijvingslasten. De gehanteerde gemiddelde afschrijvingstermijn voor de nieuwe investeringen is 25 jaar. De afschrijvingslasten in de jaren 2024 tot en met 2027 zijn als volgt. Ze maken deel uit van de meerjarige doorkijk in de begroting.

2024

2025

2026

2027

N 830

N 1.242

N 1.419

N 1.612


Beheersingsmaatregelen
Uw besluit de begroting duurzaam te willen transformeren, is de meest effectieve beheersingsmaatregel. Bij elk P&C document nemen we de te verwerken nieuwe afschrijvingslasten mee in de afwegingen.

Verloop
Eerste moment van opname: Jaarrekening 2009.
Geactualiseerd: Jaarrekening 2010 (informatie over ondernomen en mogelijke acties), Begroting 2012 (informatie over genomen actie), Begroting 2014 (aanpassing naar aanleiding van transformatie), elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:         Directie
Bestuurlijk:       wethouder Van Veen

Communicatie
In deze risicoparagraaf communiceren wij over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
Bij elke investering informeren wij u over de gevolgen voor de afschrijvingslasten. Daarnaast beoordelen we bij de jaarrekening de activa op bestaan.

Ondernomen en mogelijke acties
In de financiële doorkijk na de meerjarenbegroting hebben we de toename van de afschrijvingslasten opgenomen.

7. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Terug naar navigatie - 7. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Omschrijving risico
Wij zijn als tertiaire achtervang verantwoordelijk voor leningen van woningcorporaties, na het waarborgfonds sociaal domein (WSW) en de woningcorporaties. Recent zijn er signalen dat het minder goed gaat met de financiële positie van het WSW. Het WSW heeft in een brief (VNG) aangegeven dat er twee ontwikkelingen zijn waardoor de achtervanger (borger) eerder in beeld kan komen om bij te dragen aan financiële ondersteuning. De eerste is dat Standard & Poor’s in 2018 nog wel de AAA-rating aan het WSW toegekend heeft, maar met een negatief vooruitzicht. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat het eigen vermogen van het WSW te laag is. Aanleiding hiervan is de veranderde wetgeving en twee aanspraken op het WSW van woningcorporaties. Standard & Poor’s geeft het WSW twee jaar om de financiële positie te versterken. De tweede reden is dat er een rapport uitgekomen is van de toezichthouder Autoriteit woningcorporaties (Aw), waarin wordt geconcludeerd dat het WSW de gevraagde zekerheid voor de achtervang niet kan waarmaken. Voor de leningen van de woningcorporaties is het risico vergroot door de positie van het WSW.

Specifieke risico’s
Niet van toepassing.

Bandbreedte financiële gevolgen
De woningcorpraties waarvoor de gemeente garant staat zijn Stichting Havensteder, Stichting Woonzorg en Vestia. Het totale openstaande bedrag van deze corporaties is per 31 december 2019 296.692. De kans van voordoen schatten wij als laag: 1%. Het totale risicobedrag komt daarmee op 2.967.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:     Financiën
Bestuurlijk:    wethouder Van Veen

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2020. Ongewijzigd bij Najaarsnota 2019.

Beheersingsmaatregelen
Wij volgen de ontwikkelingen nauwlettend.

Informatie en communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen.

Ondernomen en mogelijke acties
Als gemeente hebben we hier geen invloed op.

Risico's sociaal domein

8. Participatiewet

Terug naar navigatie - 8. Participatiewet

Omschrijving risico
Risico’s met betrekking tot de ontwikkeling van de Rijksbijdrage BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten), Participatiebudget en Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw).

Specifieke risico’s
1) Alternatieve financiering loonkostensubsidie
Eén van de middelen die het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking kan stimuleren is loonkostensubsidie. Hiermee worden werkgevers gecompenseerd die werknemers met een arbeidsbeperking in dienst nemen waarvan de loonkosten hoger liggen dan hun werkelijke productiviteit.
De staatssecretaris heeft een ‘Breed Offensief’ ingezet om belemmeringen weg te nemen die werkgevers ervaren bij het aannemen van mensen met een beperking. Binnen dit Offensief wordt gekeken naar een alternatieve wijze van de financiering van loonkostensubsidie, die wordt gefinancierd via de BUIG. Deze wijziging kan mogelijk een financieel effect hebben op de hoogte van de BUIG. De mogelijke wijziging is nog niet ingevoerd dus is nog niet duidelijk of en welk financieel effect dit mogelijk heeft. Het risico blijft wel bestaan.

2) Gemeentelijke bijdrage Wsw
Het risico van een verhoging van de gemeentelijke bijdrage Wsw aan Promen als gevolg van de afname van de Rijksbijdrage (subsidie per Standaard Eenheid - SE) en daling van het aantal Wsw-ers.
Overige risico’s Promen:

  • Evaluatie beschut werk
    In november 2019 is de landelijke evaluatie beschut werk gepubliceerd. Deze evaluatie heeft nog niet geleid tot wijziging van de landelijke wet- en regelgeving en financieringssystematiek. De minister achtte een verdiepend onderzoek noodzakelijk dat pas in de loop van 2020 gepubliceerd wordt. Het risico blijft voor de toekomst daarmee wel reëel.
  • Arbeidsvoorwaarden Promen
    Promen heeft op 3 juli 2019 een principeakkoord bereikt met de OR over de arbeidsvoorwaarden van het niet-doelgroep personeel. Dit was nodig omdat voor een groep medewerkers ten onrechte de Cao sociale werkvoorziening werd gevolgd. De kosten die gepaard gaan met nieuwe arbeidsvoorwaarden zijn binnen de lopende bedrijfsvoering opgevangen.


3) Stichting CapelleWerkt (SCW)
Functionaris met wachtgeldregeling
Eén functionaris van de Stichting CapelleWerkt heeft een wachtgeldregeling. Op basis daarvan zijn er lagere salarislasten in de begroting van de Stichting CapelleWerkt opgenomen. Zodra de wachtgeldregeling eindigt moet rekening gehouden worden met een volledig marktconform salaris waarvoor geen dekking in de begroting is opgenomen. Hiervoor loopt de gemeente – hoewel relatief klein in omvang – als enig eigenaar, het volledige risico.

Toekomstverkenning SCW
In 2019 is een verkenning uitgevoerd naar een toekomstbestendige verankering van de huidige activiteiten van de Stichting CapelleWerkt. Aanleiding voor de toekomstverkenning was dat het werkveld waarin CapelleWerkt de afgelopen jaren opereert aan verandering onderhevig is. Als gevolg hiervan kon een aantal activiteiten niet meer zoals voorheen worden uitgevoerd en is in 2018 een exploitatietekort ontstaan. Bij de Najaarsnota 2018 is structureel 160 vrijgemaakt voor CapelleWerkt en specifieke activiteiten als de meubel- en kledingbank en inloop Picasso.  Op 17 maart 2020 hebben wij de toekomstverkenning vastgesteld.

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De realisatie op het Participatiebudget en de BUIG wordt continu gemonitord om optimaal gebruik te maken van het budget. De ontwikkeling van een mogelijke alternatief model van financiering van de loonkostensubsidie wordt nauwlettend in de gaten gehouden.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2011
Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk:   Afdeling Samenleving
Bestuurlijk:  Wethouder Westerdijk

Communicatie
In de risicoparagraaf wordt aandacht gegeven aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande budgetten en bestedingen.

Bewaking
We rapporteren per P&C document en blijven de ontwikkelingen volgen.

Ondernomen en mogelijke acties
n.v.t.

9. Jeugdhulp

Terug naar navigatie - 9. Jeugdhulp

Specifieke risico’s
Het risico ontstaat door een aantal aspecten. Dit kan resulteren in zowel een positief als negatief risico voor onze gemeentelijke begroting. Deze aspecten zijn:

  1. Op basis van de voorlopige jaarstukken 2019 van de GR Jeugdhulp gaan wij uit van een meerjarige inleg waarbij ons aandeel 4,97% (2018: 5,10%) bedraagt van het totaal aan bijdragen van de deelnemende gemeenten. Dit percentage wordt gehanteerd voor de begroting 2020. De komende jaren moet duidelijk worden of dit een reëel percentage is.
  2. Vanaf 2021 wordt de bijdrage van iedere individuele gemeente aan de gemeenschappelijke regeling bepaald door het gemiddelde gebruik te nemen over twee voorafgaande peiljaren. Evenals de rekenmethodiek die gehanteerd is tot en met 2020,  betaalt bij deze rekensystematiek  iedere gemeente uiteindelijk de eigen kosten. Echter eventuele schommelingen in de kosten worden gedurende twee jaar opgevangen in plaats van drie jaar. Met de nieuwe rekenmethodiek moet het verschil tussen de bijdrage (begroting) van de gemeenten en het werkelijk zorgverbruik dichter bij elkaar komen.
  3. Op basis van de voorlopige jaarstukken 2019 van de GR Jeugdhulp bedraagt de overschrijding van de totale inleg over 2019 € 11,1 miljoen. Op grond van de inleg is onze extra bijdrage bijna € 0,7 miljoen. De totale bijdrage 2019 van onze gemeente bedraagt daardoor in totaal € 14,9 miljoen. Voor 2020 is de definitieve begroting van de GR Jeugdhulp met ruim € 18,3 miljoen opgehoogd (+8,0%) tot een totale begroting van € 248,1 miljoen.
  4. In de periode 2015-2017 is het budget voor jeugd-PGB’s (Jeugd-Persoonsgebonden budgetten) jaarlijks toegenomen. Dit kwam door een stijging van het aantal kinderen dat intensieve zorg behoeft, vooral door het voor jonge kinderen moeilijk toegankelijk zijn van de Wet langdurige zorg (Wlz). Door een substitutie van de uitgaven PGB naar lokale zorg in nature daalden de uitgaven in 2018. Beleidsmatig is dit gewenst, zie onder 5. Op basis daarvan is het budget 2019 bij de Voorjaarsnota 2019 naar beneden bijgesteld. De uitgaven PGB zijn in 2019 binnen het bijgestelde budget gebleven.
  5. Het CJG ziet zich geconfronteerd met een sterke toename van de vraag naar lokale jeugdhulp in de vorm van zorg in natura. Oorzaken hiervan zijn: de hierboven genoemde moeilijke toegang voor jonge kinderen tot de Wlz, de op zich positieve ontwikkeling van een verschuiving van zwaardere (specialistische) jeugdhulp naar lichtere (lokale) jeugdhulp, een verschuiving van zorg verleend via PGB naar lokale zorg in natura, en daarnaast leidt de succesvolle inzet van het CJG op samenwerking met basisvoorzieningen (onderwijs, huisartsen) en inzet op preventie, tot meer ondersteuningsvragen. Dit is één van de doelen van de transformatie, maar deze leidt voor het CJG tot hogere kosten (inzet eigen trajecten en lokale inkoop).
  6. Partijen als huisartsen, gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering hebben een eigenstandig verwijsrecht naar specialistische jeugdhulp. Daar kan door ons niet rechtstreeks op worden gestuurd. Dit betreft veelal dure vormen van jeugdhulp als gesloten plaatsingen of andersoortige uithuisplaatsingen.

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen

  1. Een adequate controlesystematiek ten aanzien van declaraties en facturen.
  2. Komen tot afspraken met Capelse huisartsen over het verwijzen van jeugdigen naar de Stichting CJG Capelle aan den IJssel in plaats van rechtstreeks naar specialistische jeugdhulpaanbieders. Tevens komen tot afspraken met gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering over samenwerking bij de zorg rondom jeugdigen.
  3. Structureel overleg met de Stichting CJG Capelle aan den IJssel over het feitelijke (lokale) zorggebruik en de benodigde middelen.

Verloop
1e moment van opname: Najaarsnota 2015..
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:     afdeling Samenleving
Bestuurlijk:    Wethouder Hartnagel

Communicatie
P&C-documenten van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

Bewaking
Kwartaalrapportages van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

10. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Terug naar navigatie - 10. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Omschrijving risico
Sinds 2015 zijn wij verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo-2015. Er spelen verschillende ontwikkelingen, waardoor het lastig is een nauwkeurige bestedingsplanning op te stellen.

Specifieke risico’s
De uitvoering van de Wmo-2015 is onderhevig aan wet- en regelgeving en betreft een openeinderegeling. Mede hierdoor zullen de gehanteerde uitgangspunten in werkelijkheid de komende jaren afwijken van de prognose. Dit kan zowel in een positief dan wel in een negatief financieel resultaat t.o.v. de begroting resulteren.
Daarnaast spelen binnen de WMO de volgende ontwikkelingen/risico’s:

  • Door de invoering van een abonnementstarief (wetswijziging) is landelijke de vraag naar Wmo-voorzieningen fors toegenomen, de zogenoemde aanzuigende werking, en kosten flink gestegen. Capelle is hierin geen uitzondering. Mede hierdoor zijn de reeds ontvangen compensatie vanuit het gemeentefonds (bron: Maartcirculaire 2018) gereserveerd en zijn er extra benodigde gelden aan het Wmo budget toegevoegd. Wat het werkelijke effect van de wetswijziging zal zijn, is gelet op de openeinderegeling van de Wmo moeilijk te calculeren. Wel zien we de kosten (landelijk) flink toenemen;
  • Op basis van gerechtelijke uitspraken zouden we ons eventueel moeten gaan houden aan de normtijden van het Centrum Indicatiestelling (CIZ) i.p.v. aan onze eigen wijze van resultaatgericht indiceren en financieren. Dit risico is onder het volgende punt verder uitgewerkt;
  • In de meerjarenbegroting zijn toekomstige prijsstijgingen en –indexaties niet meegenomen. Deze vloeien voort uit contractuele afspraken en toepassing AMvB (vaststellen reëel prijs conform Cao-afspraken) periodiek herzien te worden. De financiële dekking hiervoor dient uit de algemene accressen die aan het gemeentefonds toegevoegd worden te komen;
  • Door de vergrijzing zal de vraag danwel de zwaarte (max. financieel risico HO 2,8 mln.) van Wmo-maatwerkvoorzieningen de komende jaren nog toenemen. De toenamen danwel het intensiever inzetten van benodigde huishoudelijke taken, individuele begeleiding en dagbesteding heeft een kostenverhogend effect;
  • Een van de hoofdpunten van de Wmo en dus ook van ons beleidskader, is extramuralisering d.w.z. dat mensen zo veel als mogelijk, zelfstandig, thuis blijven wonen. Om dit mogelijk te maken, zijn investeringen in de sociale basisinfrastructuur nodig en zal meer aandacht aan preventie moeten worden geven.

En voor Wmo-collectief:

  • De commissie “Toekomst beschermd wonen” adviseert de functies beschermd wonen en maatschappelijke opvang verder te normaliseren. Concreet betekent dit minder opnames in een intramurale setting en meer opvang en begeleiding in de wijk. Deze extramuralisering is nu al merkbaar en zal de komende jaren verder toenemen. Met ingang van 2021 vindt een doordecentralisatie plaats van Beschermd wonen. De verantwoordelijkheid verschuift van centrumgemeente Rotterdam naar alle zeven gemeenten in de Beschermd Wonen-regio, waaronder onze gemeente. Maatschappelijke Opvang wordt doorgedecentraliseerd met ingang van 2025. De regiogemeenten hebben de gezamenlijke opdracht te bepalen hoe ze gaan samenwerken op dit terrein. Overleg hierover vindt plaats.
  • Met de overgang van taken hoort ook de overgang van middelen daarvoor. Voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang wordt gewerkt aan een nieuw objectief verdeelmodel waarbij ook de huidige middelen voor begeleiding worden meegenomen. Vanwege de onzekerheid over de financiële consequenties, is gekozen voor een ingroeipad naar het objectief verdeelmodel van 10 jaar (2022-2032). Onduidelijk is of (en wanneer) Capelle hier voor- of nadeel van zal ondervinden.
  • Vanwege doorstroom en uitstroom uit “Beschermd Wonen” zal er de komende jaren vraag gaan ontstaan naar begeleid wonen, een lichtere vorm van wonen met zorg (minder dan 24 uur begeleiding). Het betreft hier de doelgroep die na herindicatie te licht wordt gevonden voor beschermd wonen maar (nog) niet zelfstandig met begeleiding kan gaan wonen. Hetzelfde geldt voor doorstroom en uitstroom uit de (verlengde) jeugdzorg waarbij zelfstandig wonen (met of zonder begeleiding) niet mogelijk is maar betrokkene te licht is voor een indicatie Beschermd wonen. In beide gevallen wordt hier nu binnen Capelle nog niet in voorzien.


Bandbreedte financiële gevolgen:
P.M.

Verloop
1e moment van opname: Voorjaarsnota 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
Reservering van gelden (stelpost op taakveld 6.71) om mogelijke tijdelijke risico’s op te vangen.
Monitoren en volgen van landelijke ontwikkelingen.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk:    afdeling Samenleving en Publiekszaken
Bestuurlijk:   wethouder Wilson

Communicatie
De meest recente ontwikkelingen zijn opgenomen in deze omschrijving.

Bewaking
We rapporteren per P&C-document en blijven de ontwikkelingen volgen.

11. Uitspraak Centrale Raad van Beroep voor Huishoudelijke ondersteuning (Wmo)

Terug naar navigatie - 11. Uitspraak Centrale Raad van Beroep voor Huishoudelijke ondersteuning (Wmo)

Omschrijving risico
Wij lopen een financieel risico op huishoudelijke ondersteuning (HO) wanneer wij ons op basis van gerechtelijke uitspraken moeten houden aan de normtijden van het Centrum Indicatiestelling (CIZ), in plaats van aan onze eigen manier van resultaatgericht indiceren en financieren.

Specifieke risico’s
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in een viertal zaken over HO op grond van de Wmo. Kern van de uitspraken is dat toekenning van HO in resultaatsgebieden een duidelijke maatstaf mist en zodoende in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. In de uitspraak beval de rechter de betreffende gemeenten CIZ- normtijden als maatstaf te hanteren.

De VNG, het ministerie van VWS en de landsadvocaat Pels Rijcken hebben een toelichting gegeven over de consequenties van de uitspraken van de CRvB voor Wmo beleid van de gemeente. Net als het gros van de gemeenten in Nederland werken wij met een resultaatgerichte indicering. De CRvB heeft aangegeven dat dit niet zomaar mag. Er zijn een aantal voorwaarden waaraan we moeten voldoen:

  1. Het noemen van tijd in de beschikking is noodzakelijk in verband met de rechtszekerheid.
  2. De tijd moet gebaseerd zijn op ‘deugdelijk onderzoek’.
  3. In het individuele geval moet worden getoetst of de tijd ook passend is voor de cliënt. De CRvB verwijst voor een deugdelijke tijd norm naar de norm tijden van het CIZ uit 2007 of het norm tijden onderzoek wat de gemeente Utrecht heeft laten uitvoeren door KPMG en Bureau HHM.


Wanneer wij gebruik gaan maken van de CIZ normtijden dan betekend dit dat de uitgaven van de gemeente fors zullen stijgen. In 2007 en in 2015 waren de stijgende kosten voor de regering de reden om te gaan decentraliseren en heeft men tegelijkertijd een forse bezuinigingsopdracht meegegeven.

Bandbreedte financiële gevolgen
Mochten wij genoodzaakt zijn resultaatgericht indiceren los te laten en de CIZ- normtijden (of een alternatief) alsnog in te voeren dan verwachten wij op grond van de kostenberekening 2014 (het laatste jaar waarin CIZ- normtijden gehanteerd zijn) voor 2017 en verder een extra budget van N 900 nodig te hebben. Wij stellen u derhalve voor dit als risico op te nemen.
De kans van voordoen beschouwen wij als laag (25%), met inachtneming van de voorgestelde wetswijziging.

Beheersingsmaatregelen
Niet van toepassing

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2017.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: afdeling Publiekszaken
Bestuurlijk: Wethouder Wilson

Bewaking en communicatie
Wij volgen de ontwikkelingen via jurisprudentie en informatie vanuit de VNG.

Ondernomen en mogelijke acties
Opvolgen en uitvoeren van landelijk beleid in opvolging van de uitspraak.

12. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Terug naar navigatie - 12. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Omschrijving risico
Inkomensondersteunende regelingen zijn succesvol bij hoog bereik en gebruik maar kunnen bij sterk toenemend gebruik zorgen voor oplopende kosten.

Specifieke risico’s
Veel inkomensondersteunende maatregelen zoals de bijzondere bijstand en de individuele inkomenstoeslag zijn feitelijk succesvol wanneer het bereik en gebruik hoog is. Gezien de aard van de regelingen is uitsluiting van gebruik door Capellenaren niet mogelijk en niet gewenst.

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De te nemen maatregelen zijn afhankelijk monitoring van de budgetten. Dit leidt tot eventueel bijstelling van beleid of aanraming van het beschikbare budget.

Verloop
Eerste moment van opname: Najaarsnota 2018.
Geactualiseerd: Jaarrekening 2018 en Voorjaarsnota 2019.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:   Afdeling Samenleving
Bestuurlijk:  Wethouder Westerdijk

Communicatie
Communicatie via reguliere P&C-cyclus.

Bewaking
Budgetten worden gemonitord waarna bijstelling van beleid zou kunnen volgen of aanraming van het beschikbare budget.

Overige risico's

13. Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs

Terug naar navigatie - 13. Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van de nieuwbouw voor het Comenius College.

Specifieke risico’s
U heeft in uw vergadering van 15 februari 2010 ingestemd met de notitie ‘de ontwikkeling van twee unilocaties’, waarin de nieuwbouw van het Comenius College is benoemd. Deze nieuwbouw valt uiteen in twee fases. De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze fase is vastgelegd in de beschikking van 17 december 2010 met kenmerk D41/182856. De eerste fase is inmiddels in gebruik genomen. De tweede fase zou volgens deze beschikking mogelijk in 2023 in gebruik worden genomen. Door vertegenwoordigers van het Comenius College is in 2017 aangegeven dat de school en het schoolbestuur voordelen zien in een latere in gebruik name van de tweede fase. Inmiddels wordt uitgegaan van een oplevering van de tweede fase in 2026, dan wel 2027.

De beschikking van 2010 ging uit van een ruimtebehoefte, gebaseerd op 1.341 leerlingen. Het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober 2019 bedroeg echter 1.876 leerlingen en en stijgt volgens de meest recente prognose (eerste kwartaal 2020) door naar 1.995 leerlingen voor deze locatie op 1 oktober 2037, de laatste teldatum die in de prognose is opgenomen. Een dergelijke stijging van het aantal leerlingen ten opzichte van de oorspronkelijke beschikking leidt niet alleen tot de noodzaak van het realiseren van meer onderwijskundige vierkante meters, maar heeft ook tot gevolg dat we naar verwachting een vijfde ‘gymvloer’ moeten realiseren. In 2010 gingen we nog uit van vier ‘gymvloeren’.

Naar aanleiding van de gegevens van 2010 verwachtten we dat voor de tweede fase van het Comenius College circa N 3.000 aan financiering nodig zou zijn voor de realisatie van de benodigde onderwijskundige vierkante meters (inclusief gymvoorziening, maar exclusief sloop, verhuizing en tijdelijke huisvesting). Bij het verloop van de Reserve Grote investeringen was beoogd dat het saldo beschikbaar was om de tweede fase van het Comenius College af te ronden. Het ‘Besluit Begroting en Verantwoording’ schrijft voor dat te activeren kosten zowel de vervaardigingprijs omvat, als de overige rechtstreeks aan de vervaardiging te relateren kosten. Om deze reden leidt de investering voor nieuwbouw van de tweede fase van het Comenius College op de bestaande locatie altijd tot een structurele extra kapitaallast binnen de gemeentelijke begroting.

Wij houden rekening met een stijging van de financieringsbehoefte. Dit komt door kostenstijgingen in de bouw en door de wijziging van het Bouwbesluit vanaf 2020, waarin ‘bijna energie neutrale gebouwen’ (BENG) de norm wordt. Dit laatste zal prijsverhogend werken bij nieuwbouw. In beginsel gaan wij uit van de VNG normbedragen, maar wij monitoren ook de mate waarin realistische marktconforme investeringen zich verhouden tot deze normbedragen. In de meerjarige doorkijk van de begroting houden wij rekening met een vanaf heden nog door u aanvullend te voteren krediet van 12.000 voor deze nieuwbouw, inclusief de nieuwe gymvoorziening. De verwachting is dat dit bedrag te laag zal zijn. De aanbesteding staat echter pas over enkele jaren gepland. Het laat zich moeilijk voorspellen hoe de normbedragen en het marktconforme prijspeil zich in de loop van de jaren ontwikkelen. In de eerste helft van 2020 wordt een meer specifieke doorrekening gemaakt van de te verwachten kosten. Wij zullen deze doorrekening opnemen in de Voorjaarsnota 2020.

Bij de nieuwbouw van scholen hebben wij de intentie om tijdelijke huisvesting zoveel mogelijk te beperken en indien tijdelijke huisvesting toch noodzakelijk is, proberen wij deze huisvesting opvolgend voor meerdere scholen in te zetten. Op deze wijze gaan wij zo efficiënt mogelijk om met (de financiële lasten voor) tijdelijke huisvesting. In vervolg op vaststelling van de Najaarsnota 2018 en Voorjaarsnota 2019 is daarom aan de Lijstersingel tijdelijke huisvesting voor scholen gerealiseerd, verdeeld over twee gebouwen. Deze tijdelijke huisvesting wordt in eerste instantie ingezet voor de Eben Haëzerschool en De Bouwsteen, daarna voor een deel van de leerlingen van de scholen aan de Meeuwensingel en tot slot voor een deel van de leerlingen van het Comenius College.

Bandbreedte financiële gevolgen
De resterende investeringsbehoefte voor de nieuwbouw van de tweede fase Comenius College bedraagt 11.000 tot 20.000 met een afschrijvingslast (exclusief rente) van maximaal 500 structureel. De bijbehorende financieringslasten bedragen circa 388 (2,5% rente * gemiddelde bouwsom). De kans van voordoen beschouwen wij als hoog (75%). Momenteel rekenen wij in de meerjarige doorkijk met een bedrag van N 12.000. De verwachting is dat dit bedrag te laag zal zijn. In de eerste helft van 2020 wordt een meer specifieke doorrekening gemaakt van de te verwachten kosten. Wij zullen deze doorrekening opnemen in de Voorjaarsnota 2020.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2017.
Vervolg: Najaarsnota 2016 (geactualiseerd), Jaarrekening 2016 (ongewijzigd), Voorjaarsnota 2017 (geactualiseerd), Begroting 2018 (ongewijzigd), Najaarsnota 2017 (ongewijzigd), Jaarrekening 2017 (geactualiseerd), VJN 2018 (geactualiseerd), Begroting 2019 (geactualiseerd), Najaarsnota 2018 (geactualiseerd), VJN 2019 (geactualiseerd), Begroting 2020 (geactualiseerd), Najaarsnota 2019 (geactualiseerd), Jaarrekening 2019 (geactualiseerd).

Beheersingsmaatregelen
Prognoses zijn zo goed mogelijke voorspellingen voor de toekomst op basis van de meest recente aanwezige gegevens. Met name op schoolniveau kunnen in de loop der jaren wijzigingen in de prognoses plaatsvinden en ook in de praktijk kan het leerlingenaantal afwijken van prognoses. Hierom laten wij prognoses gewoonlijk om de twee jaar actualiseren. De te verwachten lasten voor nieuwbouw en terug verhuizen verwerken wij uiterlijk bij de Voorjaarsnota 2021. Wij nemen uiterlijk in 2022 de beslissing over de definitieve grootte van de tweede fase van het Comenius College, op basis van de dan geldende prognoses. In aanloop hier naar toe laten wij jaarlijks prognoses opstellen voor alle scholen in Capelle, naar aanleiding waarvan ook de financiële prognose voor de tweede fase van het Comenius College bijgesteld wordt.

Informatie en communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij aandacht aan de te verwachten financiële financieringsbehoefte voor de tweede fase van het Comenius College.

Bewaking
Naar aanleiding van prognoses brengen wij jaarlijks het aantal te verwachten vierkante meters en de financieringsbehoefte in kaart.

14. Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting

Terug naar navigatie - 14. Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting

Omschrijving risico
Wij zijn over het algemeen geen eigenaar van schoolgebouwen, maar bezitten wel het zogenoemde ‘economisch claimrecht’. Dit betekent dat het eigendom van een schoolgebouw naar de gemeente terugvloeit, zodra het onderwijs in dit gebouw stopt. Wanneer scholen voornemens zijn om op termijn te sluiten, brengt dit zowel financiële als niet- financiële risico’s met zich mee. Wanneer scholen daarentegen groeien, moet de gemeente zorg dragen voor voldoende adequate onderwijshuisvesting en hebben scholen recht op een bedrag voor eerste inrichting en onderwijsleerpakket. Dit brengt financiële risico’s met zich mee.

Specifieke risico’s
Het eigendom van schoolgebouwen kan bij verschillende partijen liggen, maar over het algemeen ligt het juridisch eigendom van een schoolgebouw bij het schoolbestuur. Ook in Capelle is dit het geval, uitzondering hierop betreft de scholen die gehuisvest zijn in het MFC Fascinatio en de aanwezige tijdelijke huisvesting voor het onderwijs (onder meer bij de Lijstersingel). Bij het beëindigen van het gebruik van een schoolgebouw door een schoolbestuur wordt het eigendom van dit gebouw aan de gemeente ‘om niet’ overgedragen. Dit wordt ook wel het ‘economisch claimrecht’ van gemeenten genoemd.

Indien een schoolbestuur besluit om een onderwijslocatie te sluiten en het bijbehorende gebouw over te dragen aan de gemeente, dan is er sprake van een (onvermijdelijke) groei van de gemeentelijke vastgoedportefeuille. Dit biedt soms mogelijkheden; wellicht dat de locatie of het gebouw gebruikt wordt voor herontwikkeling, dan wel dat er huurders gevonden worden. Echter, het brengt ook risico’s met zich mee. Maatschappelijke risico’s in de zin dat een school, die vaak een belangrijke rol in een buurt vervult, verdwijnt en het risico op leegstand van een pand. Ook financieel liggen er risico’s. Als wij besluiten een gebouw te slopen, brengt dit kosten met zich mee. Indien wij wensen dat het gebouw in gebruik blijft zijn er -zolang er geen gebruiker/huurder bekend is- risico’s aangaande onderhouds- en exploitatielasten. De gemeente betaalt nu al de kosten voor OZB en verzekeringen van schoolgebouwen, voor deze financiële componenten is dan ook dekking binnen de huidige gemeentelijke begroting.

Wanneer scholen groeien, moet de gemeente zorg dragen voor voldoende adequate onderwijshuisvesting, de kosten voor OZB en verzekeringen betalen en hebben scholen recht op een bedrag voor eerste inrichting en onderwijsleerpakket.

Bandbreedte financiële gevolgen
Niet te kwantificeren. Indien het zich voordoet betreft het eenmalige kosten. De kans van voordoen beschouwen wij als gemiddeld (50%).

Beheersingsmaatregelen
Wij laten vanaf heden jaarlijks prognoses maken om de leerlingenontwikkeling te monitoren. Naar aanleiding daarvan maken wij een analyse over welke scholen wel en niet, binnen de huidige wet- en regelgeving, formeel als zelfstandige school (of nevenvestiging) kunnen blijven bestaan. Ook maken wij een analyse over welke scholen in de toekomst recht zouden kunnen krijgen op extra onderwijskundige ruimte en een financiële bijdrage aangaande eerste inrichting en onderwijsleerpakket. Hierover treden wij in overleg met de schoolbesturen.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2017
Vervolg: Begroting 2018 (ongewijzigd), Najaarsnota 2017 (ongewijzigd), Jaarrekening 2017 (ongewijzigd), VJN 2018 (geactualiseerd), Begroting 2019 (ongewijzigd), Najaarsnota 2018 (ongewijzigd), Voorjaarsnota 2019 (ongewijzigd), Begroting 2020 (ongewijzigd), Najaarsnota 2019 (ongewijzigd), Jaarrekening 2019 (ongewijzigd).

Verantwoordelijken
Ambtelijk:     Afdeling Samenleving en afdeling Facilitaire Diensten
Bestuurlijk:    Wethouder Struijvenberg en wethouder Van Veen

Communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij blijvend aandacht aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande de mogelijke opheffing van scholen, evenals aan de mogelijke financiële gevolgen van de stijging van het leerlingenaantal bij specifieke scholen.

Bewaking
Via het ‘Op Overeenstemming Gericht Overleg’ (Onderwijsplatform) bespreken wij met de schoolbesturen de ontwikkelingen aangaande de leerlingenaantallen en de toekomst van onderwijshuisvesting.

15. Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Terug naar navigatie - 15. Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke prijsstijging van de ontwikkelingen voortvloeiende uit het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs.

Specifieke risico’s
Bij vaststelling van de Najaarsnota 2018 heeft u besloten om een bedrag beschikbaar te stellen van in totaal 28.460 voor:

  • nieuwbouw van de Eben Haëzerschool / Rehobothschool, inclusief gymzaal, op de huidige CSV-locatie (ontwikkeling 1);
  • nieuwbouw aan de Meeuwensingel voor De Horizon, De Klim-Op en voor enkele lokalen van de Montessorischool, inclusief gymzaal (ontwikkeling 2) en
  • nieuwbouw onderwijshuisvesting in de Florabuurt omgeving, inclusief gymzaal (ontwikkeling 3).


Opvolgend op de Najaarsnota 2018 hebben wij in januari 2019 voor de ontwikkelingen 1 en 2 een beschikking afgegeven waarin staat opgenomen dat vervangende nieuwbouw van de desbetreffende scholen wordt toegekend. Schoolbesturen kunnen hieraan dan ook rechten ontlenen. Voor ontwikkeling 3 hebben wij (vooralsnog) geen beschikking af gegeven waarmee vervangende nieuwbouw wordt toegekend. De reden hiervoor is dat onderwijshuisvestingsontwikkelingen in Schenkel onlosmakelijk verbonden zijn met de gebiedsontwikkeling Florabuurt. Uw raad beslist, naar verwachting in 2020, over de gebiedsvisie Florabuurt. Wij zijn van mening dat nadere invulling van eventuele nieuwbouw of aanpassingen van scholen in het Florabuurt gebied pas kan plaatsvinden na of gelijktijdig met vaststelling van deze gebiedsvisie. Definitieve besluitvorming over toekomstige onderwijshuisvesting in de Florabuurt loopt bij voorkeur dan ook parallel aan de besluitvorming over dit gebied.

Het door u bij de Najaarsnota 2018 toegekende bedrag is een marktconform budget bij aanbesteding in 2019. Momenteel zijn de prijsstijgingen in de bouw fors. De prijsontwikkeling in de bouw naar de toekomst toe laat zich moeilijk voorspellen, maar er is een reëel risico dat de prijsstijging in de bouw nog enige tijd relatief hoog zal zijn. Bij de derde ontwikkeling in de Florabuurt omgeving gaan wij er daarnaast vanuit dat tijdelijke huisvesting niet nodig is. Indien dit wel nodig blijkt te zijn, dit is afhankelijk van de uiteindelijke planvorming, brengt dit aanvullende kosten met zich mee.

De algemene ledenvergadering van de VNG heeft in juni 2018 unaniem de motie-Heerhugowaard aangenomen, waarin opgeroepen wordt om in gesprek te gaan met het Rijk en onderwijsorganisaties over een substantiële verhoging van de bekostiging voor onderwijshuisvesting in het gemeentefonds. De VNG voert hier op dit moment onderzoek en lobbywerkzaamheden voor uit. Deze informatie heeft ook raakvlakken met het risico ‘onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs’.

Bandbreedte financiële gevolgen
Aanvullende investeringsbehoefte van 2.000 tot 6.000 met een afschrijvingslast (exclusief rente) van maximaal 150 structureel vanaf 2024. De kans van voordoen beschouwen wij gezien de huidige marktomstandigheden in de bouw als hoog (75%).

Verantwoordelijken
Ambtelijk:     Afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk:    Wethouder Struijvenberg

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018.
Vervolg: Begroting 2019 (geactualiseerd), Najaarsnota 2018 (geactualiseerd), Voorjaarsnota 2019 (geactualiseerd), Begroting 2020 (ongewijzigd), Najaarsnota 2019 (ongewijzigd), Jaarrekening 2019 (ongewijzigd).

Beheersingsmaatregelen
Eerst zal besluitvorming plaatsvinden door uw raad (vaststellen kaders), waarna vervolgens beschikkingen afgegeven zullen worden aan de desbetreffende schoolbesturen. De fasering kan per ontwikkeling verschillen. De projecten zijn ingebed in een projectstructuur waarbinnen wij diverse kaders zoals inhoud, planning en financiën zorgvuldig en realistisch op elkaar afstemmen.

Informatie en communicatie 
Aangaande ontwikkeling 3 geldt dat uw raad naar verwachting in 2020 over de gebiedsvisie Florabuurt beslist. Besluitvorming over de scholen in het Florabuurt gebied vindt plaats na of gelijktijdig met de vaststelling van deze gebiedsvisie. In de risicoparagraaf schenken wij, in ieder geval tot aan het moment van gunning, aandacht aan de mogelijke financiële risico’s voor de 3 genoemde ontwikkelingen.

16. Overschrijding budget door hogere aanneemsom

Terug naar navigatie - 16. Overschrijding budget door hogere aanneemsom

Omschrijving risico’s
Door de aantrekkende economie in de afgelopen jaren is er over het algemeen sprake van hogere prijzen voor materiaal en arbeid. Dit zien we terug in de aanbestedingen. Het risico bestaat dat de aanneemsom het beschikbare budget structureel significant overschrijdt. Onze huidige budgetten zijn als gevolg van de economische crisis in 2015 met 15% verlaagd. Sinds enkele jaren floreert de economie echter weer, wat wij terug zien in hogere aanneemsommen voor onze IBOR-projecten.

Specifieke risico’s
De kapitaallasten kunnen dusdanig hoog worden waardoor er te weinig geld beschikbaar blijft voor het dagelijkse structurele onderhoud. Hierdoor kunnen calamiteiten ontstaan. Het aantal projecten is echter vooralsnog te beperkt om hier conclusies aan te verbinden. Van de 44 projecten uit IBOR 2016-2020 zijn er in 2019 7 afgerond. Hierbij constateren wij dat, als gevolg van hogere aanneemsommen, de gemiddelde overschrijding op deze 7 projecten 40% bedraagt. Gezien het beperkte aantal van 7 op de 44 projecten is het te voorbarig om deze lijn voor de overige 37 projecten door te trekken. Wij vinden het echter belangrijk om bewust te zijn van dit risico.
Wanneer we de 40% indexatie op alle 40 projecten toepassen, is er totaal een aanvullend krediet van € 30,4 miljoen nodig. Dit blijkt uit de onderstaande tabel:

 

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal

Totaal kredieten taakveld 2.1 / 5.7 / 7.2

N 2.619

N 7.788

N 7.926

N 7.355

N 4.663

N 30.351

 

Verder zijn de gevolgen voor de afschrijvingslasten als volgt:

 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Toename afschrijvingslasten

N     0

N    45

N   148

N   313

N   514

625

725

828

828

 

Om de kredieten te financieren, zullen er leningen afgesloten moeten worden. De indicatieve rente hiervoor is als volgt:

 

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal kredieten taakveld 2.1 / 5.7 / 7.2

N 2.619

N 7.788

N 7.926

N 7.355

N 4.663

Rente percentage in begroting

1,50%

2,00%

2,50%

2,50%

2,50%

Indicatieve rente (cumulatief)

N    39

N   195

N   393

N   577

N   694

 

Bandbreedte financiële gevolgen
Voor de weerstandsratio calculeren wij met de afschrijvingslasten en de benodigde indicatieve rente die we nodig hebben om geld aan te trekken om de kredieten te financieren. Verder schatten wij de kans op dit moment op gemiddeld (50%). De impact per jaar is daarmee:

 

 

2020

2021

2022

2023

Afschrijvingslasten

N    45

N   148

N   313

N   514

Indicatieve rente voor benodigde financiering

N   195

N   393

N   577

N   694

Totaal impact

N   240

N   541

N   890

N 1.208

Kans van voordoen 50%

50%

50%

50%

50%

Kans * impact

N   120

N   271

N   445

N   604

 

Verantwoordelijken
Gehele organisatie.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij blijven de ontwikkeling van de aanneemsommen en de eventuele overschrijdingen volgen om te beoordelen of dit inderdaad financiële risico’s met zich mee gaat brengen. Daarnaast hebben we in de Begroting 2019 een stelpost indexeringen opgenomen onder programma 0.

Communicatie
Indien we op basis van een groter aantal aanbestedingen kunnen concluderen dat hier inderdaad sprake is van structurele overschrijdingen, leggen we in de eerstvolgende nota een voorstel voor met een cijfermatige onderbouwing.

17. Grondexploitaties

Terug naar navigatie - 17. Grondexploitaties

Omschrijving risico
Voor de toekomstige verwachte kosten en opbrengsten worden aannames gebruikt ten aanzien van de planning, verwachte verkoopprijzen, geraamde kosten, verwachte rentelasten, plankosten, etc. Er zijn verschillende onzekerheden en risico’s die het begrote financiële eindresultaat van de grondexploitatie kunnen beïnvloeden. Er is een onderscheid te maken tussen enerzijds risico’s met betrekking tot de kosten en opbrengsten die specifiek binnen een grondexploitatiecomplex kunnen worden erkend en anderzijds risico’s die voor de grondexploitatieportefeuille als geheel gelden.

Specifieke risico’s
In de geheime bijlage Actualisatie Grondexploitaties bij de Najaarsnota 2019 beschrijven we de voornaamste risico’s, de kansen en beheersingsmaatregelen per project.

Bandbreedte financiële gevolgen
0 – 1.400 (gemiddeld 700)
Het betreft verschillende soorten risico’s met zowel hoge als lage kansen van voordoen. We gaan uit van de gemiddelde kans van 50%.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Wethouder Van Veen

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Najaarsnota 2019

Beheersingsmaatregelen
In de geheime bijlage Actualisatie Grondexploitaties bij de Najaarsnota 2019 beschrijven we de voornaamste risico’s, de kansen en beheersingsmaatregelen per project.

Informatie en communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.