Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit

Definitie weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Definitie weerstandsvermogen

Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen of waar na het treffen van maatregelen nog restrisico’s overblijven, met de kans dat deze risico’s zich voordoen. De verhouding wordt uitgedrukt in een ratio.

Ratio weerstandsvermogen is beschikbare weerstandscapaciteit gedeeld door benodigde weerstandscapaciteit (risico's)

Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Terug naar navigatie - Beleid voor weerstandsvermogen en risicobeheersing

Het beleid ten aanzien van risico’s en weerstandsvermogen hebben wij vastgelegd in de Nota Reserves, Voorzieningen, Risicomanagement en Weerstandsvermogen 2017.
Wij streven na om geen onnodige risico’s te lopen, en zoveel mogelijk risico’s af te dekken, mits financieel verantwoord. Risico’s die niet worden afgedekt door bijvoorbeeld een verzekering of een voorziening, moeten kunnen worden opgevangen door de beschikbare weerstandscapaciteit.

De definitie van een risico luidt als volgt: De kans op het optreden van een gebeurtenis, die zowel positieve als negatieve gevolgen voor de gemeente kan hebben, waarvan de omvang nog onbekend is, maar van materiële betekenis kan zijn (groter dan N 250).

Eenvoudiger gezegd bestaat een risico dus uit kans * impact. In lijn met de genoemde beleidsnota hanteren we voor wat betreft de kans van voordoen hanteren we drie varianten: lage kans (25%), gemiddelde kans (50%) en hoge kans (75%). Voor wat betreft de impact, zijn er drie varianten mogelijk:

  1. Als de impact redelijk goed in te schatten is: als vaste waarde;
  2. Als de impact moeilijker in te schatten is: met een bandbreedte, waarin we een onder- en bovengrens geven en we rekenen met het gemiddelde;
  3. Als de impact (nog) niet in te schatten is: als pm.

Bij risico’s met een incidenteel karakter hanteren we een factor van 1, omdat het risico zich in één keer voor zal kunnen doen. Voor risico’s met een structureel karakter hanteren we een factor van 5 , gebaseerd op het lopende begrotingsjaar en de vier begrotingsjaren erna. Dat betekent dat de weerstandscapaciteit vijf maal zo groot moet zijn dan het totaalbedrag van het structurele risico.

De kwaliteit van het weerstandsvermogen wordt bij iedere document van de P&C cyclus gemeten. Dat wil zeggen dat we het weerstandsvermogen actualiseren en ook de risico’s opnieuw beoordelen. Zo kan het zijn dat er telkens nieuwe risico’s worden geïdentificeerd en dat eerder geconstateerde risico’s verdwijnen.

Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

Terug naar navigatie - Berekening benodigde weerstandscapaciteit (=risico's)

In deze paragraaf geven we een overzicht van de risico’s die op dit moment nog bestaan en geven we aan wat die risico’s voor de komende jaren betekenen. De lijst met risico's staat in de onderstaande tabel. De risico's die gekwantificeerd zijn en daarbij de basis voor de "benodigde weerstandscapaciteit" vormen, staan in de tabel daaronder. 

Totaal lijst risico's
Algemene risico's
1 Algemene uitkering gemeentefonds
2 Fiscaliteiten
3 Dividenden
4 Verleende borgstellingen voor instellingen
5 Oplopende rentelasten
6 Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen
7 Positie Waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)
Risico's sociaal domein
8 Participatiewet
9 Jeugdhulp
10 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) *
11 Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen
Overige risico's
12 Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs
13 Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting
14 Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs
15 Overschrijding budget door hogere aanneemsom
16 Grondexploitaties
17 Kosten coronacrisis Veiligheidsregio - VERVALT
* Inclusief "Uitspraak Centrale raad voor Beroep voor huishoudelijke ondersteuning" (bij Najaarsnota 2020 nog apart genoemd)
Berekening benodigde weerstandscapaciteit / risico's I/S* Kans Impact Riscobedrag
2020
Nr. Risico = kans * impact
3 Dividenden S 67% 890 N596
4 Verleende borgstellingen voor instellingen S 5% 10.567 N528
7 Positie Waarborgfonds sociale woningbouw (WSW) S 1% 309.291 N3.093
10 Wmo reële kostprijs S 75% 555 N416
10 Wmo- en leerlingenvervoer S 50% 250 N125
10 Wmo hulpmiddelen S 50% 350 N175
12 Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs S 75% 888 N666
14 Nieuwbouw voortvloeiende uit SHO S 75% 150 N113
16 Grondexploitaties S 50% 700 N350
Subtotaal structureel N6.062
Totaal, vermenigvuldigen met 5 N30.312
* I = Incidenteel (1 jaar) S=structureel (4 of 5 jaar)

Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Terug naar navigatie - Bepaling beschikbare weerstandscapaciteit en weerstandsratio

Hieronder staat de beschikbare weerstandscapaciteit en de berekening van de weerstandsratio. 

Beschikbare weerstandscapaciteit 2020
Rekeningssaldo V86.775
Post onvoorzien N0
Algemene Reserve minimumniveau * V10.000
Algemene reserve * V63.504
Bestemmingsreserves * V12.072
Totaal beschikbare weerstandscapaciteit V172.351
* Reserves: stand per 31-12
Berekening weerstandsratio 2020
Benodigde weerstandscapaciteit N30.312
Beschikbare weerstandscapaciteit V172.351
Weerstandsratio 5,7
Verloop weerstandsratio over de jaren
Jaarrekening 2017 6,7
Jaarrekening 2018 11,0
Jaarrekening 2019 3,5
Begroting 2020 3,1
Jaarrekening 2020 5,7

Financiële ratio's

Terug naar navigatie - Financiële ratio's

Het Besluit Begroting en Verantwoording schrijft voor dat we door middel van ratio's inzicht geven in onze financiële positie. Gemeenten zijn vrij om hier zelf duiding aan te geven. Niettemin heeft de provincie Zuid-Holland in een themacirculaire een aantal signaleringswaarden aangegeven. De signaleringswaarden staan in onderstaande tabel. 

Voor de financiële kengetallen geldt dat de verkoopopbrengst van de Eneco-aandelen een eenmalig gunstig effect heeft gehad op onze balans. 

Financiële ratio's Rekening 2019 Begroting 2020 Voorjaarsnota 2020 Najaarsnota 2020 Rekening 2020
1a netto schuldquote 47% 81% 12%
1b netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen 47% 81% 24% 16% 11%
2 solvabiliteit 35% 27% 59% 63% 62%
3 grondexploitatie 1% 5% 2%
4 structurele exploitatieruimte 4% -1% 4%
5 belastingcapaciteit 81% 81% 81%
Signaleringswaarden provincie Zuid Holland voor ratio's Categorie A minst risicovol Categorie B neutraal Categorie C meest risicovol
1a netto schuldquote <90% 90-130% >130%
1b netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen <90% 90-130% >130%
2 solvabiliteit >50% 20-50% <20-50%
3 grondexploitatie <20% 20-35% >35%
4 structurele exploitatieruimte >0% 0% <0%
5 belastingcapaciteit <95% 95-105% >105%


Netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen (1a en 1b)
Dit cijfer geeft inzicht in het niveau van de gemeentelijke schuldenlast ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft dus een indicatie van de mate waarin de rentelasten op de eigen middelen drukken. De schuldquote is dit jaar met 36% afgenomen. De voornaamste oorzaak hiervan is de verkoop van de Eneco-aandelen en de daarmee gepaarde aflossingen van leningen. Bij de Begroting 2020 was een significant hoger percentage gepresenteerd. Op dat moment was de verkoop van de Eneco-aandelen nog niet verwerkt in de begroting. Daarnaast is het percentage ook lager dan verwacht bij de Najaarsnota 2020. Enerzijds komt dit door een positiever rekeningresultaat en anderzijds doordat enkele investeringen nog niet zijn gerealiseerd. 

De netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen geeft dezelfde ratio weer, maar dan zonder verstrekte leningen aan andere organisaties. De omvang van deze verstrekte leningen is dermate laag dat deze ratio dezelfde uitkomst heeft als de netto schuldquote.

Solvabiliteitsratio (2)
Dit cijfer geeft het percentage eigen vermogen ten opzichte van het totaal vermogen weer. Deze ratio is met 28% toegenomen tot 63% en valt daarmee in de categorie minst risicovol (groen). De significante toename is eveneens te verklaren door de verkoop van de Eneco-aandelen. 

Grondexploitatie (3)
Dit cijfer geeft aan hoe groot de grondpositie (waarde van grond) is ten opzichte van de totale baten. Met 2% zit deze ratio ruimschoots in de categorie minst risicovol.  Wanneer deze ratio zou stijgen, zou er meer risico ontstaan: een positief risico bij goede marktomstandigheden en een negatief risico bij minder goede marktomstandigheden.

Structurele exploitatieruimte (4)
Dit cijfer helpt mee om te beoordelen welke structurele ruimte een gemeente heeft om de eigen lasten te dragen. Het kengetal wordt berekend door de incidentele baten en lasten en de structurele toevoegingen en onttrekkingen aan reserves te corrigeren op het jaarrekeningresultaat. Deze ratio is positief. 

Gemeentelijke belastingcapaciteit (5)
Dit cijfer geeft inzicht in hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Als dit percentage laag ligt, betekent dit dat de gemeente meer inkomsten uit belastingen zou kunnen verwerven. Onze lokale belastingen (OZB, afval- en rioolheffing) zijn relatief laag en staan op 81% van het landelijk gemiddelde. Om in aanmerking te komen voor financiële steun vanuit het Rijk (art. 12-status), moeten de lokale belastingen ten minste 120% van het landelijk gemiddelde zijn. 

Debt Service Coverage Ratio (6)
Bij de Najaarsnota 2019 hebben wij voor het eerst de Debt Service Coverage Ratio (DSCR) gepresenteerd. Deze ratio geeft een goed beeld van de ruimte die rente en aflossingen innemen in de exploitatie en geeft aan welk deel van de vrij beschikbare geldstroom opgaat aan rente en aflossingen. In de ideale situatie is deze ratio minstens 1. Over 2020 is deze ratio ruim positiever dan 1.

Debt Service Coverage Ratio 2020
Resultaat voor bestemming 87.983
Afschrijving 6.386
Rente 252
EBITDA (A) 94.621
Rentelasten 252
Aflossingen bestaande leningen 36.092
Aflossingen nieuwe leningen 0
Rente + Aflossing (B) 36.344
DSCR (A/B) 2,6

.

Debt Service Coverage Ratio Najaarsnota 2019* Voorjaarsnota 2020 Najaarsnota 2020 Jaarrekening 2020
Jaar 2020 0,3 2,4 2,4 2,6
*Bij de Begroting 2020 werd de DSCR nog niet berekend.

Afschrijvingsnorm (7)
De afschrijvingsnorm is strikt genomen geen financieel kengetal, zoals dat in het bedrijfsleven ook gebruik wordt. Het geeft niettemin een indruk van de ruimte die afschrijvingslasten in de totale begroting opnemen. Uit onderstaande tabel blijkt dat het percentage in 2020 3,0% was. De verwachting is dat dit percentage in de toekomstige jaren, als gevolg van de verwachte investeringen, gaat stijgen.

Afschrijvingsnorm 2020
Totaal afschrijvinglasten (A) 6.386
Totaal exploitatielasten (B) 216.093
Afschrijvingsnorm (A/B*100) 3,0%

Algemene risico's

1. Algemene uitkering Gemeentefonds

Terug naar navigatie - 1. Algemene uitkering Gemeentefonds

Omschrijving risico
De algemene uitkering van het Gemeentefonds is de belangrijkste inkomstenbron voor onze gemeente. Het risico bestaat hieruit dat de feitelijke inkomsten afwijken ten opzichte van de bedragen waar wij in de begroting rekening mee houden. In de praktijk blijkt vaak dat het Rijk werkt met “dagkoersen”, waardoor de wijzigingen in het fonds niet te voorspellen zijn.
Het fonds volgt voor een belangrijk deel de uitgaven van de Rijksoverheid, volgens de systematiek van ‘samen de trap op, samen de trap af’: als het Rijk meer uitgeeft, ontvangen gemeenten ook meer en andersom geldt hetzelfde.

Specifieke risico’s
Er zijn verschillende onzekerheden met betrekking tot de hoogte van de algemene uitkering:
A. De moeilijkheid met betrekking tot het juist kunnen inschatten van de algemene uitkering en met name het accres (= groei van het fonds) is één van de grootste risico’s. Te vaak is sprake van dagkoersen. Het belemmert het zorgvuldig kunnen voeren van de financiële huishouding. In de Najaarsnota 2019 hebben wij daarom een voorzichtere manier van het berekenen van het accres verwerkt (zie verder het onderdeel ‘beheersingsmaatregelen’).  In de Septembercirculaire 2020 werd duidelijk dat het hele meerjarige accres bevroren wordt, waardoor we voorlopig geen mutaties meer hoeven te verwachten. Onzeker is wanneer de gebruikelijke "trap op, trap af" systematiek weer wordt aangezet.

B. Het kabinet heeft eind maart 2018 aangekondigd de ambitie te hebben om de aardgasproductie in Groningen terug te schroeven zodat deze helemaal 0 is in het jaar 2030. Dit betekent dat het Rijk minder inkomsten aan aardgasbaten ontvangt. Mogelijk heeft dit ook gevolgen voor de uitgaven van het Rijk, als er bezuinigd moet worden om de begroting sluitend te houden.  In de Meicirculaire 2018 was te lezen dat het accres iets lager uitvalt, omdat het Rijk in haar voorjaarsnota rekening houdt met minder gasbaten, waardoor ook de lasten meerjarig omlaag moesten. Dit heeft invloed op het accres. Mogelijk wordt er in latere circulaires meer duidelijk over de impact hiervan.

C. Het BTW-compensatiefonds (BCF) wordt verrekend met het gemeentefonds. De afgelopen jaren is er ruimte onder het BCF-plafond geweest, maar deze ruimte wordt wel beperkter. Dit komt omdat gemeenten meer gaan investeren en daarmee meer gaan declareren in het BCF. Onze provinciaal toezichthouder waarschuwt ons dat de situatie ook om kan slaan naar een overschrijding van het plafond. In dat geval zouden gemeenten gekort worden op de algemene uitkering. De afrekening in het jaar 2019 was V 130 positief en in het jaar 2020 V 391 positief (bron: Meicirculaires).

D. Het accres wordt altijd nagecalculeerd en verrekend in de Meicirculaire. Soms is er sprake van onderuitputting van de rijksbegroting in een bepaald jaar, bijvoorbeeld in 2018. Toen moesten we N 573 nadelig verwerken (verrekening in jaar 2019). In 2019 was er gelukkig een positieve afrekening  van V 130 (verrekening in jaar 2020).  

E.  Begin 2021 zijn de voorlopige resultaten van de ‘herziening gemeentefonds’ gepresenteerd. Capelle aan den IJssel komt hier negatief uit, met een verwachte daling van N 700 structureel vanaf 2023. Het is onzeker of deze resultaten nog wijzigen als gevolg van bijvoorbeeld lobby's van andere gemeenten. 

F. In de Meicirculaire 2019 hebben gemeenten extra middelen voor Jeugdhulp ontvangen voor de jaren 2019, 2020 en 2021.  In de Septembercirculaire 2020 werd dit ook verlengd naar het jaar 2022. Volgens onze toezichthouder is het toegestaan dat we deze middelen als structureel aanmerken, ook al heeft er nog geen besluitvorming van het Rijk plaatsgevonden over eventuele continuering. Wij hebben er in de Begroting 2021 ook voor gekozen om de middelen in de begroting door te trekken. Het gaat om V 1.326 structureel vanaf 2023. Of we deze middelen daadwerkelijk ontvangen, is afhankelijk van besluitvorming van het nieuwe kabinet. 

G. Het rijk heeft voor gemeenten een pakket aan financiële maatregelen getroffen ter (gedeeltelijke) dekking van de coronakosten / -effecten die gemeenten ondervinden. In de decembercirculaire 2020 is een totaaloverzicht van het “compensatiepakket coronacrisis medeoverheden” opgenomen. Voor enkele maatregelen is alleen het landelijk plafond vermeld, en is de concrete verdeelsleutel nog niet bekend en/of is de verdeling afhankelijk van de werkelijke cijfers over 2020. Het betreft de volgende maatregelen/onderdelen: compensatie inkomstenderving na 1 juni (€ 100 mln., extra beschikbaar voor inkomstenderving (€ 150 mln.), afvalinzameling (€ 32 mln.), zwembaden en ijsbanen (€ 100 mln.) en verlenging steun sportverenigingen (1 okt t/m 31 dec) (€ 60 mln.).

De exacte verdeling is nog niet bekend, maar wel een positief risico voor de gemeente om eventuele tekorten die in 2020 ontstaan zijn op taakvelden in 2021 boekjaaroverstijgend te dekken.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het gemeentefonds is erg onvoorspelbaar en het is niet mogelijk om de mogelijke effecten goed te kwantificeren. De ervaring van de afgelopen jaren is dat er zowel grote voor- als nadelen kunnen ontstaan. Daarom staat dit bedrag op P.M.

Beheersingsmaatregelen
In de Najaarsnota 2019 hebben wij ‘stelpost voorzichtigheid’ opgenomen, om heel hoge accrespercentages te verlagen tot het gemiddelde accrespercentage van de afgelopen ca. 25 jaar. Hiermee creëren we voor een aantal jaar een voorzichtige begroting. In 2022 betreft dit N 931 en in 2025 N 382.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2012
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Financiën
Bestuurlijk: Wethouder Van Veen

Communicatie
n.v.t.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen van het Gemeentefonds.

Ondernomen en mogelijke acties
De laatst gepubliceerde circulaire is de Decembercirculaire 2020. Deze verwerken wij in  de Jaarrekening 2020 en Voorjaarsnota 2021. 

2. Fiscaliteiten

Terug naar navigatie - 2. Fiscaliteiten

Omschrijving risico
In het jaar 2020 heeft de gemeente in totaal € 27,0 miljoen aan fiscale transacties gehad. Het gaat hier om de btw, btw-compensatiefonds, loonheffingen op salarissen en vennootschapsbelasting.
Belastingen worden geheven door de Belastingdienst aan de hand van wet- en regelgeving. Deze zijn die continu in beweging is. Omdat de gemeente op vele (fiscale) gebieden opereert dient zij rekening te houden met vele bijzonderheden in de uitvoering van deze wetten en de interpretatie hiervan ter voorkomen van fouten in de aangiften en naheffingen van belastingen.
Vanaf 2015 is er meer aandacht besteed aan de fiscale positie van de gemeente naar aanleiding van een boekenonderzoek. Deze aandacht is echter beperk ingeregeld binnen de gemeente. De afgelopen periode zijn we vooral bezig geweest met losse dossiers en intern adviseren. Het strak opzetten van een TCF is daardoor blijven liggen. Dit zal in 2021 met een plan van aanpak worden opgepakt. Hieronder worden de bekende risico’s benoemd. Deze lijst is niet limitatief maar een opsomming wat thans bekend is.

Specifieke risico’s

BTW grondexploitaties
De belastingdienst heeft vragen gesteld over de belastingaangifte 2018 over de grondexploitaties. Als gevolg van de toegezonden stukken heeft de belastingdienst een brief gestuurd over de inrichting van de administratie en het boeken van facturen voor wat betreft de btw en het recht op aftrek van de btw. Om een juiste aangifte te doen is er onderzoek gedaan door Deloitte en is er een herziende opgave gedaan. Deze herziende aangifte heeft ook effect op de reguliere aangifte en het BCF.
Wij zijn met de Belastingdienst bezig om in compliance te komen. Dit betekent voor 2019 en 2020 dat er eveneens nog een suppletie te worden aangeleverd. Samen met Deloitte heeft afstemming plaats gevonden met de Belastingdienst hoe we de correctie in moeten dienen. De suppleties zullen medio 2021 worden ingediend.

BTW re-integratiegelden 2016-2020
Als gevolg van de uitspraak over btw op re-integratie ontstaat hier een positief risico op teruggaven van een deel van de btw op de re-integratiegelden uit het BCF. Dit stond al in de stijgers vanaf 2015 maar als gevolg van een fiscale rechtszaak op dit gebied zijn alle onderhandelingen destijds bevroren.
We zullen afhankelijk van feiten en omstandigheden nog geld terug ontvangen. De bedragen zijn niet zo groot als die van 2009-2014 omdat de systematiek gewijzigd is en ook veel zaken zelf worden.
Inmiddels is de eerste suppletie over 2015 goedgekeurd door de belastingdienst. De jaren 2016 t/m 2020 dienen nog worden gesuppleerd, maar deze moeten worden getoetst aan de norm die is gesteld door de Hoge Raad.

BTW afvalbijdragen van Nedvang is ondernemerstaak ipv overheidstaak
De gemeenten krijgen voor het scheiden van het afval een bijdragen uit het fonds van Nedvang. Omdat dit geen wettelijke taak was (per juni 2020 is dit veranderd), is de belastingdienst landelijk bezig om de btw op deze bijdrage te vorderen. De gemeenten dienen dus een nota over de ontvangsten van de afgelopen 5 jaar een rekening sturen en voor de btw over de gemaakte kosten een correctie moeten maken op de aangiften BCF. In de administratie is er echter geen scheiding gemaakt over deze stromen en zal er nader onderzoek moeten worden gedaan over de kosten.
De correctie heeft plaatsgevonden in 2020, echter volgens de VNG zou de regeling per juni 2020 is zijn veranderd waardoor er geen correctie zou moeten plaats vinden. Dit blijkt feitelijk onjuist. Ook voor het jaar 2020 dient er dus nog een correctie plaats te vinden. Daarnaast kan deze wijziging consequentie hebben voor de berekening van de afvalstoffenheffing.

BTW op bijdragen aan derden
In het verleden zijn er bijdragen verstrekt aan verschillende partijen, subsidies of overige bijdragen. Uit een de naheffingsaanslag bij het Isala Theater is gebleken dat dergelijke bijdragen niet altijd vrij zijn van btw. Aan de hand van deze uitkomst is door de wethouder Financien verzocht om een inventarisatie te doen van alle bijdragen en deze te toetsen op de btw-regelgeving. Er zal eind 2021 een memo worden geschreven over de bevindingen.

Vennootschapsbelasting
Per 1 januari 2016 zijn overheidsinstellingen onderworpen aan de Wet op de Vennootschapsbelasting (Vpb).

VPB reclame inkomsten
Vanaf 2016 moeten wij Vpb betalen over onze reclame inkomsten (commerciële contracten), echter samen met onze externe fiscalist heeft de gemeente gesteld dat meerjarige contracten afgesloten voor 1 januari 2016 niet leiden tot vennootschapsbelasting in de contractperiode vanaf 2016.
Dit standpunt is ook medegedeeld aan de Belastingdienst. In november 2020 heeft de Belastingdienst onze aangiften gecontroleerd en gesteld dat zij niet akkoord gaan met ons standpunt. Heeft geleid tot een naheffingsaanslag van 870K die verwerkt is in de jaarrekening 2020. Er is inmiddels bezwaar aangetekend tegen de opgelegde naheffingsaanslag voor 2016 en we zullen onze overige aangiften aanpassen om deze mee te laten liften met het bezwaar. E.e.a. kan mogelijk leiden tot een vermindering. Ook landelijk wordt er via de VNG een bezwaar ingediend tegen het belasten van reclame inkomsten van de gemeenten. De gemeente heeft aangegeven dat onze herziene aangiften onder behoud van rechten wordt gedaan.

VPB grondexploitatie
Fiscaal wordt winst op een andere manier berekend dan de gemeente Capelle aan den IJssel dit doet voor grondexploitaties. Kort gezegd zijn de grondexploitaties die worden gepresenteerd in de P&C documenten op commerciële basis waarin keuzes worden gemaakt om kosten al dan niet toe te rekenen aan de grondexploitatie. Echter dit vertegenwoordig niet waarde conform de (fiscale) eisen van goed koopmansgebruik voor het bepalen van het resultaat in een jaar (winst/verlies).
Kosten dienen fiscaal worden toegerekend op goed koopmansgebruik met in achtneming van een bestendige gedragslijn die onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst. Bij het controleren van de belastingdienst zal inhoudelijk worden gekeken (op factuur of memoriaal basis) of alle kosten wel juist zijn verantwoord en wel redelijkerwijs behoren in de berekening van het resultaat in een jaar.
Kosten die ter discussie komen te staan en niet kunnen worden onderbouwd aan de hand van de vastgelegde administratie (externe facturen) of toerekeningen van commerciële tarieven aan het grondbedrijf, worden gecorrigeerd. In de praktijk houdt dit vaak in dat niet de berekening van het resultaat een andere methode wordt aangehouden.
Vanaf 2016 is er op basis van een Quickscan bepaald dat onze grondexploitatie niet door de ondernemerspoort komt, door verliezen uit het verleden. Of de belastingdienst akkoord is met het bepalen van de beginbalans en de jaarwinsten vanaf 2016 is niet bevestigd en de jaarlijkse scan is intern niet gecontroleerd. Omdat er na 2016 de ontwikkelingen niet stil zijn blijven staan en dat de Quickscan niet waterproof blijkt te zijn is er besloten om door PWC een onderzoek te doen naar onze grondexploitaties in kader van de winstgevendheid. Uit het rapport blijkt dat onder de aangeleverde informatie dat de hoogte van de mogelijke vpb plicht nihil is.

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M.

Beheersingsmaatregelen
Wij monitoren de landelijke ontwikkelingen en beoordelen de fiscale transacties van onze gemeente.

Verloop
1e moment van opname: Begroting 2014,
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

3. Dividenden

Terug naar navigatie - 3. Dividenden

Omschrijving risico
Wij zijn aandeelhouder van onder andere Stedin N.V., N.V. Irado en B.V. Gemeenschappelijk Bezit Evides (Evides) en ontvangen hier jaarlijks dividend voor. Het risico bestaat hierin dat het dividend lager of hoger is dan waar wij in de begroting rekening mee houden.
Onder de tekst staat een tabel met de betreffende bedragen.

Specifieke risico’s

Stedin
De gemeente is samen met 43 andere gemeenten eigenaar van Stedin N.V. Per 31 januari 2017 is de splitsing van het netwerkbedrijf (Stedin N.V.) en het energiebedrijf (Eneco N.V.) gerealiseerd. U heeft als gemeenteraad ingestemd met deze splitsing. De splitsing heeft vooralsnog geen directe financiële effecten op de waardering van het aandeel/ de aandelen en het dividend. Voor het dividend van Stedin bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot.

Stedin duidt een aanmerkelijk lager resultaat voor 2020 dan eerder werd aangenomen. Dat resulteert op basis van de huidige afspraken in een lager dividend. In de Najaarsnota 2019 hebben wij daarom reeds voorgesorteerd op dit mogelijke risico. Wij hebben het dividend voor de jaren 2020 en 2021 (uit te betalen in 2021 en 2022) naar nul gebracht. In de Najaarsnota 2020 bent u geïnformeerd dat wij voor de jaren vanaf 2023 890 aan dividend begroten en dat wij het risico op het niet realiseren van dit dividend calculeren op 67%.

Samen met de Aandeelhouderscommissie en Stedin is een werkgroep Lange Termijn Financiering (LTF) samengesteld. Het doel van deze werkgroep is om samen met Stedin te kijken waar de uitdagingen liggen voor Stedin met betrekking tot de energietransitie en hoe dit financieel vertaald wordt en wat de mogelijke oplossingsrichtingen kunnen zijn. Er wordt voor de langere termijn binnen de werkgroep LTF naar diverse oplossingsrichtingen gekeken hoe de extra investeringen gefinancierd kunnen worden.

De verwachting is reëel dat het dividend, vanwege de benodigde oplopende investeringen voor Stedin, de doorbelastingen van Tennet, in samenhang met de wet- en regelgeving voor netbeheerders, meerjarig structureel beduidend lager zal worden. Rekening gehouden zal moeten worden met een dividend dat zal afnemen naar circa nihil. Eveneens bestaat een reële mogelijkheid dat aan de aandeelhouders gevraagd zal worden een bijdrage (in welke vorm dan ook) te leveren aan de benodigde financiering van de extra investeringen. Positief aspect daarbij zal zijn dat daar een verwacht positief rendement tegenover zal staan. Wij wachten de uitkomsten van de werkgroep LTF af. Naar alle waarschijnlijkheid wordt in het tweede kwartaal van 2021 een informatieavond georganiseerd waar de aandeelhoudende gemeenten worden geïnformeerd over een mogelijke kapitaalvraag en alle mogelijke effecten op ons toekomstige dividend.

Evides
Bij de Voorjaarsnota 2020 hebben we op basis van de dividendprognose het begroot dividend voor Evides meerjarig aangepast. Voor het dividend van Evides bestaat in algemene zin het risico dat wij minder aan dividend ontvangen dan begroot. In de Najaarsnota 2020 staat een voorstel voor het verlagen van het meerjarig dividend, om de solvabiliteit van Evides te verhogen.

Irado
Sinds 1 januari 2018 zijn we aandeelhouder geworden van Irado. Wij bezitten, net als de gemeenten Schiedam en Vlaardingen, 1/3 deel van de aandelen. Op basis van de historische resultaten hebben wij een dividend begroot vanaf 2019 van 330. Vanwege de impact van de coronacrisis is het dividend van boekjaar 2019 (te ontvangen in 2020) verlaagd van V 330 naar V 110. Ook het dividend 2020 (te ontvangen in 2021) is naar verwachting N 83 lager (25%). In de Najaarsnota 2020 hebben wij dit verwerkt in onze begroting. 

Bank Nederlandse Gemeenten (BNG)
We ontvangen ook jaarlijks dividend van de BNG. Vanwege de coronacrisis is het dividend 2019 (uit te keren in 2020) opgeschort. Jaarlijkse begroting is V 9. 

We ontvingen in 2020 voor het laatst dividend van Eneco, maar vanaf 2021 niet meer, omdat de aandelen verkocht zijn.

Bandbreedte financiële gevolgen
Op dit moment is vooral het dividend van Stedin risicovol. In 2021 en 2022 hebben we dit afgeraamd naar 0, maar in 2023 en 2024 nog niet. We calculeren het risico als volgt: 2/3e kans oftewel 67% kans op het niet realiseren van het begrote dividend van V 890. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Financiën
Bestuurlijk: wethouder Van Veen

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2016
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
Wij volgen de ontwikkelingen rondom de wetgeving en de bestuursbesluiten van Stedin, Irado en Evides nauwlettend.

Informatie en communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen.

Ondernomen en mogelijke acties
Niet van toepassing.

Nutsbedrijf / Bank Rekening 2019 Begroting 2020 Rekening 2020 Begroting 2021 Begroting 2022 Begroting 2023 Begroting 2024
Eneco N.V. V1.295 V1.295 V1.295 N0 N0 N0 N0
Stedin N.V. V869 V971 V971 N0 N0 V285 V285
Evides N.V. V695 V600 V589 V498 V426 V426 V444
Irado N.V. V366 V110 V110 V247 V330 V330 V330
BNG V22 N0 N0 V9 V9 V9 V9
Totaal V3.247 V2.976 V2.965 V754 V765 V1.050 V1.068

4. Verleende borgstellingen voor instellingen

Terug naar navigatie - 4. Verleende borgstellingen voor instellingen

Omschrijving risico
Voor een aantal verenigingen en stichtingen staan wij garant voor leningen die zij zijn aangegaan. Het risico bestaat hierin dat als deze organisaties niet meer aan hun verplichtingen tot terugbetaling kunnen voldoen, de leningverstrekker een beroep kan doen op ons.

Specifieke risico’s
Vanwege aanvullende voorschriften van de provincie in het kader van het financieel toezicht, is dit een verplicht onderdeel geworden bij de bepaling van het weerstandsvermogen. Het betreft garanties voor leningen waarvoor de gemeente 100% garant staat, zonder betrokkenheid van een andere waarborginstelling. Het gaat om leningen aan Verpleeghuis Rijckehove, St. IJsselland ziekenhuis, VV Capelle en het Rijksmonument Dorpsstraat 164, in totaliteit een bedrag van 10.567 (voorlopig bedrag per 31-12-2020). VV Capelle heeft in verband met de coronamaatregelen de laatste twee kwartalen van 2020 geen aflossing betaald. De lening had een einddatum van 1-4-2021. Dit is nu verplaatst naar 1-10-2021. Er staat nu nog een bedrag van 10 open.

Bandbreedte financiële gevolgen
De ervaring leert dat geen enkele garantie wordt aangesproken. Vanuit het voorzichtigheidsbeginsel is het raadzaam een percentage te hanteren om de risico’s van deze garantstellingen te kwantificeren. Wij hebben dit percentage vastgesteld op 5%. Het risico komt dan uit op circa 528 (10.567 x 5%). 

Verloop
Eerste moment van opname: begroting 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
De Verordening Borgstellingen Gemeente Capelle aan den IJssel 2020.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk:         afdeling Financiën
Bestuurlijk:       wethouder Van Veen

Communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
Bij de toetsing van de jaarstukken van de betrokken instellingen wordt gelet op het risico voor de gemeente.

5. Oplopende rentelasten

Terug naar navigatie - 5. Oplopende rentelasten

Omschrijving risico
Het risico bestaat dat we op termijn onvoldoende rentelasten in onze begroting verwerkt hebben.

Specifieke risico’s
Uit de liquiditeitsprognose blijkt dat er sprake is van een financieringsbehoefte gedurende, maar ook na, de looptijd van onze meerjarenbegroting. Door het hanteren van een oplopend rentepercentage in latere jaren zal er sprake zijn van een oplopende rentelast.

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment geprognosticeerde rentelasten zijn verwerkt in de begroting. De gehanteerde rentepercentages zijn: 2020 en 2021: 0,5%; 2022 en 2023: 1,0%; 2024 en 2025: 1,5% en 2026 t/m 2028: 2,0%.

Wij presenteren hier in het vervolg een doorkijk naar de 4 jaar na de begrotingsperiode voor de geprognosticeerde nog aan te ramen rentelasten. Deze prognose is op basis van een aanname van historische investeringen en de van toepassing zijnde meerjarenbegroting . De rentelasten in deze doorkijk zijn als volgt. Ze maken deel uit van de meerjarige doorkijk in de begroting.

2024

2026

2027

2028

N298

N602

N809

N916

 

 

 


Beheersingsmaatregelen
De beste beheersingsmaatregel is om structureel en reëel evenwicht in de begroting te hebben. Hierbij dienen de inkomsten ten minste gelijk te zijn aan de uitgaven en de investeringen maximaal de afschrijvingslast te bedragen. Het resterend risico is dan een stijgend rentepercentage.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:     afdeling Financiën
Bestuurlijk:    wethouder Van Veen

Communicatie
In deze risicoparagraaf zullen wij communiceren over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
Wij monitoren continu de ontwikkeling van de rente.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij verwerken in de voorjaarsnota, begroting en najaarsnota de meerjarige ontwikkeling van de rente.

6. Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen

Terug naar navigatie - 6. Niet of onvoldoende geraamde vervangingsinvesteringen

Omschrijving risico
Het risico bestaat hierin dat we op termijn in onze begroting onvoldoende kapitaallasten verwerkt hebben van bijvoorbeeld (vervangings-)investeringen in gebouwen, openbare ruimte (IBOR) en herstructureringen, maar ook voor de onderwijshuisvesting. Daarnaast is er sprake van het risico op inflatie.

Specifieke risico’s
Het risico is dat investeringskosten onderhevig zijn aan inflatie en dat investeringen hoger uitvallen dan begroot. Investeringen in activa zoals panden of objecten in de openbare ruimte hebben vaak een doorlooptijd van meerdere jaren. In deze periode kunnen de bouw- of projectkosten toenemen, waardoor de begroting van de investeringskredieten overschreden wordt. Een overschrijding van een investeringskrediet leidt tot een onrechtmatigheid in de jaarrekening van de gemeente.
Eerder hebt u besloten de begroting duurzaam te willen transformeren. De eerste grote stappen daartoe zijn gezet met uw besluit het ten laste van de jaarlijkse exploitatie brengen van de afschrijvingslasten van de investeringen in de openbare ruimte (IBOR), de unilocaties voorgezet onderwijs en de sportparken. Tot en met het jaar 2024 zijn de afschrijvingslasten in de begroting verwerkt. De komende jaren – vanaf 2025 – zullen echter nieuwe structurele afschrijvingslasten ontstaan bij het investeren in nieuwe (school-)gebouwen, in de openbare ruimte (IBOR) en herstructureringsprojecten, die in de begroting verwerkt zullen moeten worden.

Bandbreedte financiële gevolgen
Alle op dit moment in beeld zijnde afschrijvingslasten zijn verwerkt in de (meerjaren)begroting 2021 tot en met 2024. Conform de toezegging bij de Voorjaarsnota 2017 presenteren we hier in het vervolg een doorkijk naar de 4 jaar na de begrotingsperiode voor de geprognosticeerde nog aan te ramen afschrijvingslasten. Deze prognose is op basis van een aanname van historische investeringen, toekomstige investeringen (zoals de 2e fase Comenius college, een resterend bedrag van 12 miljoen na besluitvorming in de Voorjaarsnota 2019) en de reeds geplande afschrijvingslasten. De gehanteerde gemiddelde afschrijvingstermijn voor de nieuwe investeringen is 25 jaar. De afschrijvingslasten in de jaren 2025 tot en met 2028 zijn als volgt. Ze maken deel uit van de meerjarige doorkijk in de begroting.

2025

2026

2027

2028

N662

N1.144 N2.075 N2.585


Beheersingsmaatregelen
Uw besluit de begroting duurzaam te willen transformeren, is de meest effectieve beheersingsmaatregel. Bij elk P&C document nemen we de te verwerken nieuwe afschrijvingslasten mee in de afwegingen.

Verloop
Eerste moment van opname: Jaarrekening 2009.
Geactualiseerd: Jaarrekening 2010 (informatie over ondernomen en mogelijke acties), Begroting 2012 (informatie over genomen actie), Begroting 2014 (aanpassing naar aanleiding van transformatie), elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:         Directie
Bestuurlijk:       wethouder Van Veen

Communicatie
In deze risicoparagraaf communiceren wij over de verwachte financiële ontwikkelingen.

Bewaking
Bij elke investering informeren wij u over de gevolgen voor de afschrijvingslasten. Daarnaast beoordelen we bij de jaarrekening de activa op bestaan.

Ondernomen en mogelijke acties
In de financiële doorkijk na de meerjarenbegroting hebben we de toename van de afschrijvingslasten opgenomen.

7. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Terug naar navigatie - 7. Positie waarborgfonds sociale woningbouw (WSW)

Omschrijving risico
Wij zijn als tertiaire achtervang verantwoordelijk voor leningen van woningcorporaties, na het waarborgfonds sociaal domein (WSW) en de woningcorporaties. Ondanks dat er signalen waren dat het minder goed gaat met de financiële positie van het WSW, heeft Standard & Poor’s in 2020 de AAA-rating aan het WSW toegekend, hun positie werd in 2020 stabiel geacht. Zij verwachten dat de Nederlandse overheid, zo nodig, tijdelijke steun zal verlenen aan het WSW. De vooruitzichten van het garantiestelsel van het WSW worden stabiel geacht. Ze verwachten dat de Covid-19 pandemie een beperkte invloed zal hebben op de positie van het WSW, omdat de overheid financiële steun verleend aan kwetsbare huurders. De toezichthouder Autoriteit woningcorporaties (Aw) heeft het rapport waarin geconcludeerd werd dat het WSW de gevraagde zekerheid voor de achtervang niet kan waarmaken. Dit rapport is aangeboden aan het Ministerie van BZK. De Autoriteit Woningcorporaties concludeert dat het onzeker blijft of het kapitaal van WSW toereikend is op het moment dat woningcorporaties in betalingsproblemen komen. Deze conclusie is, voor de garantstellingen van de woningcorporaties, een vergoot risico voor de gemeente door de positie van het WSW.

Specifieke risico’s
Niet van toepassing.

Bandbreedte financiële gevolgen
De woningcorporaties waarvoor de gemeente garant staat zijn Stichting Havensteder, Stichting Woonzorg en Vestia. Het totale openstaande bedrag van deze corporaties is per 31 december 2020 309.291. De kans van voordoen schatten wij als laag: 1%. Het totale risicobedrag komt daarmee op 3.093.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:     Financiën
Bestuurlijk:    wethouder Van Veen

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2021. Ongewijzigd bij Najaarsnota 2020.

Beheersingsmaatregelen
Wij volgen de ontwikkelingen nauwlettend.

Informatie en communicatie
We rapporteren over de ontwikkelingen bij de diverse P&C-documenten.

Bewaking
De afdeling Financiën volgt de ontwikkelingen.

Ondernomen en mogelijke acties
Als gemeente hebben we hier geen invloed op.

Risico's sociaal domein

8. Participatiewet

Terug naar navigatie - 8. Participatiewet

Omschrijving risico
Risico’s met betrekking tot de ontwikkeling van de Rijksbijdrage BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten), Participatiebudget en Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw).

Specifieke risico’s
1) Alternatieve financiering loonkostensubsidie
Eén van de middelen die het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking kan stimuleren is loonkostensubsidie. Hiermee worden werkgevers gecompenseerd die werknemers met een arbeidsbeperking in dienst nemen waarvan de loonkosten hoger liggen dan hun werkelijke productiviteit.
De staatssecretaris heeft een ‘Breed Offensief’ ingezet om belemmeringen weg te nemen die werkgevers ervaren bij het aannemen van mensen met een beperking. Binnen dit Offensief wordt gekeken naar een alternatieve wijze van de financiering van loonkostensubsidie, die wordt gefinancierd via de BUIG. Deze wijziging kan mogelijk een financieel effect hebben op de hoogte van de BUIG. De mogelijke wijziging is in 2020 niet doorgevoerd. Dit risico heeft zich daardoor niet voorgedaan.  Het risico blijft voor komend jaar wel bestaan.

2) Onderkant arbeidsmarkt 

  • De eerdere bezuinigingen op de Rijksbijdrage (subsidie per Standaard Eenheid - SE) en de daling van het aantal Wsw-ers leidt tot een hogere gemeentelijke bijdrage.
    Dit is een structureel risico/ gegeven. De fictieve rijksbijdrage Wsw dekt jaarlijks structureel niet de kostprijs voor de Wsw. Dit is een landelijke tendens. 
  • Het ministerie van SZW voert een verdiepend onderzoek uit naar de financiering van beschut werk. Dit kan leiden tot een wijziging in de huidige financieringssystematiek.
    De financieringssystematiek wordt per 1 januari 2022 aangepast. Dit risico heeft zich in 2020  niet voorgedaan. Zie ook punt 1.
  • Als gevolg van de cao Sociale Werkvoorziening stijgen per juli 2020 de salarissen van medewerkers die onder de Wet sociale werkvoorziening vallen met 1,6%. Deze loonstijging is niet in het Ondernemingsplan Promen 2020 opgenomen en kan invloed hebben op het resultaat voor 2020.
    Dit risico heeft zich in 2020 niet voorgedaan. Deze stijging van de salarissen zal wel per 1 januari 2021 ingaan. De gevolgen van de CAO zijn opgenomen in het Ondernemingsplan Promen 2021.

3) Stichting CapelleWerkt (SCW)
Functionaris met wachtgeldregeling
Eén functionaris van de Stichting CapelleWerkt heeft een wachtgeldregeling. Op basis daarvan zijn er lagere salarislasten in de begroting van de Stichting CapelleWerkt opgenomen. Zodra de wachtgeldregeling eindigt moet rekening gehouden worden met een volledig marktconform salaris waarvoor geen dekking in de begroting is opgenomen. Hiervoor loopt de gemeente – hoewel relatief klein in omvang – als enig eigenaar, het volledige risico.

Toekomstverkenning SCW
Op 17 maart 2020 is de Toekomstverkenning activiteiten Stichting CapelleWerkt vastgesteld (collegevoorstel 145761). Wij verwachten dat de Stichting CapelleWerkt conform planning in 2021 wordt opgeheven en dat de activiteiten worden ondergebracht bij andere partijen. De medewerkers van CapelleWerkt zullen naar verwachting zoveel als mogelijk worden ondergebracht bij de partijen die de activiteiten van Capellewerkt gaan voortzetten. De gesprekken hierover lopen nog en op dit moment is nog niet aan te geven welke financiële gevolgen dit heeft voor onze gemeente in 2021.

Bandbreedte financiële gevolgen
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De realisatie op het Participatiebudget en de BUIG wordt continu gemonitord om optimaal gebruik te maken van het budget. De ontwikkeling van een mogelijke alternatief model van financiering van de loonkostensubsidie wordt nauwlettend in de gaten gehouden.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2011
Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien. 

Verantwoordelijken
Ambtelijk:   Afdeling Samenleving
Bestuurlijk:  Wethouder Westerdijk

Communicatie
In de risicoparagraaf wordt aandacht gegeven aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande budgetten en bestedingen.

Bewaking
We rapporteren per P&C document en blijven de ontwikkelingen volgen.

Ondernomen en mogelijke acties
n.v.t.

9. Jeugdhulp

Terug naar navigatie - 9. Jeugdhulp

Specifieke risico’s
Het risico ontstaat door een aantal aspecten. Dit kan resulteren in zowel een positief als negatief risico voor onze gemeentelijke begroting. Deze aspecten zijn:

  1. Op basis van de definitieve jaarstukken 2019 van de GR Jeugdhulp gaan wij uit van een meerjarige inleg waarbij ons aandeel voor 2021 en verder 5,091% (2020: 4,974%) bedraagt van het totaal aan bijdragen van de deelnemende gemeenten. Dit gewogen gemiddeld percentage wordt gehanteerd voor de begroting 2021. De komende jaren moet duidelijk worden of dit een reëel percentage is.
  2. Vanaf 2021 wordt de bijdrage van iedere individuele gemeente aan de gemeenschappelijke regeling bepaald door het gewogen gemiddelde gebruik te nemen over twee voorafgaande peiljaren. Evenals de rekenmethodiek die gehanteerd is tot en met 2020,  betaalt bij deze rekensystematiek  iedere gemeente uiteindelijk de eigen kosten. Echter eventuele schommelingen in de kosten worden gedurende twee jaar opgevangen in plaats van drie jaar. Met de nieuwe rekenmethodiek moet het verschil tussen de bijdrage (begroting) van de gemeenten en het werkelijk zorgverbruik dichter bij elkaar komen.
  3. Voor 2020 is de definitieve begroting van de GR Jeugdhulp met ruim € 18,33 miljoen opgehoogd (+8,0%) tot een totale begroting van € 248,08 miljoen. De ontwerpbegroting 2021 bedraagt in totaal € 246,69 miljoen. Hierin is een taakstelling opgenomen van € 2,69 miljoen. Hoewel de deelnemende gemeenten voor 2021 en 2022 de taakstelling voldoende hebben onderbouwd, is het onzeker of de taakstelling daadwerkelijk gerealiseerd zal worden. Met als uitgangspunten het gewogen gemiddeld aandeelpercentage van 5,091% en de correctie wegens een lagere zorgproductie over 2019 is de inleg 2021 voor onze gemeente vooralsnog berekend op € 11,31 miljoen. De inleg voor de jaren 2022 en 2023 is mede afhankelijk van de hoogte van de werkelijke zorgkosten over 2020. 
  4. Het jaar 2020 werd gekenmerkt door de corona. De Jeugdzorg heeft hiermee ook te maken gehad. Enerzijds door uitgestelde zorg anderzijds door extra kosten wegens preventieve maatregelen en andere meerkosten. Vooralsnog bleken de incidentele extra kosten ten gevolge van de corona – voor wat betreft de regionale jeugdzorg – gedekt te kunnen worden uit het risicobudget dat de GRJR in de begroting 2020 had opgenomen. Op lokaal niveau hebben we de meerkosten voor het jaar 2020 gecompenseerd. Het is nog onduidelijk wat de financiële effecten voor 2021 en daarna zullen zijn. Het risico is dat uitgestelde zorg extra lasten zal veroorzaken in 2021 of in latere jaren. Ook bestaat er een kans dat extra zorg noodzakelijk is nadat de pandemie beteugeld is.
  5. Lopende het boekjaar 2020 bleek uit opgaven van het CJG en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dat het budget voor jeugd-PGB´s hoger zal liggen het niveau van 2019. Omdat de verwachting is dat dit meerjarig zal aanhouden is het budget bij de Najaarsnota 2020 structureel  opgehoogd. Het is moeilijk in te schatten of het verhoogde budget toereikend zal zijn. 
  6. Het CJG ziet zich geconfronteerd met een sterke toename van de vraag naar lokale jeugdhulp in de vorm van zorg in natura en beschikkingszorg.  Oorzaken hiervan zijn: de hierboven genoemde moeilijke toegang voor jonge kinderen tot de Wlz, de op zich positieve ontwikkeling van een verschuiving van zwaardere (specialistische) jeugdhulp naar lichtere (lokale) jeugdhulp, een verschuiving van zorg verleend via PGB naar lokale zorg in natura, en daarnaast leidt de succesvolle inzet van het CJG op samenwerking met basisvoorzieningen (onderwijs, huisartsen) en inzet op preventie, tot meer ondersteuningsvragen. Dit is één van de doelen van de transformatie, maar deze leidt voor het CJG tot hogere kosten (inzet eigen trajecten en lokale inkoop).
  7. Partijen als huisartsen, gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering hebben een autonoom verwijsrecht naar specialistische jeugdhulp. Daar kan door ons niet rechtstreeks op worden gestuurd. Dit betreft veelal duurdere vormen van jeugdhulp als gesloten plaatsingen of andersoortige uithuisplaatsingen.

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen

  1. Een adequate controle systematiek ten aanzien van declaraties en facturen.
  2. Intensiveren van het contractmanagement met de aanbieders van jeugdhulp. 
  3. Komen tot afspraken met Capelse huisartsen over het verwijzen van jeugdigen naar de Stichting CJG Capelle aan den IJssel in plaats van rechtstreeks naar specialistische jeugdhulpaanbieders. Tevens komen tot afspraken met gecertificeerde instellingen en jeugdreclassering over samenwerking bij de zorg rondom jeugdigen.
  4. Structureel overleg met de Stichting CJG Capelle aan den IJssel over het feitelijke (lokale) zorggebruik en de benodigde middelen.

Verloop
1e moment van opname: Najaarsnota 2015..
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:     afdeling Samenleving
Bestuurlijk:    Wethouder Hartnagel

Communicatie
P&C-documenten van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

Bewaking
Kwartaalrapportages van de GR Jeugdhulp Rijnmond en de Stichting CJG Capelle aan den IJssel.

10. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Terug naar navigatie - 10. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Omschrijving risico
Sinds 2015 zijn wij verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo-2015. Er spelen verschillende ontwikkelingen, waardoor het lastig is een nauwkeurige bestedingsplanning op te stellen.

Specifieke risico’s
De uitvoering van de Wmo-2015 is onderhevig aan wet- en regelgeving, betreft een openeinderegeling en door de demografische ontwikkelingen (dubbele vergrijzing in Capelle) is er een toenemende vraag naar Wmo- voorzieningen. Mede hierdoor zullen de gehanteerde uitgangspunten in werkelijkheid de komende jaren afwijken van de begrote uitgaven. Een feit is dat de Wmo- uitgaven de afgelopen jaren landelijke fors gestegen zijn, verwachting is dat deze trend zich de komende jaren zal voortzetten.

Daarnaast spelen binnen de Wmo de volgende ontwikkelingen/risico’s:

  • In de meerjarenbegroting zijn toekomstige prijsstijgingen en –indexaties niet meegenomen. Deze vloeien voort uit contractuele afspraken en toepassing van de AMvB (vaststellen reëel prijs conform Cao-afspraken) en dienen periodiek herzien te worden. De richtlijn van de AMvB reële kostprijs schrijft voor dat voor Wmo- diensten (HO, begeleiding en dagbesteding) een reële kostprijs vastgesteld moet worden. Dit ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van diezelfde voorziening. Om tot een reële kostprijs te komen maken wij gebruik van het landelijk beschikbaar gestelde rekentool opgesteld binnen een samenwerking van de brancheorganisaties alsook de VNG. Toekomstige prijsindexaties zijn onvermijdelijk en financiële dekking dient uit de algemene accressen die aan het gemeentefonds toegevoegd worden gezocht te worden;
  • Voor 2021 (voorbereiding zijn in 2020 gestart) staan 2 aanbestedingen op de planning, te weten de aanbesteding Wmo- Hulpmiddelen en de aanbesteding Wmo- en leerlingenvervoer. Kijkend naar de huidige marktwerkingen en door vergelijking met andere gemeentes is de huidige marktconforme prijs ten opzichte van de vorige aanbesteding fors toegenomen. Onze 1e inschatting is dat de prijs voor het Wmo- vervoer 10 tot 36% zal stijgen en dat voor de hulpmiddelen de prijs 40 tot 60% zal stijgen. De financiële consequenties zijn voor nu onbekend, dit is afhankelijk van de resultaten van de beide aanbestedingen; 
  • Een van de hoofdpunten van de Wmo en dus ook van ons beleidskader, is extramuralisering d.w.z. dat mensen zo veel als mogelijk, zo zelfstandig mogelijk en zo lang als mogelijk, thuis te laten wonen. Om dit mogelijk te maken, zijn investeringen in de sociale basisinfrastructuur nodig en zal meer aandacht aan preventie moeten worden geven;
  • De demografische groei van de bevolking en het toenemende aantal 65- plussers maakt dat de vraag naar Wmo- voorzieningen in de toekomst zal toenemen danwel dat de zorgzwaarte verschuift en het inzetten van zwaardere indicaties (bv. HO- licht naar HO- midden) onvermijdelijk is;
  • De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in een viertal zaken over HO op grond van de Wmo. Kern van de uitspraken is dat toekenning van HO in resultaatsgebieden een duidelijke maatstaf mist en zodoende in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. In de uitspraak beval de rechter de betreffende gemeenten CIZ- normtijden als maatstaf te hanteren. Mochten wij genoodzaakt zijn resultaatgericht indiceren los te laten en de CIZ- normtijden (of een alternatief) alsnog in te voeren dan verwachten wij op grond van de kostenberekening 2014 (het laatste jaar waarin CIZ- normtijden gehanteerd zijn) voor 2017 en verder een extra budget van N 900 nodig te hebben.

En voor Wmo-collectief:

  • De commissie “Toekomst beschermd wonen” adviseert de functies beschermd wonen en maatschappelijke opvang verder te normaliseren. Concreet betekent dit minder opnames in een intramurale setting en meer opvang en begeleiding in de wijk. Deze extramuralisering is nu al merkbaar en zal de komende jaren verder toenemen. Met ingang van 2021 vindt een doordecentralisatie plaats van Beschermd wonen. De verantwoordelijkheid verschuift van centrumgemeente Rotterdam naar alle zeven gemeenten in de Beschermd Wonen-regio, waaronder onze gemeente. Maatschappelijke Opvang wordt door gedecentraliseerd met ingang van 2025. De regiogemeenten hebben de gezamenlijke opdracht te bepalen hoe ze gaan samenwerken op dit terrein. Overleg hierover vindt plaats. Regionaal is afgesproken dat de looptijd van het huidige Beleidsplan beschermd wonen en het mandaat aan Rotterdam, worden verlengd met een jaar zodat die ook in 2021 geldig zijn;
  • Met de overgang van taken hoort ook de overgang van middelen daarvoor. Voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang wordt gewerkt aan een nieuw objectief verdeelmodel waarbij ook de huidige middelen voor begeleiding worden meegenomen. Vanwege de onzekerheid over de financiële consequenties, is gekozen voor een ingroeipad naar het objectief verdeelmodel van 10 jaar (2022-2032). Onduidelijk is of (en wanneer) Capelle hier voor- of nadeel van zal ondervinden;
  • Vanwege doorstroom en uitstroom uit “Beschermd Wonen” zal er de komende jaren vraag gaan ontstaan naar begeleid wonen, een lichtere vorm van wonen met zorg (minder dan 24 uur begeleiding). Het betreft hier de doelgroep die na herindicatie te licht wordt gevonden voor beschermd wonen maar (nog) niet zelfstandig met begeleiding kan gaan wonen. Hetzelfde geldt voor doorstroom en uitstroom uit de (verlengde) jeugdzorg waarbij zelfstandig wonen (met of zonder begeleiding) niet mogelijk is maar betrokkene te licht is voor een indicatie Beschermd wonen. In beide gevallen wordt hier nu binnen Capelle nog niet in voorzien.

Bandbreedte financiële gevolgen: 
Reële kostprijs: N555. Kans van voordoen 75%.
Wmo- en leerlingenvervoer: N250. Kans van voordoen 50%.
Wmo hulpmiddelen: N350. Kans van voordoen 50%.
Overige risico's: P.M.

Verloop
1e moment van opname: Voorjaarsnota 2014.
Geactualiseerd: elk P&C-document sindsdien.

Beheersingsmaatregelen
Bewaken en monitoren van de meerjarig prognose.
Monitoren en volgen van landelijke ontwikkelingen.

Verantwoordelijkheden
Ambtelijk: afdeling Samenleving en Publiekszaken
Bestuurlijk: wethouder Wilson

Communicatie
De meest recente ontwikkelingen zijn opgenomen in deze omschrijving.

Bewaking
We rapporteren per P&C-document en blijven de ontwikkelingen volgen.

11. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Terug naar navigatie - 11. Openeinderegelingen voor inkomensondersteunende regelingen

Omschrijving risico
Inkomensondersteunende regelingen zijn succesvol bij hoog bereik en gebruik maar kunnen bij sterk toenemend gebruik zorgen voor oplopende kosten.

Specifieke risico’s
Veel inkomensondersteunende maatregelen zoals de bijzondere bijstand en de individuele inkomenstoeslag zijn feitelijk succesvol wanneer het bereik en gebruik hoog is. Gezien de aard van de regelingen is uitsluiting van gebruik door Capellenaren niet mogelijk en niet gewenst. 
Dit risico geldt elk jaar.  In 2020 heeft dit risico zich niet voorgedaan, de uitgaven zijn binnen het beschikbare budget gebleven.

Bandbreedte financiële gevolgen 
P.M.

Beheersingsmaatregelen
De te nemen maatregelen zijn afhankelijk monitoring van de budgetten. Dit leidt tot eventueel bijstelling van beleid of aanraming van het beschikbare budget.

Verloop
Eerste moment van opname: Najaarsnota 2018.
Geactualiseerd: elk P&C document sindsdien.

Verantwoordelijken
Ambtelijk:   Afdeling Samenleving
Bestuurlijk:  Wethouder Westerdijk

Communicatie
Communicatie via reguliere P&C-cyclus.

Bewaking
Budgetten worden gemonitord waarna bijstelling van beleid zou kunnen volgen of aanraming van het beschikbare budget.

Overige risico's

12. Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs

Terug naar navigatie - 12. Onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke financiële consequenties van de nieuwbouw voor het Comenius College.

Specifieke risico’s
U heeft in uw vergadering van 15 februari 2010 ingestemd met de notitie ‘de ontwikkeling van twee unilocaties’, waarin de nieuwbouw van het Comenius College is benoemd. Deze nieuwbouw valt uiteen in twee fases. De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze fase is vastgelegd in de beschikking van 17 december 2010 met kenmerk D41/182856. De eerste fase is inmiddels in gebruik genomen. De tweede fase zou volgens deze beschikking mogelijk in 2023 in gebruik worden genomen. Door vertegenwoordigers van het Comenius College is in 2017 aangegeven dat de school en het schoolbestuur voordelen zien in een latere in gebruik name van de tweede fase. Inmiddels wordt uitgegaan van een oplevering van de tweede fase in 2026, dan wel 2027.
De beschikking van 2010 ging uit van een ruimtebehoefte, gebaseerd op 1.341 leerlingen. Het aantal leerlingen op de teldatum 1 oktober 2020 bedroeg echter 1.834 leerlingen en stijgt volgens de meest recente prognose (eerste kwartaal 2020) door naar 2.002 leerlingen voor deze locatie op 1 oktober 2038, de laatste teldatum die in de prognose is opgenomen. Een dergelijke stijging van het aantal leerlingen ten opzichte van de oorspronkelijke beschikking leidt niet alleen tot de noodzaak van het realiseren van meer onderwijskundige vierkante meters, maar heeft ook tot gevolg dat we naar verwachting een vijfde ‘gymvloer’ moeten realiseren. In 2010 gingen we nog uit van vier ‘gymvloeren’.
Naar aanleiding van de gegevens van 2010 verwachtten we dat voor de tweede fase van het Comenius College circa N 3.000 aan financiering nodig zou zijn voor de realisatie van de benodigde onderwijskundige vierkante meters (inclusief gymvoorziening, maar exclusief sloop, verhuizing en tijdelijke huisvesting). Bij het verloop van de Reserve Grote investeringen was beoogd dat het saldo beschikbaar was om de tweede fase van het Comenius College af te ronden. Het ‘Besluit Begroting en Verantwoording’ schrijft voor dat te activeren kosten zowel de vervaardigingprijs omvat, als de overige rechtstreeks aan de vervaardiging te relateren kosten. Om deze reden leidt de investering voor nieuwbouw van de tweede fase van het Comenius College op de bestaande locatie altijd tot een structurele extra kapitaallast binnen de gemeentelijke begroting.
In beginsel gaan wij uit van de VNG normbedragen, maar wij monitoren ook de mate waarin realistische marktconforme investeringen zich verhouden tot deze normbedragen. De aanbesteding staat pas over enkele jaren gepland. Het laat zich moeilijk voorspellen hoe de normbedragen en het marktconforme prijspeil zich in de loop van de jaren ontwikkelen. De huidige doorrekening betreft een aanvullende investering van € 16,5 miljoen (prijspeil 2020) vanaf heden, inclusief BTW en alle andere kosten, inclusief twee gymzalen. Het bedrag van € 16,5 miljoen is opgenomen in onze meerjarige doorkijk. Aanbesteding zal naar verwachting in 2023 of 2024 plaatsvinden, dit bedrag zal dan ook nog geïndexeerd worden. De beslissing of er één of twee gymzalen dienen te worden gebouwd zal in 2021  of 2022 volgen. Wij hebben de intentie om bij de Begroting 2021 of uiterlijk de Voorjaarsnota 2022 te besluiten over het definitieve investeringsbedrag. Dit is later dan wij eerder gepland hadden, maar de tijd is nodig om in goed overleg met het bestuur van het Comenius College tot goede randvoorwaarden te komen. Indien besluitvorming over het investeringskrediet uiterlijk bij de Voorjaarsnota 2022 plaatsvindt, kan definitieve besluitvorming door ons in 2022 gebeuren. Sloop van het oude deel van het Comenius College vindt dan plaats in 2024 / 2025. Oplevering is uiterlijk gepland in 2027.
Bij de nieuwbouw van scholen hebben wij de intentie om tijdelijke huisvesting zoveel mogelijk te beperken en indien tijdelijke huisvesting toch noodzakelijk is, proberen wij deze huisvesting opvolgend voor meerdere scholen in te zetten. Op deze wijze gaan wij zo efficiënt mogelijk om met (de financiële lasten voor) tijdelijke huisvesting. In vervolg op vaststelling van de Najaarsnota 2018 en Voorjaarsnota 2019 is daarom aan de Lijstersingel tijdelijke huisvesting voor scholen gerealiseerd, verdeeld over twee gebouwen. Deze tijdelijke huisvesting wordt in eerste instantie ingezet voor de Eben Haëzerschool en De Bouwsteen, daarna voor een deel van de leerlingen van de scholen aan de Meeuwensingel en tot slot voor een deel van de leerlingen van het Comenius College.

Bandbreedte financiële gevolgen
De resterende investeringsbehoefte voor de nieuwbouw van de tweede fase Comenius College bedraagt 11.000 tot 20.000 met een afschrijvingslast (exclusief rente) van maximaal 500 structureel. De bijbehorende financieringslasten bedragen circa 388 (2,5% rente * gemiddelde bouwsom). De kans van voordoen beschouwen wij als hoog. Vanwege de grote omvang van het krediet hebben wij, vooruitlopend op besluitvorming, in de doorkijk van de meerjarenbegroting al de bedragen opgenomen. Wij verwachten uiterlijk in de Voorjaarsnota 2022 een voorstel voor de nieuwbouw op te nemen.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Verloop
Eerste moment van opname: Begroting 2017. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd).

Beheersingsmaatregelen
Prognoses zijn zo goed mogelijke voorspellingen voor de toekomst op basis van de meest recente aanwezige gegevens. Met name op schoolniveau kunnen in de loop der jaren wijzigingen in de prognoses plaatsvinden en ook in de praktijk kan het leerlingenaantal afwijken van prognoses. Hierom laten wij prognoses gewoonlijk om de twee jaar actualiseren. De te verwachten lasten voor nieuwbouw en terug verhuizen verwerken wij uiterlijk bij de Voorjaarsnota 2022. Wij nemen uiterlijk in 2022 de beslissing over de definitieve grootte van de tweede fase van het Comenius College, op basis van de dan geldende prognoses. In aanloop hier naar toe laten wij jaarlijks prognoses opstellen voor alle scholen in Capelle, naar aanleiding waarvan ook de financiële prognose voor de tweede fase van het Comenius College bijgesteld wordt.

Informatie en communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij aandacht aan de te verwachten financiële financieringsbehoefte voor de tweede fase van het Comenius College.

Bewaking
Naar aanleiding van prognoses brengen wij jaarlijks het aantal te verwachten vierkante meters en de financieringsbehoefte in kaart.

13. Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting

Terug naar navigatie - 13. Daling en stijging leerlingen onderwijshuisvesting

Omschrijving risico
Wij zijn over het algemeen geen eigenaar van schoolgebouwen, maar bezitten wel het zogenoemde ‘economisch claimrecht’. Dit betekent dat het eigendom van een schoolgebouw naar de gemeente terugvloeit, zodra het onderwijs in dit gebouw stopt. Wanneer scholen voornemens zijn om op termijn te sluiten, brengt dit zowel financiële als niet- financiële risico’s met zich mee. Wanneer scholen daarentegen groeien, moet de gemeente zorg dragen voor voldoende adequate onderwijshuisvesting en hebben scholen recht op een bedrag voor eerste inrichting en onderwijsleerpakket. Dit brengt financiële risico’s met zich mee.

Specifieke risico’s
Het eigendom van schoolgebouwen kan bij verschillende partijen liggen, maar over het algemeen ligt het juridisch eigendom van een schoolgebouw bij het schoolbestuur. Ook in Capelle is dit het geval, uitzondering hierop betreft de scholen die gehuisvest zijn in het MFC Fascinatio en de aanwezige tijdelijke huisvesting voor het onderwijs (onder meer bij de Lijstersingel). Bij het beëindigen van het gebruik van een schoolgebouw door een schoolbestuur wordt het eigendom van dit gebouw aan de gemeente ‘om niet’ overgedragen. Dit wordt ook wel het ‘economisch claimrecht’ van gemeenten genoemd.

Indien een schoolbestuur besluit om een onderwijslocatie te sluiten en het bijbehorende gebouw over te dragen aan de gemeente, dan is er sprake van een (onvermijdelijke) groei van de gemeentelijke vastgoedportefeuille. Dit biedt soms mogelijkheden; wellicht dat de locatie of het gebouw gebruikt wordt voor herontwikkeling, dan wel dat er huurders gevonden worden. Echter, het brengt ook risico’s met zich mee. Maatschappelijke risico’s in de zin dat een school, die vaak een belangrijke rol in een buurt vervult, verdwijnt en het risico op leegstand van een pand. Ook financieel liggen er risico’s. Als wij besluiten een gebouw te slopen, brengt dit kosten met zich mee. Indien wij wensen dat het gebouw in gebruik blijft zijn er -zolang er geen gebruiker/huurder bekend is- risico’s aangaande onderhouds- en exploitatielasten. De gemeente betaalt nu al de kosten voor OZB en verzekeringen van schoolgebouwen, voor deze financiële componenten is dan ook dekking binnen de huidige gemeentelijke begroting.

Wanneer scholen groeien, moet de gemeente zorg dragen voor voldoende adequate onderwijshuisvesting, de kosten voor OZB en verzekeringen betalen en hebben scholen recht op een bedrag voor eerste inrichting en onderwijsleerpakket.

Bandbreedte financiële gevolgen
Niet te kwantificeren. Indien het zich voordoet betreft het eenmalige kosten. De kans van voordoen beschouwen wij als gemiddeld (50%).

Beheersingsmaatregelen
Wij laten prognoses maken om de leerlingenontwikkeling te monitoren. Naar aanleiding daarvan maken wij een analyse over welke scholen wel en niet, binnen de huidige wet- en regelgeving, formeel als zelfstandige school (of nevenvestiging) kunnen blijven bestaan. Ook maken wij een analyse over welke scholen in de toekomst recht zouden kunnen krijgen op extra onderwijskundige ruimte en een financiële bijdrage aangaande eerste inrichting en onderwijsleerpakket. Hierover treden wij in overleg met de schoolbesturen.

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2017. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd).

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Samenleving en afdeling Facilitaire Diensten
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg en wethouder Van Veen

Communicatie
In de risicoparagraaf schenken wij blijvend aandacht aan de te verwachten financiële ontwikkelingen aangaande de mogelijke opheffing van scholen, evenals aan de mogelijke financiële gevolgen van de stijging van het leerlingenaantal bij specifieke scholen.

Bewaking
Via het ‘Op Overeenstemming Gericht Overleg’ (Onderwijsplatform) bespreken wij met de schoolbesturen de ontwikkelingen aangaande de leerlingenaantallen en de toekomst van onderwijshuisvesting.

14. Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Terug naar navigatie - 14. Nieuwbouw voortvloeiende uit Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Omschrijving risico
Dit risico gaat over de mogelijke prijsstijging van de ontwikkelingen voortvloeiende uit het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs.

Specifieke risico’s
Bij vaststelling van de Najaarsnota 2018 heeft u besloten om een bedrag beschikbaar te stellen van in totaal 28.460 voor:

  • nieuwbouw van de Eben Haëzerschool / Rehobothschool, inclusief gymzaal, op de huidige CSV-locatie (ontwikkeling 1);
  • nieuwbouw aan de Meeuwensingel voor De Horizon, De Klim-Op en voor enkele lokalen van de Montessorischool, inclusief gymzaal (ontwikkeling 2) en
  • nieuwbouw onderwijshuisvesting in de Florabuurt omgeving, inclusief gymzaal (ontwikkeling 3).

Opvolgend op de Najaarsnota 2018 hebben wij in januari 2019 voor de ontwikkelingen 1 en 2 een beschikking afgegeven waarin staat opgenomen dat vervangende nieuwbouw van de desbetreffende scholen wordt toegekend. Schoolbesturen kunnen hieraan dan ook rechten ontlenen. Voor ontwikkeling 1 is inmiddels een aanbesteding doorlopen. Naar aanleiding hiervan is het aannemelijk dat de ontwikkeling binnen het door u vastgestelde budget gerealiseerd kan worden. Voor ontwikkeling 3 hebben wij (vooralsnog) geen beschikking afgegeven waarmee vervangende nieuwbouw wordt toegekend. De reden hiervoor is dat onderwijshuisvestingsontwikkelingen in Schenkel onlosmakelijk verbonden zijn met de gebiedsontwikkeling Florabuurt. Uw raad beslist, naar verwachting in 2021, over de gebiedsvisie Florabuurt. Wij zijn van mening dat nadere invulling van eventuele nieuwbouw of aanpassingen van scholen in het Florabuurt gebied pas kan plaatsvinden na of gelijktijdig met vaststelling van deze gebiedsvisie. Definitieve besluitvorming over toekomstige onderwijshuisvesting in de Florabuurt loopt bij voorkeur dan ook parallel aan de besluitvorming over dit gebied.

Het door u bij de Najaarsnota 2018 toegekende bedrag was een marktconform budget bij aanbesteding in 2019.  Wij zullen regelmatig aan u voorstellen dit markconforme budget aan de prijsontwikkeling aan te passen waar dat nodig is. De prijsontwikkeling in de bouw naar de toekomst toe laat zich in de huidige omstandigheden moeilijk voorspellen. Er is een reëel risico op prijsstijgingen in de bouw. Bij de derde ontwikkeling in de Florabuurt omgeving gaan wij er daarnaast vanuit dat tijdelijke huisvesting niet nodig is. Indien dit wel nodig blijkt te zijn, dit is afhankelijk van de uiteindelijke planvorming, brengt dit aanvullende kosten met zich mee.

De algemene ledenvergadering van de VNG heeft in juni 2018 unaniem de motie-Heerhugowaard aangenomen, waarin opgeroepen wordt om in gesprek te gaan met het Rijk en onderwijsorganisaties over een substantiële verhoging van de bekostiging voor onderwijshuisvesting in het gemeentefonds. De VNG voert hier op dit moment onderzoek en lobbywerkzaamheden voor uit. Deze informatie heeft ook raakvlakken met het risico ‘onderwijshuisvesting voortgezet bijzonder onderwijs’.

Bandbreedte financiële gevolgen
Aanvullende investeringsbehoefte van 2.000 tot 6.000 met een afschrijvingslast (exclusief rente) van maximaal 150 structureel vanaf 2024. De kans van voordoen beschouwen wij gezien de huidige marktomstandigheden in de bouw als hoog (75%).

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Samenleving (en andere afdelingen)
Bestuurlijk: Wethouder Struijvenberg

Verloop
Eerste moment van opname: Voorjaarsnota 2018. Geactualiseerd elk P&C-document sindsdien (soms ongewijzigd)

Beheersingsmaatregelen
Eerst zal besluitvorming plaatsvinden door uw raad (vaststellen kaders), waarna vervolgens beschikkingen afgegeven zullen worden aan de desbetreffende schoolbesturen. De fasering kan per ontwikkeling verschillen. De projecten zijn ingebed in een projectstructuur waarbinnen wij diverse kaders zoals inhoud, planning en financiën zorgvuldig en realistisch op elkaar afstemmen.

Informatie en communicatie
Aangaande ontwikkeling 3 geldt dat uw raad naar verwachting in 2021 over de gebiedsvisie Florabuurt beslist. Besluitvorming over de scholen in het Florabuurt gebied vindt plaats na of gelijktijdig met de vaststelling van deze gebiedsvisie. In de risicoparagraaf schenken wij, in ieder geval tot aan het moment van gunning, aandacht aan de mogelijke financiële risico’s voor de 3 genoemde ontwikkelingen.

15. Overschrijding budget door hogere aanneemsom

Terug naar navigatie - 15. Overschrijding budget door hogere aanneemsom

Omschrijving risico’s
Door de aantrekkende economie in de afgelopen jaren is er over het algemeen sprake van hogere prijzen voor materiaal en arbeid. Dit zien we terug in de aanbestedingen. Het risico bestaat dat de aanneemsom het beschikbare budget structureel significant overschrijdt. Dit kan ook effect hebben op de financiering van de gemeente: de benodigde externe financiering en de rentelasten nemen toe.

Specifieke risico’s
De afgelopen jaren zijn wij geconfronteerd met duurder uitvallende investeringen, bijvoorbeeld voor het zwembad Aquapelle (Voorjaarsnota 2018), het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (Najaarsnota 2018) of projecten in de openbare ruimte (Voorjaarsnota 2020). De prijzen in de bouw zijn behoorlijk gestegen. Het risico bestaat dat meer projecten in de toekomst boven hun budget uitkomen.

Bandbreedte financiële gevolgen
Het risico is op dit moment niet te kwantificeren.

Verantwoordelijken
Gehele organisatie.

Ondernomen en mogelijke acties
Wij blijven de ontwikkeling van de aanneemsommen en de eventuele overschrijdingen volgen om de financiële risico’s te beoordelen. Voor indexeringen plaatsen we jaarlijks bij de Begroting een Stelpost Prijzen / Indexeringen op programma 0. In de Begroting 2021 is deze echter al volledig benut.

Communicatie
Indien wij op basis van aanbestedingen kunnen concluderen dat er sprake is van structurele overschrijdingen, leggen wij u een wijzigingsvoorstel voor in de Begroting, Voorjaarsnota of Najaarsnota.

16. Grondexploitaties

Terug naar navigatie - 16. Grondexploitaties

Omschrijving risico
Voor de toekomstige verwachte kosten en opbrengsten worden aannames gebruikt ten aanzien van de planning, verwachte verkoopprijzen, geraamde kosten, verwachte rentelasten, plankosten, etc. Er zijn verschillende onzekerheden en risico’s die het begrote financiële eindresultaat van de grondexploitatie kunnen beïnvloeden. Er is een onderscheid te maken tussen enerzijds risico’s met betrekking tot de kosten en opbrengsten die specifiek binnen een grondexploitatiecomplex kunnen worden erkend en anderzijds risico’s die voor de grondexploitatieportefeuille als geheel gelden.

Specifieke risico’s
In de geheime bijlage Actualisatie Grondexploitaties bij de Najaarsnota 2020 hebben we de voornaamste risico’s, de kansen en beheersingsmaatregelen per project beschreven.

Bandbreedte financiële gevolgen
0 – 1.400 (gemiddeld 700)
Het betreft verschillende soorten risico’s met zowel hoge als lage kansen van voordoen. We gaan uit van de gemiddelde kans van 50%.

Verantwoordelijken
Ambtelijk: Afdeling Stadsontwikkeling
Bestuurlijk: Wethouder Van Veen

Verloop
Eerste moment van opname in P&C-document: Najaarsnota 2019

Beheersingsmaatregelen
In de geheime bijlage Actualisatie Grondexploitaties bij de Najaarsnota 2020 beschrijven we de voornaamste risico’s, de kansen en beheersingsmaatregelen per project. Bij de Voorjaarsnota 2021 vindt een actualisatie van de grondexploitaties en de risico's plaats.

Informatie en communicatie
In de risicoparagraaf zal blijvend aandacht geschonken worden aan dit risico.

17. Kosten coronacrisis Veiligheidsregio

Terug naar navigatie - 17. Kosten coronacrisis Veiligheidsregio

Dit risico vervalt. Eind 2020 is bekend geworden dat het Rijk de kosten van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) op zich neemt voor diverse corona-gerelateerde kosten, waaronder het inrichten van een noodziekenhuis in Rotterdam Ahoy en het inrichten van zorghotels. Eerder was er nog onzekerheid of het Rijk deze kosten zou vergoeden.