Onderzoeksopdrachten

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

In de commissie BVM van juni 2021 en de raadsbrede commissie van september 2021 is door ons met de raad gesproken over het memo van ons voor de invulling van de taakstelling.  Het uitgangspunt voor ons is om op een verantwoorde manier invulling te geven aan de bezuinigingsopgave en tegelijkertijd zoveel mogelijk te voorkomen dat deze bezuinigingen de Capellenaar raken, onze dienstverlening en voorzieningen(niveau) in stand gehouden kan worden en de lokale lasten niet met meer de gebruikelijke inflatiecorrectie verhoogd hoeft te worden, mede gelet ook op de moeilijke tijd waarin we ons nu bevinden. 

We hebben daarom nadrukkelijk gekozen voor een “stap voor stap” proces, waarbij we onderstaande uitgangspunten en prioritering hanteren:

  1.  We richten ons eerst op financieel-technische bezuinigingsvoorstellen.
  2.  Vervolgens richten we ons op “scherper aan de wind zeilen”. Welke maatregelen kunnen we nemen die weliswaar iets meer risico opleveren, maar nog steeds verantwoord zijn. We willen deze mogelijkheden eerst ten volle benutten voor we meer ingrijpende maatregelen nemen die onze inwoners direct raken;
  3. Daarna richten we ons op maatregelen die de doelmatigheid, de efficiency van de gemeente vergroten. Dat heeft zowel betrekking op de interne organisatie (doelmatigheid onderzoek ex artikel 213a Gemeentewet) als op de externe dienstverlening (Jeugd, WMO, subsidies, etc.). Doel is om onze taken slimmer en eenvoudiger uit te voeren en dubbellingen te schrappen. In het memo zijn ook de sporen 4 (versoberen dienstverlening) en 5 (verhoging lokale lasten) benoemd. 

Verschillende voorstellen uit het memo zijn opgenomen als wijzigingsvoorstel in deze begroting. Met deze voorstellen is de taakstelling tot en met 2028 geheel ingevuld en resteert er nog een beperkte taakstelling van 250 in 2029.
In het memo is ook een tiental onderzoeksopdrachten benoemd bij de eerste 3 sporen. Onderwerpen die verder uitgezocht moeten worden waarbij de reële verwachting is dat de uitkomsten van de onderzoeksopdrachten tot gevolg zullen hebben dat de gehele resterende taakstelling ingevuld kan worden. Voor verschillende voorstellen is een (eerste) indicatie opgenomen van de te verwachten kosten voor de uitvoering van de betreffende onderzoeksopdracht. Wij zullen bij de Najaarsnota 2021 met een integraal voorstel komen voor deze kosten. 

Hieronder zijn de tien onderzoeksopdrachten verder uitgewerkt.

1. Benchmarkonderzoek en organisatiescan Berenschot

Terug naar navigatie - 1. Benchmarkonderzoek en organisatiescan Berenschot

Context
Het onderzoek, dat tevens plaatsvindt op basis van de Verordening doelmatigheid en doeltreffendheid, kent met het uitvoeren van een benchmark een “initieel karakter”.
Dat wil zeggen dat er een “foto” gemaakt wordt van de gehele organisatie. Met de uitkomsten van de “foto”, wordt een vertrekpunt gemarkeerd voor prioritering van verdiepende onderzoeken naar de diverse organisatie¬onderdelen/taken/processen voor de komende jaarlijkse onderzoeken. Het initiële onderzoek bepaalt daarmee de uitgangspositie; waar staat de organisatie op dit moment. Met het gelijktijdig uitvoeren van een organisatiescan krijgt u eveneens beeld op de vraag in hoeverre de organisatie in staat is snel en adequaat op nieuwe ontwikkelingen in te spelen.

Naast bijvoorbeeld de jaarlijkse Personeelsmonitor Gemeenten van het A&O fonds Gemeenten en de landelijke indicatoren over de organisatie in Programma 0 van de Begroting en Jaarrapportage, biedt (vooral) een gedegen benchmark onderzoek (uitgevoerd door het externe bureau Berenschot) een beeld van onze positie in vergelijking met een aantal referentiegemeenten (veelal met ongeveer hetzelfde aantal inwoners).

Met een benchmark – reikwijdte van het onderzoek - wordt onderzocht hoe de apparaatskosten en formatie van de gemeente zich verhouden tot die van andere, vergelijkbare gemeenten. Het resultaat geeft objectieve vergelijkingsinformatie. In de vergelijking wordt onderscheid gemaakt tussen het primaire proces en de overhead. In het primaire proces wordt een uitsplitsing gemaakt naar 24 logische en herkenbare clusters. Per cluster krijgen we inzicht in de totale kosten en formatie met betrekking tot uitvoering, beleid/advies, regie/contractmanagement en vergunningverlening.
De kosten en formatie van de overhead wordt in kaart gebracht aan de hand van 11 categorieën, met uitsplitsing naar onderliggende taken. Zo krijgen we op gedetailleerd niveau vergelijkingsinformatie en inzicht in ons eigen verbeterpotentieel. Bovendien worden de kosten en formatie naast de werklastbepalende kenmerken weergegeven, zodat na de vergelijking het gesprek alleen over de aandachtspunten gaat, die gezien de kenmerken niet te verklaren zijn.

Gelijktijdig met de benchmark wordt een organisatiescan uitgevoerd. In deze scan wordt in kaart gebracht waar de strategische opgaven liggen, hoe deze zich verhouden tot omvang en inrichting van de organisatie en de begroting. In deze scan worden trends en ontwikkelingen, raads- en collegeprioriteiten gecombineerd met de gewenste ontwikkeling van onze stad. De organisatiescan vertaalt deze in het handelingsrepertoire van de gemeente:

  • Waar zouden we meer formatie willen inzetten?
  • Waar hebben we een ander type formatie nodig?
  • Welke ontwikkelingen kunnen we binnen de bestaande organisatie opvangen?
  • En waar zetten we nu teveel formatie in?

Door de apparaatskosten uit de benchmark te koppelen aan de opgaven ontstaat hiermee een breder perspectief op de organisatie. Daarmee krijgt u beeld op de vraag in hoeverre de organisatie in staat is snel en adequaat op nieuwe ontwikkelingen in te spelen.

Onderzoeksvraag
Hoe verhouden – op basis van het benchmarkonderzoek - de apparaatskosten en formatie van onze gemeente zich tot die van andere, vergelijkbare gemeenten? Het resultaat geeft objectieve vergelijkingsinformatie.
Daarnaast luidt de onderzoeksvraag wat is het beeld - door de apparaatskosten uit de benchmark te koppelen aan de opgaven uit de organisatiescan- in hoeverre de organisatie in staat is snel en adequaat op nieuwe ontwikkelingen in te spelen?

Randvoorwaarden onderzoek
De belangrijkste randvoorwaarden, te weten beschikbare capaciteit (van de concerncontroller, vanuit zowel de afdeling Financiën als (afhankelijk van de uitkomsten van de vergelijkingen mogelijk) andere afdelingen) en het benodigde budget voor het uitvoeren van het benchmarkonderzoek zijn op een goede wijze geborgd.

Planning / plan van aanpak
Het initiële onderzoek van Berenschot zal naar verwachting worden afgerond in de maand december 2021.

In de maanden januari tot en met augustus 2022 zullen een of meerdere (mogelijk) interessante organisatieonderdelen/taken/processen nader worden onderzocht dan wel zal hiermee een aanvang zijn gemaakt. Hierbij zal een inhoudelijke analyse nodig zijn van de betreffende organisatieonderdelen/taken/processen met de te vergelijken gemeente(n).
De uitkomsten van dit nader onderzoek zal naar verwachting afgerond zijn voor het opstellen van de Begroting 2023, dan wel (voor een deel) later afhankelijk van het aantal nader te onderzoeken organisatieonderdelen/taken/processen.

Middelen
Het initiële onderzoek in 2021 wordt, onder verantwoordelijkheid van de concerncontroller, door het externe bureau Berenschot verricht. De kosten voor bovenstaande onderzoeken – de benchmark en de organisatiescan – worden gedekt uit de budgetten voor Concerncontrol en externe adviezen van de Directie.

Voor het vervolgonderzoek zal, na besluitvorming over de uitkomsten van het initiële onderzoek en afhankelijk van het aantal nader te onderzoeken organisatieonderdelen/taken/processen, mogelijk nader budget worden gevraagd.

2. Besparingsmogelijkheden onderwijshuisvesting

Terug naar navigatie - 2. Besparingsmogelijkheden onderwijshuisvesting

Context
De gemeente Capelle heeft een Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO). Deze is in 2017 vastgesteld en wordt in het schooljaar 2021/2022 geactualiseerd. De uitwerking van het vastgestelde SHO vindt momenteel plaats. Er zijn drie projecten die nog in de aanvangsfase zitten.

  1. Nieuwbouw Meeuwensingel (beoogde oplevering 2025/2026);
  2. Nieuwbouw tweede fase Comenius College (beoogde oplevering 2028);
  3. Nieuwbouw Florabuurt (beoogde oplevering 2025/2026).

De eerste twee projecten zijn onvermijdelijk. Ze zijn al verder in de tijd uitgezet dan oorspronkelijk de bedoeling was. Verdere herfasering is gezien de verplichtingen en relatie met andere ontwikkelingen niet wenselijk.
Besluitvorming over project 3 dient nog plaats te vinden. Er is nog geen formele verplichting. Besluitvorming hierover vindt plaats in samenhang met gebiedsvisie Florabuurt. Fasering en uitwerking vindt plaats binnen de totale gebiedsvisie en zal ook verwerkt worden in het nieuwe SHO.
De gemeente heeft een verplichting tot het realiseren van adequate scholenbouw. In het nieuwe SHO zal een doorkijk zitten van 15 tot 20 jaar. Hierin zullen vermoedelijk, vanuit de gemeentelijke taak voor onderwijshuisvesting, te verwachten investeringen voor scholen uitkomen. Dit zijn extra lasten, geen bezuinigingen. De lasten kunnen wel gefaseerd worden in de tijd. Daarnaast zal worden gekeken naar slimme oplossingen, om bestaande huisvesting efficiënt in te zetten. In het SHO zal ook gekeken worden of er opties zijn om de tijdelijke huisvesting bij de Pieter Bas en De Horizon op termijn terug te brengen, wat een effectieve besparing (geen huurlasten meer) zou opleveren. Dit SHO wordt intern opgesteld en zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2022 door de gemeenteraad worden vastgesteld.
Aanvullend kan en extern onderzoek worden gedaan naar de huisvesting van de onderwijslocatie De Fjord aan Poortmolen 121. Deze optie wordt hier beschreven.

Onderzoeksvraag
De organisatie Yulius heeft een onderwijslocatie De Fjord aan Poortmolen 121. Kan deze school voor speciaal voortgezet onderwijs goedkoper gehuisvest worden?

Yulius richt zich op kinder- en jeugdpsychiatrie in de regio Zuid Holland Zuid. Onderwijslocatie De Fjord biedt speciaal voortgezet onderwijs aan voor personen van 16 tot 22 jaar. Yulius huurt voor het geven van dit onderwijs een gebouw op het terrein van de BAVO/RNO. De huurvergoeding die Yulius hiervoor betaald wordt jaarlijks door de gemeente gecompenseerd en bedraagt per jaar circa € 120.000. Dit is fors voor het aantal vierkante meters. De vraag is of dit goedkoper kan. Bijvoorbeeld door een lagere huur op de bestaande locatie, een locatie met een lagere huur, dan wel investeringen in een bestaand of nieuw gebouw, waardoor de kapitaallasten per jaar aanzienlijk lager zijn dan de huurlasten.

Randvoorwaarden onderzoek
Er dient hierbij wel rekening gehouden te worden met wet- en regelgeving, onder meer uitgewerkt in de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Capelle aan den IJssel 2021.
Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de specifiek doelgroep. De noodzaak aan huisvesting voor deze doelgroep zal in beeld gebracht moeten worden in het onderzoek (een Programma van Eisen op hoofdlijne) en ook of er wensen zijn aan de omgeving waar deze huisvesting gevestigd is. Deze randvoorwaarden kunnen door een onafhankelijk bureau in beeld gebracht worden, waarna de afweging gemaakt kan worden of een goedkoper alternatief realistisch is.

Planning

Fase Wat Wanneer Wie
1. Onderzoeksbureau selecteren November / december 2021 Afdeling SL
2. Onderzoek (laten) uitvoeren Januari / maart 2022 Bureau
3. Op basis van conclusies onderzoek de afweging maken of het vinden van een goedkopere realistische locatie aannemelijk is April 2022 Bureau/Afdeling SL/SO
4. Indien het antwoord op 3 ja is een project opstarten voor het zoeken naar een nieuwe locatie Mei / juni 2022 Afdeling SL/SO

Middelen
Inschatting kosten voor inhuur bureau: N25.

3. Besparingsmogelijkheden subsidies

Terug naar navigatie - 3. Besparingsmogelijkheden subsidies

Context
De gemeente Capelle verstrekt jaarlijks een bedrag van ruim 8,5 miljoen aan subsidies aan organisaties die actief zijn op de gebieden sport, cultuur, recreatie, buurtwerk, ontmoetingsactiviteiten, peuteropvang, etc. Voor de diverse beleidsterreinen zijn er subsidieregelingen op basis waarvan organisaties (en in sommige gevallen ook natuurlijke personen) een subsidieaanvraag in kunnen dienen.
In de afgelopen jaren zijn er naar aanleiding van nieuw beleid diverse subsidieregelingen bij gekomen. De indruk bestaat dat er wellicht sprake is van overlap tussen subsidieregelingen (overlappende doelstellingen). Eventueel kunnen er ook regelingen komen te vervallen omdat beleid inmiddels is gewijzigd.

Onderzoeksvraag
Welke besparingsmogelijkheden zijn er met betrekking tot het verstrekken van subsidies?
Wij stellen voor om te (laten) onderzoeken of in de subsidieregelingen geen dubbelingen zitten c.q. de subsidieregelingen (nog) aansluiten bij het gewenste beleid. De uitkomst van dit onderzoek kan mogelijk een besparing opleveren op het bedrag dat jaarlijks verstrekt wordt aan subsidies. De besparing kan op z’n vroegst meegenomen worden bij de Meerjarenbegroting 2023. (Opgemerkt wordt dat een subsidie die al meer dan drie jaar door de gemeente verstrekt wordt niet ineens stopgezet kan worden, in zo’n geval is er altijd sprake van een afbouwregeling. Deze afbouw is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht).

Randvoorwaarden onderzoek
De subsidies die de gemeente Capelle verstrekt, worden afgehandeld door de afdelingen Samenleving en BCO. De afdelingen hebben onvoldoende expertise en capaciteit in huis voor bovengenoemd onderzoek. Daarnaast is een onafhankelijke blik gewenst. Het voorstel is daarom om een bureau in te huren om het onderzoek uit te voeren. Voorwaarde is dat voor het inhuren van het bureau budget beschikbaar is.
Vanuit de afdelingen moeten een adviseur van de staf, 1 a 2 beleidsadviseurs en de assistent beleidsadviseur subsidies bij het onderzoek betrokken zijn. Zij moeten hiervoor tijd inruimen in hun jaarplanning. De inschatting van de benodigde uren vindt plaats op basis van de onderzoeksaanpak van het geselecteerde bureau.

Planning

Fase Wat Wanneer Wie
1. Onderzoeksbureau selecteren Nov / dec 2021 Afdeling SL/BCO
2. Onderzoek (laten) uitvoeren Januari / februari 2022 Bureau
3. Op basis van conclusies onderzoek mogelijke besparingen selecteren Maart 2022 Bureau/Afdeling SL/BCO
4. Stappenplan opstellen voor het doorvoeren van de besparingen April / mei 2022 Bureau
5. Uitvoeren stappenplan Juni 2022- december 2022 Afdeling SL/BCO


Middelen

Kosten voor inhuur bureau: N20.

4. Exploitatiescan Deloitte

Terug naar navigatie - 4. Exploitatiescan Deloitte

Context
In het kader van het objectiveren van het beeld van de financiële positie en dan met name de exploitatie van onze gemeente voert Deloitte de volgende analyses uit:

  • De baten en lasten per taakveld worden vergeleken met de clustersystematiek van het Gemeentefonds volgens de Begrotingsanalyse van het Ministerie van BZK (www.kennisopenbaarbestuur.nl).
  • Onze begroting 2021 wordt vergeleken met de voor haar geldende kengetallen IFLO (Inspectie Financiële Lagere Overheden) volgens de Begrotingsanalyse 2021 van het Ministerie van BZK. Alle gemeenten in Nederland worden door IFLO-inspecteurs ingedeeld in een cluster op basis van hun sociale structuurkenmerken en centrumfunctie. Hierdoor zijn de gegevens van onze gemeente vergelijkbaar met de gegevens van de IFLO-gemeenten uit hetzelfde cluster.
  • De baten en lasten per taakveld worden vergeleken met die van een aantal door ons opgegeven individuele gemeenten.
  • De baten en lasten worden vergeleken over een periode van vier jaar, waarbij twee jaar feitelijk gerealiseerde cijfers en twee jaar begrote cijfers.

De uitkomst van deze analyse is onder andere een beeld of en op welke gebieden onze gemeente een afwijkend kosten- en/of opbrengstenpatroon heeft. Dit beeld kan mogelijk richting geven aan de oplossingen om te komen tot een (verder) sluitende begroting 2024 en verder.

Onderzoeksvraag
Op welke taakvelden geven de uitkomsten van de vergelijkingen - zowel vanuit de vergelijking van onze gemeente met het gemiddelde van de gemeenten in hetzelfde IFLO-cluster, als vanuit de een-op-een vergelijking met een aantal individuele gemeenten – aanleiding tot het gericht doen van vervolgonderzoek om te komen tot mogelijke (financiële) verbeteringen van onze begroting?

Randvoorwaarden onderzoek
De belangrijkste randvoorwaarden, te weten beschikbare capaciteit (van de concerncontroller, vanuit zowel de afdeling Financiën als (afhankelijk van de uitkomsten van de vergelijkingen mogelijk) andere afdelingen) en het benodigde budget voor het uitvoeren van het onderzoek zijn op een goede wijze geborgd.

Planning / plan van aanpak
Het onderzoek van Deloitte zal naar verwachting worden afgerond in de maand oktober 2021.

In de maanden november 2021 tot en met augustus 2022 zullen de (mogelijk) interessante taakvelden nader worden onderzocht. Hierbij zal een inhoudelijke analyse nodig zijn van de taakvelden met de te vergelijken gemeente(n). De uitkomsten van dit nader onderzoek zal naar verwachting afgerond zijn voor het opstellen van de Begroting 2023.

Middelen
N.v.t.

5. Heroverweging Projecten/Prioriteren

Terug naar navigatie - 5. Heroverweging Projecten/Prioriteren

Context
Binnen de vele projecten die er spelen binnen de gemeente die nog niet gestart zijn in de uitvoering is een heroverweging mogelijk. Het gaat dan om projecten in de brede zin. Deze onderzoeksopdracht is opgesteld om te komen tot mogelijke heroverwegingen van projecten. Vragen die we daarbij stellen is of het project nog wel nodig is en of er andere (efficiëntere) keuzes gemaakt kunnen worden? Aan het college is geadviseerd dit onderzoek uit te voeren en de uitkomsten hiervan mee te nemen bij de Begroting 2023.

Onderzoeksvraag
Voor welke projecten in brede zin kunnen nog heroverwegingen gemaakt worden. Hierbij kijken we in brede zin naar projecten: het kan gaan om fysieke projecten, maar ook om maatschappelijke, sociale of bedrijfs- dan wel beleidsmatige projecten. 

Aanpak
Als eerste wordt per afdeling geïnventariseerd om welke projecten het gaat. Tegelijkertijd worden algemene criteria bepaald waarlangs de projecten beoordeeld kunnen worden. Het is de bedoeling om een overzichtelijke lijst met heldere beoordelingspunten op te stellen, waarmee eenvoudig getoetst kan worden of heroverweging dan wel temporisering mogelijk is. Daarnaast moeten de criteria er aan bijdragen om de gevolgen van de te maken keuze helder in beeld te krijgen.

In de tweede fase worden alle voorgelegde projecten getoetst aan de opgestelde criteria.

Dit leidt tot een overzichtslijst met de te heroverwegen of te temporiseren projecten met daarbij per project een advies of heroverweging en/of temporisering mogelijk is.

In de derde fase moeten gesprekken met alle betrokken stakeholders gevoerd worden, om de gevolgen van heroverweging ook met hen te bespreken. Deze fase wordt afgesloten met een definitief besluit over het stoppen of doorschuiven van het project.

Planning
Het onderzoek valt uiteen in drie fasen:
Fase 1: inventariseren projecten en opstellen criteria - (juli - november 2021)
Fase 2: beoordelen mogelijk te heroverwegen projecten - (november 2021 - januari 2022)
Fase 3: afstemmen met stakeholders en eindconclusie opstellen - (1e en 2e kwartaal 2022)

Eerste voorzet criteria:

  • Verwachte uren inzet organisatie per afdeling
  • Kosten en baten analyse financieel
  • Bijdrage project aan kwaliteit van de stad
  • Bijdrage project aan de kwaliteit van de organisatie
  • Wordt het project als wenselijk gezien vanuit de bevolking?
  • Onderdeel collegedoelstellingen ja of nee


Middelen

Op dit moment niet van toepassing. Afhankelijk van de uitkomsten van de eerste twee fases moet bezien worden of voor de verdere uitwerking en het overleg met stakeholders extra (externe) inzet nodig is.

6. Jeugdhulp

Terug naar navigatie - 6. Jeugdhulp

Context
Capelle aan den IJssel wil de ondersteuning, zorg en hulp rondom haar opgroeiende jeugd dichtbij organiseren, zodat deze ondersteuning, zorg en hulp aan jeugdigen en gezinnen optimaal toegankelijk en bereikbaar is.

Om de jeugdhulp steviger in de basisstructuur te verankeren, is Capelle aan den IJssel uit het CJG Rijnmond gestapt. Capelle kent met een eigen Centrum voor Jeugd en Gezin een goede infrastructuur op lokaal niveau voor jeugdgezondheidszorg en laagdrempelige jeugdhulp. Het CJG kan tijdig (preventief) signalen opvangen en met lokale partijen een sluitend netwerk te vormen. Jeugdhulp wordt zo stevig lokaal in de basisinfrastructuur verankerd. Door de lokale aanpak wordt eerder ingegrepen, is meer maatwerk mogelijk en zal, op termijn, minder doorverwijzing naar (kostbare) specialistische zorg nodig zijn. Dit is een meerjarige opgave die naast nieuwe vormen van samenwerking, actieve sturing op kostenreductie en kostenbeheersing vraagt.

Om de lokale jeugdhulp nog meer te verstevigen, verschuiven een aantal regionale taken naar het CJG, zoals onderdelen van de percelen D en E én drang.

Onderzoeksvraag
Capelle streeft ernaar om de inkomsten en uitgaven met elkaar in overeenstemming te brengen. Die wens speelt landelijk en wordt ook gedeeld door andere gemeenten en het rijk. Rijk en gemeenten gaan op korte termijn afspraken maken over een Hervormingsagenda. De Hervormingsagenda moet ertoe leiden dat het jeugdstelsel op den duur beter gaat werken en financieel houdbaar wordt.

Welke mogelijkheden zijn er om, met behoud van de huidige kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg en jeugdhulp, ondersteuning en hulp te bieden aan de jeugdigen en gezinnen die dat nodig hebben, de uitgaven aan de jeugdgezondheidszorg en jeugdhulp te reduceren, stabiel te krijgen en te houden?

Hierbij wordt in ieder geval onderzoek gedaan naar:

  1. Hoe kunnen we de maatregelen uit Hervormingsagenda, met bijbehorende budgettaire opbrengsten en in nauwe samenwerking met het CJG en de GRJR, lokaal vertalen en implementeren?
  2. Welke mogelijkheden heeft de gemeente om met een herziende DVO de lokale basis te verstevigen, uit te breiden en meer grip te krijgen op het zorgverbruik die vanuit het CJG wordt geleverd (denk bv aan het bevorderen van de uitstroom bij (lichte) ambulante jeugdhulp)? Welk bekostigingsmodel, welke contractvorm, welke sturing en contractmanagement zijn nodig?
  3. Welke mogelijkheden zijn er om de invoering van POH-ers jeugd bij huisartsenpraktijken te versnellen? Inzet van POH-ers jeugd kan leiden tot besparingen en dat wordt met name veroorzaakt door een substitutie-effect: de POH jeugd kan lichte hulp verlenen en daarmee een verwijzing voorkomen. De maatregel heeft een positief effect op ervaringen van kinderen, jongeren en ouders, en kan helpen bij normaliseren. Voor deze maatregel zijn ia de gemeente wel afhankelijk van de bereidheid van de huisartsen om hieraan mee te werken.
  4. Wat zijn de opbrengsten van de inzet van een toezichthouder jeugd op korte en op lange termijn?


Randvoorwaarden onderzoek
Een eerste stap is om de onderzoeksvragen verder uit te werken en te prioriteren aan de hand van de volgende afwegingen:

  • bijdrage aan de kwaliteit van de jeugdhulp en/of jeugdgezondheidszorg;
  • verwachte opbrengsten;
  • benodigde capaciteit ambtelijk en/of van partners.

Voldoende beschikbare ambtelijke capaciteit.
Medewerking en inzet van GRJR, CJG, huisartsen.
Aanstelling van een toezichthouder jeugd.

Planning
Het onderzoek valt uiteen in drie fasen:

  1. Plan van aanpak opstellen met keuzes, prioritering (waar zetten we op in?) en randvoorwaarden regelen (gereed december 2022);
  2.  Onderzoek naar maatregelen (januari – juni 2022);
  3.  Selectie maatregelen en opstellen plan van aanpak uitvoering (juli september 2022).


Middelen
Inhuur extra ambtelijke capaciteit 2 dagen per week periode januari- september 2022: N125.

7. Extra opbrengsten Kabels & Leidingen

Terug naar navigatie - 7. Extra opbrengsten Kabels & Leidingen

Context
De afdeling Stadsbeheer (SB) is verantwoordelijk voor het beheer, toezicht en de handhaving van de leefbaarheid in de openbare ruimte. Hieronder vallen ook de afstemming en instemming van werkzaamheden ten aanzien van kabels en leidingen (K&L) waarvoor momenteel een instemmings-besluit wordt afgegeven. Hieraan zijn kosten verbonden die bij de netbeheerders in rekening worden gebracht.

Begin dit jaar is de nieuwe Algemene Verordening Ondergrondse Infra (AVOI 2021) vastgesteld, waarin naast een instemmingsbesluit ook voor bepaalde netbeheerders een vergunning kan worden afgegeven. Dit wordt momenteel nog verder uitgewerkt. Voor het afgeven van een vergunning kosten in rekening gebracht bij de netbeheerders. Deze vielen in de afgelopen periode hoger uit dan begroot.

In de afgelopen periode is dan ook de kans waargenomen om de hogere opbrengsten ten aanzien van kabels en leidingen (K&L) binnen de afdeling SB te continueren. Mede door een verwachte toename van het aantal grondroeringen (denk hierbij aan de uitrol van 5G, FTTH en de energie- en warmtetransitie). Dit vraagt echter aanvullend onderzoek omdat hier regels voor gelden.

Onderzoeksvraag
Op welke manier kan de nieuwe AVOI 2021 ertoe bijdragen de opbrengsten ten aanzien van K&L binnen de afdeling Stadbeheer te continueren, waarbij er wel aan de regelgeving hiervoor wordt voldaan?

Randvoorwaarden onderzoek
Twee belangrijke randvoorwaarden bij dit onderzoek zijn:

  • dat er een financieel medewerker bij dit onderzoek wordt betrokken die op de hoogte is van de financiële stromen ten aanzien van K&L binnen de afdeling SB.
  • dat er een K&L-specialist bij dit onderzoek wordt betrokken die op de hoogte is van de hiervoor geldende regelgeving en het interne K&L-proces bij de afdeling SB.


Planning / plan van aanpak

Na akkoord zal de eerste stap bestaan uit het in detail inzichtelijk maken van de financiële stromen ten aanzien van de instemmingsbesluiten ten aanzien van K&L binnen de afdeling SB. Dit kan in de maand oktober 2021 worden opgepakt. In de maanden november en december 2021 kunnen de uitkomsten hiervan in relatie tot de K&L-werkzaamheden binnen de afdeling SB worden geanalyseerd. In de maanden januari en februari 2022 kunnen op basis hiervan voorstellen om de opbrengsten te kunnen verhogen worden uitgewerkt, waarna in maart 2022 een eindrapportage kan worden opgesteld en als input kan dienen voor de afwegingen bij de voor- en najaarsnota 2022.

Middelen
De benodigde middelen voor dit onderzoek zijn:

  • Inzet financieel medewerker
  • Inzet K&L-specialist

In totaal geraamd op N20.

8. Stofkam

Terug naar navigatie - 8. Stofkam

Context
De begroting bevat jaarlijks zo’n € 220 mln. aan lasten en baten. Dit bedrag is verdeeld over ruim 500 kostenplaatsen en nog is verder gespecificeerd door het gebruik van kostensoorten. In de variant kostenplaats/kostensoort is de verdeling van de begroting over ruim 1.800 unieke combinaties verdeeld. Vanuit de analyse van de jaarrekeningen 2017 tot en met 2020 zijn of worden de terugkerende grotere verschillen reeds meegenomen in de P&C-cyclus. Daarnaast zijn er ook jaarlijks kleinere over- en onderschrijdingen binnen de begroting. Door de beperkte omvang van deze verschillen kunnen deze wegvallen in het grotere geheel, maar maken mogelijk wel een substantieel deel uit van het resultaat van de jaarrekening. In de voorbije jaren is ook gebleken dat het jaarrekeningsaldo stelselmatig positiever is dan het geprognosticeerd resultaat bij de najaarsnota. Om deze reden is het ook goed om periodiek onderzoek te doen naar de budgetuitputting op detailniveau, zodat de begroting een realistisch beeld geeft van de werkelijk te verwachten lasten en baten. Hiermee kan ook voorkomen worden dat bezuinigingen moeten worden doorgevoerd die achteraf niet nodig bleken te zijn.

Onderzoeksvraag
Op welke combinatie van kostenplaats/kostensoort is in de voorbije 4 jaar structureel of incidenteel een afwijking geweest groter dan € 5.000 welke verwerkt dient te worden in de meerjarenraming?

Randvoorwaarden onderzoek
De belangrijkste randvoorwaarde is de beschikbare capaciteit binnen zowel de afdeling Financiën als binnen de vakafdelingen.

Planning / plan van aanpak
Allereerst zal een cijfermatige detailanalyse gemaakt moeten worden. Deze analyse zal in de zomer van 2021 worden opgesteld door de afdeling Financiën. In de maanden september 2021 tot en met maart 2022 zullen er, op basis van deze analyse, gesprekken plaats vinden met iedere budgethouder en zal de analyse geduid worden. In de maanden april en mei 2022 zal een eindrapportage opgesteld worden welke allereerst gespiegeld zal worden aan de conceptresultaten uit de jaarrekening 2021 en daarna als input kan dienen voor de afwegingen bij de Begroting 2023.

Middelen
Procesbegeleiding: N25.

9. Vastgoed

Terug naar navigatie - 9. Vastgoed

Context
We bezitten en verhuren verschillende vastgoed panden. In de gemeentelijke begroting wordt op diverse plekken geld uitgegeven voor de instandhouding en het gebruik van vastgoed. Door te onderzoeken of we efficiënter kunnen omgaan met het vastgoed binnen gemeente, kunnen we mogelijk een besparing realiseren. Dit kan bijvoorbeeld door het ophogen van tarieven van verhuur (waar mogelijk en gewenst) of bijeenkomsten van de gemeente in gemeentelijke vastgoed houden, maar ook minder panden te huren panden of juist gezamenlijk gebruik te stimuleren.

Onderzoeksvraag
Realiseer een besparing van minimaal V120 in 2024 en V320 vanaf 2025 op vastgoed en facilitaire kosten, kijk hierbij met nadruk ook naar het samenvoegen van het werkplein in het gemeentehuis en het inrichten van Maria Daneelserf als zaal- en verhuurcentrum.

Randvoorwaarden onderzoek
Ga het gesprek aan met partners die gebruik maken van ons vastgoed en/of onderzoek of we op de begroting kunnen besparen op huisvestingskosten (gerelateerde). We sluiten hierbij aan op het Meerjarenperspectief Vastgoed (MPV) “Verder bouwen aan onze Maatschappelijke Voorzieningen”. Hierin is aan de hand van vier uitgangspunten ons beleid vormgegeven:

  1. Vastgoed ten dienste van Capelle;
  2. Financieel gezond vastgoed;
  3. Toekomstbestendig vastgoed;
  4. Goed georganiseerd vastgoed.

Vanuit deze uitgangspunten zijn in het MPV maatregelen benoemd om te komen tot optimalisatie van de gemeentelijke vastgoedportefeuille. Deze onderzoeksopdracht kan daar (gedeeltelijk) invulling aangeven:

  • Synergievoordeel via samenwerking; het sturen op multifunctioneel gebruik en het optimaliseren van het gebruik van onze eigen accommodaties
  • Optimalisatie vastgoedportefeuille via:
    • Verbetermogelijkheden exploitatie bij enkele reeds in oog springende panden te onderzoeken
    • Toekomstperspectief, met als alternatief dispositie, bij een enkel pand te verkennen.
    • Efficiënter gebruik door het aantal m2 terug te brengen;

De gemeente ziet haar vastgoed als middel om beleidsdoelen te realiseren. Vastgoed hebben is geen doel op zich. We bekijken of het vastgoed en het gebruik voldoende bij het doel past. Anders gezegd is er evenwicht in de vraag en het aanbod.

We moeten ons realiseren dat het soms noodzakelijk kan zijn eerst te investeren in bestaande huisvesting voordat een besparing te realiseren is.
Het is niet wenselijk om huren te verhogen die via een verhoging van subsidie niet leiden tot een daadwerkelijk besparing.

Planning / plan van aanpak
Onderzoek het gebruik van vastgoed en of alternatieve/ gecombineerde huisvesting mogelijk is. Dit binnen de eigen en gelieerde organisaties die een effect op de begroting van de gemeente hebben. Realiseer in 2024 V120 en vanaf 2025 V320 structureel.
Mutaties in vastgoed hebben vaak een lange tijdshorizon. Veelal zitten en (ver)huur contracten op vastgoed en moet er gezocht worden naar alternatieven en zitten er afhankelijkheden in. De projectgroep strategische huisvesting is reeds gestart en zal in 2022 met een concreet voorstel komen aangaande de lange termijnhuisvesting qua werkplekvisie van de gemeente.
Borg de afspraken in de ter herijken kaderdocumenten van Vastgoed.

Middelen
Vooralsnog geen aanvullende middelen nodig.

10. Wmo

Terug naar navigatie - 10. Wmo

Context
Net als bijna alle Nederlandse gemeenten heeft Capelle aan den IJssel te maken met sterk stijgende uitgaven voor de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). Er wordt een groter beroep gedaan op de Wmo als gevolg van de toenemende vergrijzing van onze bevolking en vanwege de afbouw van intramurale zorgvoorzieningen. Daarnaast zorgen de invoering van het abonnementstarief en de AmvB Reële Tarieven voor een toename in het gebruik van voorzieningen en een stijging van de kosten van die voorzieningen. (Vanuit het rijk wordt vooralsnog onvoldoende compensatie voor deze toenemende kosten aan gemeenten beschikbaar gesteld)

Het is van belang dat ieder inwoner van Capelle die dat nodig heeft, passende ondersteuning ontvangt. (Dat is en blijft vanzelfsprekend voorop staan). Desalniettemin is het van belang dat de stijgende kosten van de Wmo zoveel mogelijk beheerst worden om de gemeentelijke begroting niet verder onder druk te zetten.

Onderzoeksvraag
Voorgesteld wordt om met ondersteuning van een extern bureau te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de inwoners passend te blijven ondersteunen en tegelijkertijd de (stijging van de) uitgaven van de Wmo verder te beheersen en waar mogelijk terug te brengen. Ook als dat betekent dat de randen van de wet moeten worden opgezocht.

In ieder geval zal onderzoek gedaan worden naar:

  1. Het omzetten van maatwerkvoorzieningen naar voorliggende algemene voorzieningen en /of het creëren van nieuwe voorliggende algemene voorzieningen. Dit heeft al langere tijd de aandacht en we willen hier een verdere verdieping in aanbrengen. Doel hiervan is dat minder aanspraak gemaakt wordt op Wmo- maatwerkvoorzieningen. Hierbij kan gedacht worden aan het instellen van was- en strijkservice, een open inloop voor dementie/subsidieverstrekking i.p.v. verstrekking maatwerkvoorzieningen en mogelijk ook het creëren van een algemene voorziening voor huishoudelijke hulp;
  2. Het eventueel anders inkopen van maatwerkvoorzieningen in combinatie met voorliggende voorzieningen (bijvoorbeeld met een taakgerichte opdracht en populatiebekostiging) waardoor voor aanbieders een natuurlijke prikkel ontstaat om niet nodeloos zwaardere vormen van ondersteuning in te zetten en de kosten te beheersen;
  3. Het efficiënter inzetten van vervoersvoorzieningen bijvoorbeeld door:
    1. maximeren aantal ritten collectief aanvullend vervoer (vervoersbehoefte vaststellen in frequentie per jaar + 10%);
    2. instellen van opstapplaatsen bij gebruik leerlingenvervoer (niet afhalen bij eigen woning), dit is mogelijk wel een gevoelige maatregel;
  4. Invoeren eigen bijdrage op woonvoorzieningen, woningaanpassingen, vervoersvoorzieningen;
  5. Algemeen gebruikelijk stellen (niet meer indiceren) van losse douchestoel tot 130 kilogram (nu reeds tot 100 kg) en losse toiletstoel (zelf aan te schaffen in reguliere handel door cliënt);
  6. Wat zijn de opbrengsten van de inzet van een toezichthouder rechtmatigheid WMO op de korte en op lange termijn?


Planning
Het onderzoek valt uiteen in twee fasen:
Fase 1: onderzoek naar en inventarisatie van beheersingsmaatregelen - (oktober 2021 – februari 2022)
Fase 2: selectie maatregelen pakket en opstellen plan van aanpak - (februari 2022- mei 2022)

Middelen
N50 (extern onderzoek) en N75 (projectleiding opstellen plan van aanpak).